Menu

Premium

Preekschets Jozua 1:2 – Epifanie

Jozua 1:2

Epifanie

Mozes, mijn dienstknecht is dood.
Nu dan, sta op,
trek over de Jordaan hier.

Schriftlezing: Jozua 1

Uitleg

Tussen de Thora en de profeten stroomt de Jordaan. De beloftevolle weg die het volk ging vanuit Egypte, het doodsland, naar het land van belofte is geëindigd in de dood van Mozes. In Deuteronomium 34:8 horen we: ‘En de kinderen van Israël beweenden Mozes in de velden van Moab dertig dagen lang, totdat de dagen van de rouwklacht over Mozes ten einde waren.’ En waar de boeken van de Thora eindigen, daarmee begint het profetenboek Jozua: met de dood van Mozes. Het vormt in de eerste vijf verzen het kader waarbinnen Jozua ter sprake wordt gebracht.

Het ‘en het geschiedde’ waarmee het boek opent, kondigt een nieuwe tijd aan. Wat werd aangekondigd in de Thora krijgt in het boek Jozua een profetische dimensie. De weg die beloftevol werd ingezet, zet zich door. Het houdt niet op bij de dood van Mozes. De Jordaan is in zicht, als markering van het begin van een nieuwe tijd. Het overtrekken van de Jordaan immers functioneert als inauguratie van het wonen in het land (Deut. 12:10). In dit boek gaat het niet om een verslag van de verovering van het land, hier krijgt op liturgische wijze het ontheemde mensenvolk grond onder de voeten. Echter, het land waarin de vrede zal kunnen opbloeien, is niet te nemen. Daarop valt direct in het eerste hoofdstuk van dit boek alle nadruk. Dit land wordt je gegeven! Na de aankondiging van de dood van Mozes (vs. 2) wordt Jozua (en in Jozua heel het volk) gesommeerd op te staan, de Jordaan over te trekken naar het land ‘dat ik het volk van Israël zal geven’. Bij elke voetstap die Jozua met het volk in dat land zal zetten, zal hij zich dat te binnen moeten brengen (vs. 3). En hoe zal dat land er dan uitzien? Het zal lijken op de tuin van Genesis 2 en metaforisch gesproken op het nieuwe Jeruzalem van de Openbaring van Johannes (Openb. 21).

Vanuit de benauwdheid van Egypte is daar ruimte in overvloed (vs. 4). Het is een metafoor voor heel de wereld. Dat de wereld maar land van belofte wordt! Maar hoe vind je de weg naar dat land en de weg in dat land? Je zult de Thora nodig hebben, de Weisung van Mozes. Het ‘wees sterk en standvastig’ (vs. 6) heeft betrekking op het bewaren en doen van deze Thora. Daar komt het wel op aan. Zonder die Thora raak je meteen de weg kwijt en wordt een liturgische intocht tot een militaire annexatie. ‘Het boek van deze Tora wijke niet uit jouw mond, maar overpeins het dag en nacht opdat je hem bewaart en dus doet’ vormt de omlijstingvan deze dringende aanspraak. Jozua, heel het volk, zal moeten worden als die rechtvaardige uit Psalm 1. Dan komt land van belofte in zicht. En zoals aan Mozes de naam werd bekendgemaakt, zo nu ook aan Jozua in het ‘Ik zal jou niet begeven en je niet verlaten’. Het wordt hier ook literair weer aangegeven als kader waarin de Thora ter sprake wordt gebracht (vs. 5 en vs. 9).

De voorhoede wordt gevormd door de stammen Ruben, Gad en half Manasse. Het verhaal gaat dat het ‘Overjordaanse’ in de Mozesperiode reeds veroverd is en Mozes deze voorhoede daar hun plaats heeft aangewezen (Deut. 3:18-20). Een motief dat later in het verhaal nog een rol zal gaan spelen (Deut. 22). Zij moeten duidelijk maken dat het land pas echt in zicht komt als de Jordaan is gepasseerd. Rust is er pas als heel het volk rust heeft (vs. 15). Dit verhaal gaat over héél het land dat voor héél het volk zal zijn. De grondtoon is gezet: ‘… binnen drie dagen zullen jullie de Jordaan hier overtrekken om het land in te komen en het te verwerven, dat jhwh, jullie God, jullie geeft om het te verwerven’ (vs. 11). Het volk neemt wat het gegeven wordt: goddelijke landgave en menselijke landname. In die volgorde.

Aanwijzingen voor de prediking

Inzet van de prediking zou de vraag kunnen zijn: is er leven na de dood van Mozes? Aan zijn veelbelovende gang vanuit de benauwdheid van Egypte naar het land van de belofte is een einde gekomen. Thora eindigt in rouw. Nota bene die boeken van Mozes die de kern vormen van heel de Bijbel eindigen bij de grens van het land in de dood van Mozes. Zo staat Mozes in één lijn met de vaderen die ook allemaal stuk voor stuk stierven vóór de vervulling van de belofte van het land.

In dit motief licht veel op. Onze vragen ten aanzien van het Rijk dat is aangezegd. ‘Wordt dat nog wat met dat koninkrijk van u?’, om parafraserend met Gerard Reve te spreken. Ook dit veelbelovende project lijkt in de dood te eindigen. Onwillekeurig kunnen we denken aan de beroemde woorden van Martin Luther King in 1968, een dag voor zijn dood: ‘Hij heeft mij toegestaan de berg te beklimmen. En ik heb van de berg neergekeken en heb het land van belofte gezien (…). Ik ben voor geen mens bang. Mijn ogen hebben de glorie van de komst van de Heer gezien (…).’ Nog steeds worden er kleine Martin Luther Kings vermoord. Waar lopen al die veelbelovende projecten op uit?

Maar dan is daar dat begin van Jozua 1: ‘En het geschiedde na de dood van Mozes.’! Na die dood is daar het woord van de levende Heer die Jozua sommeert op te staan. Epifanie is klein-Pasen, zouden we kunnen zeggen. De profetenafdeling van Tenach begint met dit woord van Godswege. Waar wij enkel de doodlopende weg van Mozes zien, licht in dit woord nieuwe toekomst op. Er moet opnieuw door het water getrokken worden. De Jordaan markeert de grens naar het land van de toekomst. Terwijl de rouwklacht van Deuternomium nog naklinkt, is daar de stem van Israëls God die niet loslaat het werk dat Hij begon. Het gaat door. Zelfs de dood van Mozes staat dit niet in de weg. Pure opstandingsgeschiedenis is het. Daarom is ook als epistellezing gekozen voor Hebreeën 12 waarin het gaat over de ‘voleinder van het geloof’.

Maar om niet bij de pakken te gaan neerzitten hebben we wel steeds weer die Thora nodig. Mozes’ woord is niet dood, maar wil gedacht worden in de weg die wij gaan. Het zal dag en nacht overpeinsd moeten worden opdat wij die stem niet vergeten. En bij elke stap die wij zetten ons te binnen brengen dat het land van de toekomst niet een land is om te nemen, maar een land dat ons wordt gegeven. De toekomst als geschenk.

Liturgische aanwijzingen

Schriftlezingen: Deuteronomium 34:1-9; Hebreeën 12:1-4. Liederen: Gezang 28, 290 (LvdK); Gezang 167 (‘De toekomst is al gaande…’, Tt).

Geraadpleegde literatuur

K.A. Deurloo, Jozua. Verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen 1981.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken