Preekschets Leviticus 24:14
Een zondag in de zomer
Breng degene die gevloekt heeft buiten het kamp. Allen die het gehoord hebben, moeten hun hand op zijn hoofd leggen en hij moet door de voltallige gemeenschap gestenigd worden.
- Bijbellezing: Leviticus 24:10-23
- Preektekst: Leviticus 24:14
- Overige lezingen: voor een lezing uit het Nieuwe Testament zijn twee opties: als je vooral aandacht wilt besteden aan het principe van ‘oog-om-oog’ en de manier waarop Jezus dat ter sprake brengt, zou Mattheüs 5:17-48 mogelijk zijn. Wanneer meer wordt ingezoomd op het goed gebruiken van Gods naam en hoe Jezus beschuldigingen van godslastering weerspreekt, ligt Johannes 10:22-39 voor de hand.
- Thema: Gods naam en ons leven
Liturgisch kader
Voor deze zondag in de zomer een tekst uit het misschien wel minst gelezen Bijbelboek: Leviticus. Heiligheid is het centrale thema in dit boek. In het gekozen tekstgedeelte gaat het om de heiligheid van Gods naam. Liederen die hierbij passen zijn (delen uit) Psalm 99, 105 of 145, waar de naam van God bezongen wordt en waar duidelijk wordt, hoe heilig die naam is. De naam van God vraagt om aanbidding, dat komt tot uiting in Opwekking 4: Zijn naam is wonderbaar. Een gebed om het juiste gebruik van Gods naam is het lied: Leer ons de letters spellen (Zangen van zoeken en zien 560).
Uitleg
In het Bijbelboek Leviticus komen twee narratieve gedeelten voor. Na Leviticus 10 is dit het tweede. Het laat misschien wel iets zien van het ontstaan van de wetten in de Thora. Er dient zich een casus aan, die nog niet eerder aan de orde is geweest: een half-Israëliet vervloekt de naam van God. Wat moet hiermee gebeuren? De verhalende verzen (10-14 en 23) worden onderbroken door een aantal regels die deels wel en deels niet betrekking hebben op het gebeurde (15-22). Dit verhaal staat in de bredere context van Leviticus 17-27, waar heiligheid vooral praktisch wordt uitgewerkt, niet langer alleen voor de priesters maar voor het hele volk.
Wat is de nieuwswaarde van dit gedeelte? Het was toch al duidelijk, dat er een verbod was op het misbruiken van de naam van God (Exodus 20:7)? En in Leviticus zelf wordt het vervloeken van vader en moeder al bestraft met de doodstraf (Leviticus 20:9), dan toch zeker het vervloeken van Gods naam! En overigens waren de priesters op dit punt ook al gewaarschuwd (Leviticus 22:32). Punt is hier de afkomst van degene, die Gods naam vervloekt. Het betreft iemand, die geboren is uit een Israëlitische moeder en een Egyptische vader. Nadat deze man tijdens een gevecht Gods naam lastert, wordt hij aan Mozes voorgeleid. De omstanders voelen aan dat hier iets gebeurt, dat niet kan. Tegelijkertijd doet Mozes niet direct een uitspraak, maar wacht hij op een uitspraak van God. Blijkbaar is ook Mozes niet zeker van deze zaak. Dan blijkt dat God geen onderscheid maakt tussen mensen van Israëlitische of niet- of half-Israëlitische afkomst.
De tussenliggende verzen (15-22) vertonen een chiastische stijl, waarvan 19-20 het centrum vormen (Wenham, 311). Hiermee komt het principe oog-om-oog (lex talionis), dat al eerder in de Thora aan de orde was gekomen (Exodus 21:23-25), centraal te staan. De lex talionis is nooit bedoeld om letterlijk uit te voeren. Het ging meestal om een geldelijke vergoeding, die in verhouding moest staan ten opzichte van het aangedane leed. Op die manier werd mateloze vergeving en buitensporige vergelding voorkomen (Sacks, 321). Enige uitzondering is in het geval van een dodelijk slachtoffer. Dan is de enig passende straf de doodstraf. Waar dit voor ons wellicht als wreed en barbaars overkomt, is het voor een samenleving, die getekend wordt door bloedwraak een zegen (vergelijk Genesis 4:23-24; Barnard, 117). Zoals een leven niet vergoed kan worden, zo geldt dat ook voor de naam van God. Het lasteren van de naam is de naam fixeren. Het grote geheim van God maken tot een begrip dat hanteerbaar is en gebruikt kan worden voor eigen voordeel (Barnard, 121v). De geboden steniging laat een doodsmonument achter als ultieme vorm van afschrikking.
Toch is het wel merkwaardig dat naar aanleiding van de vloek van de half-Israëliet de lex talionis ter sprake komt. Waarom dit ‘uitstapje’? Waarom volgt er een regel over zondigen tegen mensen en dieren, terwijl er sprake is van een zonde tegen (de naam van) God? Sacks wijst erop dat chronologisch gezien het slot van Leviticus 24 achteraankomt. Leviticus 25-27 moeten eerder, voor de bouw van de tabernakel, geplaatst worden. Als dat waar is, laat dit afsluitende, verhalende deel zien, hoe het overschrijden van grenzen tot steeds grotere chaos leidt (Sacks, 324). Het begint er al mee, dat een Israëlitische vrouw een kind heeft bij een Egyptische man. Aangezien het gaat om iemand die bij de uittocht al volwassen was (Leviticus 24:10), moet dit kind al in Egypte geboren zijn. Een kind van de onderdrukkers! De volgende grens die overschreden wordt, is het fysieke geweld tijdens het gevecht. En opnieuw wordt een grens overschreden als de naam van God ontwijd wordt. Door nu ook te beginnen over regels over letsel, moord en dierenleed, wordt duidelijk hoe sacraal en seculier, spiritueel en fysiek, overtredingen tegen God en overtredingen tegen mens en dier onlosmakelijk verbonden zijn. Heilige orde en sociale orde gaan samen. Dat is dan het slotakkoord van Leviticus. Of in de woorden van Sacks: “Wat begint met het onteren van God, eindigt met het ontheiligen van mensen” (Sacks, 325). Godslastering is schadelijk voor de samenleving, omdat daarmee het heilige ontheiligd wordt.
Nog even over die merkwaardige opdracht aan de getuigen om hun hand op het hoofd van de schuldige te leggen. Wordt daarmee uitgedrukt dat de getuigen medeschuldig zijn door het aanhoren van de lastering en dragen ze die schuld daarmee over op de man die gevloekt heeft (zo Wenham, 311) of wijzen ze daarmee de schuldige aan en wordt duidelijk gemaakt dat zijn actie allen raakt (zo Sacks, 325)? Omdat alleen hier geboden wordt om de handen op het hoofd van een zondaar te leggen voor zijn doodstraf, is het gissen naar de precieze betekenis. Dat je schuldig zou zijn aan het aanhoren van een vloek, lijkt vergezocht. Het ligt daarom meer voor de hand om te denken aan het idee dat godslastering schadelijk is voor de samenleving. De taal is ontwijd. Gods naam is misbruikt als wapen in een gevecht. Buiten het kamp, buitengesloten uit de gemeenschap, moet de schuldige gedood worden.
Aanwijzingen voor de prediking
Dit gedeelte kan goed gebruikt worden om het derde gebod aan de orde te stellen. Een vloek zal door hoorders heel verschillend beleefd worden: de een wordt erdoor geraakt, de ander hoort het al niet eens meer. Dat maakt ook dat hoorders dit gedeelte verschillend zullen beleven, maar voor bijna iedereen zal gelden, dat de doodstraf als reactie op een vloek in het heetst van een gevecht wreed en aanstootgevend overkomt. In de preek zal aan dat culturele verschil aandacht gegeven moeten worden. Helpend kan dan de gedachte zijn dat een vloek niet zozeer God schaadt, maar de samenleving. Dat laat zien, hoe ingrijpend misbruik van de naam van God is.
Qua opbouw van de preek zou een narratieve insteek kunnen helpen om zowel aandacht te geven aan de andere context als aan de weerstand, die de geboden doodstraf oproept. De preek zou dan kunnen kruipen in de huid van een omstander, bijvoorbeeld iemand die zijn hand op het hoofd van de man moet leggen.
Voor het uitwerken van de gedachte dat het overschrijden van grenzen leidt tot meer chaos kan het boek ‘Ik verbind u door’ van Vonne van der Meer goede aanknopingspunten bieden. Zij beschrijft hoe ’s morgens iemand met z’n verkeerde been uit bed stapt en ’s avonds wordt er iemand vermoord. Van het ene kwaad komt het nog ergere kwaad. Een andere suggestie is om in de preek te verkennen hoe het gebruik van Gods naam in het Nieuwe Testament een plek krijgt, via Johannes 10. Nota bene Jezus wordt beschuldigd van godslastering. Hij die als enige de naam heiligt en juist orde komt scheppen in de ontstane chaos. Jezus die ook de lex talionis niet komt afschaffen, maar juist lijkt aan te scherpen en daarom ook buiten de gemeenschap wordt gestoten. Via dat verhaal uit het Nieuwe Testament kan ook aandacht gevraagd worden voor de idee dat het juiste gebruik van Gods naam tot ons leven leidt. De rollen worden bij Jezus omgedraaid: niet langer leggen de getuigen de hand op het hoofd van de schuldige, maar de schuldigen leggen de hand op het hoofd van de getuige, Jezus.
Ideeën voor kinderen en jongeren
Dit gedeelte raakt aan het derde gebod. Over de tien geboden heeft Jeroen Sytsma goed bruikbaar materiaal gemaakt voor kindermomenten: http://www.jeroensytsma.nl/index.php/kidsmomenten/overzicht-kidsmomenten
Met enige aanpassing zijn daar ook ideeën te vinden die met jongeren gebruikt kunnen worden.
Deze preekschets is geschreven door Marinus Beute.
Geraadpleegd
- Willem Barnard, Een winter met Leviticus, Zoetermeer 2006, 117-123.
- Jonathan Sacks, Leviticus; Boek van het heilige, Verbond en dialoog – Joodse lezing van de Tora, Middelburg 2020.
- Gordon J. Wenham, The Book of Leviticus, The International Commentary on the Old Testament, Grand Rapids 1979.
.