Preekschets Lucas 7:47
Lucas 7:47
Vierde zondag na Epifanie
‘Daarom zeg ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’
Schriftlezing: Lucas 7:36-50
Het eigene van de zondag
In de tijd van Epifanie klinkt steeds de vraag: wie is Jezus, wie is Hij binnen en vanuit zijn volk Israël? Het antwoord ontvouwt zich in evangelieverhalen van roeping en genezing, leergesprek en vergeving.
Uitleg
De perikoop staat in hoofdstuk 7 in de samenhang van de vraag wie Jezus is. ‘Een profeet is opgewekt!’, roepen de mensen in Naïn (vs. 16) als een ‘eniggeboren zoon’ is opgewekt. In het midden van het hoofdstuk staat het gesprek met en over Johannes de Doper, ‘meer dan een profeet’ volgens Jezus (vs. 26). In ons verhaal horen we de farizeeër in zichzelf zeggen: ‘Als deze een profeet was…’ (vs. 39). Wat dan zou moeten volgen, vertelt het verhaal in een leergesprek. De farizeeër blijkt niet toevallig ‘Simon’ te heten, afgeleid van het werkwoord sh-m-a, ‘horen’: hij nodigt Jezus uit voor een soort intercollegiaal beraad aan tafel; hij erkent Jezus als leraar/rabbi (vs. 40) en wil wel naar hem horen. Daarmee krijgt het verhaal van meet af aan een positieve ondertoon.
Het valt op hoeveel beweging er in het begin is: zes hoofdwerkwoorden vol actie, waarvan vier uitgevoerd door de vrouw (vs. 38), die opeens opduikt en het tafelgesprek onderbreekt. Dan valt de actie stil (!) in een gesprek: negen keer een vorm van het werkwoord ‘zeggen’.
Ook vallen de tegenstellingen in het verhaal op: gevestigde mannen die ‘binnen’ zijn tegenover een vrouw die niets te verliezen heeft; zij komt van buiten naar binnen, breekt als het ware in. Jezus lijkt die beweging over te nemen: de farizeeër en zij die aanliggen zeggen iets ‘in zichzelf (vs. 39 en 49), Jezus brengt dit naar buiten door het gesprek aan te gaan, op een open, collegiale manier: door via een gebruikelijke casusbespreking te verhelderen wat er geschied is.
Jezus doet dat door Simon uit te nodigen om als het ware te kijken met nieuwe ogen: ‘zie je deze vrouw?’ (vs. 44). Simon zag haar alleen als zondaar, een bedreiging dus voor zijn reinheid; hij kon daarom haar aanraking alleen maar erotisch interpreteren. Jezus ziet haar aanraking als zijn eigen aanraking van de dode zoon (vs. 14): als een verlangen naar leven. Hij ziet in de vrouw het verlangen naar een nieuw begin; hij kan haar daden als ‘liefhebben’ benoemen. Jezus dynamiseert het begrip ‘zonde’: geen blijvend stempel, geen zijnscategorie, maar een tijdelijke situatie die vraagt om verandering; Jos de Heer wijst er terecht op dat het woord ‘zonde’ bij Lucas alleen voorkomt in combinatie met het woord ‘vergeven’ (deel 1 van zijn trilogie [zie bij 26 januari], blz. 162, n. 25). Jezus snijdt daarmee alle speculaties over de aard van de zonden van deze vrouw af (dat had de uitleggeschiedenis van deze tekst aanmerkelijk bekort.). Er komt beweging in de zonde door ‘genade’: dat woord valt als werkwoord in de kleine gelijkenis (vs. 42) en wordt herhaald door Simon (vs. 43), en met dat woord trekt Jezus zijn conclusie: ‘Om die genade.’ (vs. 47; jammer dat de meeste vertalingen dat verband onzichtbaar maken).
Uiteindelijk blijven er twee levenswoorden over: liefde en geloof. Liefde is een genadegave, de vrucht van een mens die weet te leven van vergeving; dat gaat zelfs zover dat Jezus concludeert: wie weinig vergeven wordt heeft ook weinig lief. En geloof is geloofsvertrouwen: zich niet neerleggen bij hoe het is, maar een actieve zoektocht naar nieuwe mogelijkheden, naar nieuw leven. Dat geloof bevrijdt een mens – en dat tekent Lucas nog drie keer uit de mond van Jezus op (8:48, 17:19 en 18:42).
‘Wie is deze.?’, beginnen de tafelgenoten in zichzelf te zeggen (vs. 49). Jezus en de vrouw hebben deze vraag samen beantwoord: de vrouw is begonnen (haar eerste actie in vs. 38), Jezus heeft haar beweging voltooid door met profetisch gezag te zeggen: ‘Ga de vrede binnen!’ (vs. 50; let op de accusatief van beweging).
Aanwijzingen voor de prediking
Wie dicht bij het thema van de maaltijd wil blijven, kan inzetten bij de heilzame onderbreking door de buitenstaander, die de als zondaar bekendstaande vrouw is. Hoe ga je om met een lastig iemand die inbreekt in je eigen comfortzone? Een bedelaar op straat, een lifter, iemand die je aandacht vraagt in de trein of die zomaar bij je aanbelt? Wanneer nodigen we mensen aan onze tafel?
Een andere mogelijkheid is het verkennen van het verband tussen zondenvergeving en liefde – ook een thema dat de tafelgemeenschap invult. Leven uit liefde is leven van vergeving. Wie zichzelf kent, weet van de eigen tekorten. De vrouw die centraal staat in het verhaal is alles kwijt, tot en met haar reputatie. Voor ons kan ze een ‘rolmodel’ worden: als een vrije (bevrijde) vrouw wandelt ze door alle conventies heen, omdat ze een geheeld mens is. Het is bevrijdend om met zachte ogen te kijken naar anderen en naar onszelf. Dat kan ons afleren om elkaar in beelden vast te zetten. Dat kan ons helpen om in elkaar Gods mogelijkheden te zien, om iemands geschiedenis vanuit Gods toekomst waar te nemen.
Dat alles is spiritueel en materieel tegelijk. De gelijkenis die Jezus vertelt gaat over een geldschuld, en de schuldenaar wordt ‘begenadigd’. Dat is in de werkelijkheid van de Bijbel geen topdowngebeuren, maar een daad van menselijke solidariteit: elke zeven jaar binnen de gemeenschap van Israël uit te voeren (Deut.
15:1 e.v.), zelfs dagelijks zevenmaal te doen, zegt Jezus tegen zijn leerlingen (Luc. 17:4), waarop de leerlingen begrijpelijkerwijze uitroepen: geef ons meer geloofsvertrouwen! Dit materiële is spiritueel, een daad van geloof die bevrijdt (vgl. vs. 50). Zowel de arme als de rijke wordt bevrijd tot een nieuwe saamhorigheid, die onze wereld meer dan ooit nodig heeft.
De tafel in de kerk brengt ons bij elkaar – ‘als zondaars’, klassiek gezegd; als mensen dus die weten van tragiek in het menselijk bestaan en van eigen falen, van grond onder de voeten die gegeven moet worden, in de genade die we nodig hebben van een andere kant. Dat hebben we gezamenlijk, dat beseffen we in de kring rond de tafel van Jezus. Ik beleef dat als een profetisch vergezicht – niet alleen maar de grote woorden van koninkrijk en nieuwe aarde, maar ook de kleine werkelijkheid van verzameld zijn rond Jezus als ons midden. Dan wordt het grote visioen werkelijkheid: dat we door te eten en te drinken ‘zijn lichaam’ worden, even, maar voorgoed gestalte van het koninkrijk op komst.
Liturgische aanwijzingen
Deuteronomium 15:1-5 maakt de basisstructuur van Israël in het nieuwe beloofde land duidelijk: alles is gegeven om het samen te gebruiken. De inwoners van Israël leven samen van de genade van de gave door de Eeuwige; dat maakt mild tegenover elkaar. Maria de Groot schreef bij het evangelieverhaal ‘Lied van de vrouw die Jezus’ voeten waste’; het is te vinden in Eva’s lied (deel 1, nr. 8), het is te zingen op de melodie van Gon Voorhoeve, die erbij staat afgedrukt, maar ook de melodie van Gezang 437 (Lvdk) is passend. Het lied ‘Wij zijn geroepen tot het feest’ gaat over maaltijd en liefde (ZG, deel 4, nr. 68). In Iona zingt men het lied ‘Neem mij aan zoals ik ben. / Zuiver uit wie ik kan zijn’ (Liederen & gebeden uit Iona & Glasgow, nr. 13). Huub Oosterhuis schreef de passende liederen ‘Dat wij volstromen met levensadem’ en ‘Delf mijn gezicht op’ (vl, resp. blz. 741 en 744).
Geraadpleegde literatuur
Naast de literatuur genoemd bij 26 januari noem ik het boekje van Joop Smit, Het verhaal van Lucas, Zoetermeer, 2009 (speciaal 59-73).