Menu

Premium

Preekschets Nehemia 8:9b

Nehemia 8:9b

Zesde zondag na Pinksteren

Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de wet hoorde.

Schriftlezing: Nehemia 8

Het eigene van de zondag

Een zondag in de zomer, zonder specifieke liturgische kenmerken. Op deze zondag staan we stil bij een hoofdstuk uit het boek Nehemia.

Uitleg

Het boek Nehemia vormt van oorsprong een eenheid met het boek Ezra en beschrijft de herbouw van de muren rondom Jeruzalem, nadat de ballingen onder de Perzische koning Kores hebben mogen terugkeren naar Israël. Nadat onder leiding van Ezra de herbouw van de tempel ter hand is genomen, mag de landvoogd Nehemia leiding geven aan het project van murenbouw. Het boek Nehemia is een verslag van de moeite die dat kost, de tegenstand die de ballingen ondervinden, maar ook van groeiende geestelijke eenheid en hoe met de herbouw van de muren ook gezocht wordt naar een herbouw van de geestelijke identiteit van het volk.

In hoofdstuk 7 valt te lezen hoe de bouw van de muren wordt voltooid en de deuren worden geplaatst. Een zeer belangrijke gebeurtenis voor de teruggekeerde ballingen. Een stad zonder muren en zonder poorten is ten dode opgeschreven. Die kent geen veiligheid, geen beschutting. Achter de nieuwe muren van Jeruzalem kan Israël veilig wonen, beschermd tegen indringers van buitenaf. Ook al is het nog steeds onder heerschappij van vreemde machthebbers en vormt het groepje teruggekeerde ballingen een kleine minderheid in een miniscule provincie in het immense, nu Perzische rijk.

Hoofdstuk 8, 9 en 10 vormen binnen het boek Nehemia een eenheid waarin het leven volgens de Thora centraal wordt gesteld. Waarschijnlijk maakte Nehemia 8 oorspronkelijk deel uit van het boek Ezra. Tussen het optreden van Ezra en Nehemia zit zo’n veertien jaar en het is onwaarschijnlijk dat Ezra zo lang heeft gewacht met het herintroduceren van de Thora.

Vers 1. Het initiatief voor de volksvergadering op deze Rosj Hasjana ligt bij het volk. Het vraagt naar de Thora. Er is honger naar het Woord. De samenkomst wordt niet in of bij de tempel gehouden, maar daarbuiten op het plein bij de Waterpoort. Niet de tempel, maar de Thora staat centraal.

Vers 2-5. Het hele volk wordt onderwezen in de Thora. Niet alleen mannen, ook vrouwen en kinderen voor zover ze het kunnen begrijpen. Zes tot zeven uur lang zijn de oren van het volk gericht op de wet. Ezra staat op een kansel met naast hem dertien vertegenwoordigers uit het volk. In totaal dus veertien mensen, twee keer zeven. Zij onderstrepen door hun aanwezigheid het belang van het gelezene en zullen zelf ook gedeelten hebben gelezen. Leken worden dus betrokken bij de studie van de Schrift.

Vers 6-8. In de beschrijving van deze samenkomst tekenen zich de contouren af van de latere liturgie in de synagoge. De Levieten lezen voor en geven uitleg bij het gelezene. Onduidelijk is of zij in het Aramees vertalen wat Ezra in het Hebreeuws leest, of dat zij de tekst lezen en toepassen (Targum). Hoe dan ook, het gelezene wordt uitgelegd en toegepast, zodat de Thora niet alleen gehoord, maar ook begrepen wordt en landt in het leven van Israël.

Vers 9-12. De reactie van het volk is opzienbarend. Het huilt bij het horen van de wet. Welk gedeelte uit de wet is gelezen, wordt niet verteld, waarom het volk precies huilt ook niet, maar dat laat zich raden. Het besef dringt door dat Israël de wet van zijn God niet heeft gehouden. Dat de muren van Jeruzalem zijn gevallen, vindt zijn oorzaak in het niet naleven van de Thora. Zo leidt deze samenkomst tot berouw. Tegenover dat verdriet roepen Nehemia, Ezra en de levieten het volk op tot vreugde. De vreugde van de Heer (gen. obj.) is zijn kracht. Niet het duister van het verleden en de schuld hebben het laatste woord, maar de vreugde van de Heer die een nieuw begin maakt. Zijn daden constitueren Israëls bestaan. Nieuwjaarsdag wordt daarmee daadwerkelijk een nieuw begin. En daarom moet er een vreugde zijn die gedeeld moet worden met anderen. Israël gehoorzaamt. Het verheugt zich in zijn God en deelt met wie niets heeft.

Vers 13-17. De volgende dag, als het volk weer aan het werk is, volgt een vergadering in kleiner verband. Priesters en levieten, maar ook leken komen samen voor studie van de Thora. Er is honger naar kennis en verdieping. Het nieuwe begin wordt gemarkeerd door de hernieuwde instelling van het Loofhuttenfeest (Ezra 3:1-4 en 2 Kron. 5-7). De schrijver trekt daarbij een parallel met de tijd van Jozua. Ook toen moest het beloofde land worden binnengetrokken. Het volk volgt eveneens hierin de Thora en woont zeven dagen in hutten. De benaming ‘ballingen’ wijst er op dat daarbij vooral aan de tocht door de woestijn is gedacht (Lev. 23:33-44). In de fonkelnieuwe stad neemt Israël zijn intrek in een hutje. De hemel moet zichtbaar blijven.

Vers 18. Ook tijdens dit feest staat de Thora centraal. Teken van een nieuwe toewijding aan het verbond en Gods woord.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Jeruzalem zonder muren is als Nederland zonder dijken, weerloos en open. Muren zijn nodig om vijanden buiten te houden en het goede te beschermen tegen het kwade. Letterlijk, maar ook figuurlijk. Het is het nodig dat er muren zijn, grenzen, wetten en regels en een overheid die het zwakke beschermt. Vrijheid, fatsoen, respect zijn muren die een samenleving beschermen tegen de chaos en de angst. Het zijn dijken waarachter je veilig kunt wonen. Als die muren breken, is er geen leven meer mogelijk. Als de Thora wordt voorgelezen en onderwezen, begint het volk te huilen. Omdat het hierdoor opeens inziet waarom Jeruzalem werd afgebroken, waarom het in ballingschap is gevoerd. Aan de val van de feitelijke muur ging de val van de geestelijke muren vooraf. Toen Israël zijn God verliet, holde het zijn eigen fundament uit. Zonder Thora is Israël weerloos. Voordat de nieuwe feitelijke muren worden ingezegend, wordt daarom eerst een geestelijk fundament gelegd. Het verbond wordt hernieuwd. Er is sprake van bekering. Een opwekking zou je het kunnen noemen. Er is een honger naar de Thora, naar onderwijzing. Het volk vraagt om het Woord en drinkt uit die bron. Als in een spiegel ziet Israël zichzelf. De kracht van een land en van een volk meet je niet af aan de dikte van zijn stadsmuren of aan zijn Bruto Nationaal Produkt, aan zijn bezit of aan zijn leger. Het gaat om de geestelijke muren. In een land waarin het Woord niet meer richtinggevend is, dreigen ook andere muren te vallen. De muren van veiligheid en fatsoen, de muren van liefde en ontferming. Die worden dan gesloopt, daar komen andere goden en andere machten. Dat geldt voor een land als geheel, maar dat geldt ook voor ieder mens. In de prediking kan de vraag aan de orde komen wat de muren zijn waar wij achter schuilen.

  • Jeruzalem herrijst uit de puinhoop en Israël wordt geconfronteerd met zijn schuld. Het ontdekt wie het is door lezing van het Woord. Dat Woord slaat diep in en bewerkt zo nieuw leven. Tegen de achtergrond van die schuld klinkt de oproep geen rouw maar vreugde te bedrijven. Niet een opgelegde vrolijkheid die het verleden verdringt, maar een diepe vreugde mag er zijn. De vreugde in de Heer is Israëls toevlucht, zijn trouw en grondeloze barmhartigheid. In de prediking kan worden uitgewerkt hoe een mens in het reine komt met zijn verleden. En wat dievreugde in de Heer betekent. Ook kan aan de orde komen waar het hem in zit dat wij dat Woord zo dikwijls als krachteloos en zouteloos ervaren.

  • De stad is fonkelnieuw, het cement nog amper droog, alles straalt van kracht: stenen huizen en een onneembare muur. En toch woont Israël niet daar, maar in rieten hutjes op straat, in de tuin, onder de blote hemel. Zeven dagen lang, net als in de woestijn. Dat heeft betekenis. Daarmee herinnert het zich de lange reis naar het beloofde land. Maar het loofhuttenfeest heeft ook een eschatologische dimensie: dit nieuwe Jeruzalem is prachtig, maar Israël blijft onderweg. Want het leeft nog steeds onder het juk van een vreemde koning. Het wacht op een andere stad, de stad waar God koning zal zijn. De christelijke gemeente doet hetzelfde als zij samenkomt in de kerk op zondag of het avondmaal viert. Dan neemt zij ook even plaats in een loofhut onder een open hemel en belijdt zij: hier ligt ons leven niet, we wachten op de stad die komt. De stad waarvan de twaalf poorten altijd open staan.

Liturgische aanwijzingen

Als nieuwtestamentische lezing valt te denken aan Openbaring 21:15-27 of Galaten 5:13-24.

Liederen: Psalm 62; 122; 130; Gezang 28; 265 (LvdK).

Gebruikte literatuur

H.G.M. Williamson, Ezra-Nehemiah(wbc), Dallas 1985; P. Schelling, Ezra/Nehemia, Kampen 1997.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken