Preekschets Openbaring 3:11
Openbaring 3:11
Tiende zondag na Pinksteren
Ik kom spoedig! Houd vast aan wat u hebt.
Schriftlezing: Openbaring 3:7-13
Het eigene van de zondag
Zie de vorige twee zondagen. Het is zomertijd, een wisselende gemeente dus. Vandaag hebben we alwéér een brief ontvangen. De voorganger en het gehoor worden opnieuw nieuwsgierig. Wat staat er nu nog voor nieuws in, wat we eventueel in vorige brieven nog niet hebben gehoord? Eigen aan deze brief (aan Filadelfia) zijn de kernwoorden: ‘de sleutel van een deur’ en ‘vasthouden wat je hebt’.
Uitleg
De auteur, de opgestane Heer, stelt zichzelf steeds voor met een van de eigenschappen die in hoofdstuk 1 alle tezamen worden genoemd. Maar deze brief is hierop een opvallende uitzondering. Nog een onderscheid: de inhoud van de brieven wordt bijna altijd gekenmerkt door lof en blaam. ‘Ik weet wat u doet,’ zegt Jezus. Alleen voor de gemeente van Smyrna (2:8vv.) en hier voor die van Pergamum is er louter lof.
In elke brief worden tegenstanders genoemd, ook in deze. De gemeente moet weerstand bieden. De eindbelofte begint in de brieven steeds met ‘wie overwint’, maar de inhoud ervan is heel verschillend. Allerlei fundamentele aspecten van strijd en overwinning van het leven van een christen/gemeente komen aan de orde.
‘De sleutel van David’ (vs. 7) waarvan Jezus de drager is, is een opmerkelijke verwijzing naar een onbekende persoon uit het Oude Testament. Zie Jesaja 22:22 waar God belooft de sleutel van het huis van David te geven aan Eljakim, de hofmeester van koning Hizkia. Sleutelbewaarder, hofmeester, poortwachter is een zeer intieme vertrouwensfunctie, nog steeds. Deze functie bekleedt Jezus dus, namens God. Het kernwoord ‘sleutel’ (kleis) komt in de Bijbel acht maal voor, waarvan vier maal in Openbaring. Christus is een sleutelfiguur geworden in het drama van de mensengeschiedenis: Hij opent en sluit de hemel en de onderwereld (Openb. 9:1; 20:1-3). De uitleg van de sleutel en de open of gesloten deur is wisselend: deze mensen hebben eenvoudig hun plicht gedaan, Gods Woord gehouden en zich trouw betoond. Daarom staat de deur van de Godsstad voor hen open, volgens Visser en Ouweneel. Het gaat om de eeuwige geldigheid van verlossing en van oordeel. Deze deur is dan eschatologisch te verstaan. Na hun dood gaan zij de Godsstad binnen. ‘Ik zie een poort wijd open staan.’
Een tweede mogelijkheid is: dit beeld van de ‘deur’ missionair te verstaan. Niet straks, maar in het concrete heden van de strijd van het christen-zijn. Deze ‘open deur’ – er is een missionair tijdschrift met die naam en er zijn Open-Deurdiensten met een evangeliserend karakter – is de gelegenheid tot het winnen van anderen. Er is een goed onthaal voor de boodschap.
Een derde mogelijkheid geeft Nieuwenhuis, die ik persoonlijk de interessantste vind. ‘Een deur opendoen’ was in de vroege kerk een veelbetekenend spreekwoord. Paulus gebruikt het nogal eens (1 Kor. 16:9; Kol. 4:3; Hand. 14:27). De deur openen was een messiaanse handeling, waardoor de Messias kon binnentreden in zijn rijk. De Mensenzoon die de deur opent, is de inrijpoort naar het nieuwe leven. In de toenmalige beschaving waarin poorten van steden vanzelfsprekend waren, was dat een glasheldere beeldspraak uit het alledaagse leven. De Messias is de deur zelf (Joh. 10:9). Het is heden en toekomst: het is het geloof in Christus zelf!
Over de stad Filadelfia geven de commentaren en de reisgidsen naar West-Anatolië genoeg informatie. Zie onder het huidige Alashehir en de website bijbelseplaatsen.nl.
Zoals in alle brieven zijn ook hier concrete tegenstanders: ‘Joden’ die zich zo noemen, maar het niet zijn; het zijn leugenaars die ‘bij Satan horen’ (vs. 9). Op welke mensen slaat dit krasse oordeel? We weten dat aan het eind van de eerste eeuw de verwijdering tussen de christelijke gemeente en de synagoge groter wordt (Soeting, 53-55). Maar Johannes is zelf een Jood en het boek Openbaring ademt Tenach. Dus Johannes spreekt als Jood die de Heer Jezus belijdt over zogenoemde Joden. Waarom heten zij ‘die zich Joden noemen en het niet zijn’? Omdat zij Jezus afwijzen en de gemeenteleden belasteren (vgl. 2:9)? Bij satan horen betekent in het boek Openbaring aan de kant van de tegenstander van God staan, wat tot uitdrukking komt in een levenswijze waarin men meedoet met heidense praktijken (keizerideologie, handel en wandel). Dat doet een echte Jood niet. Van namaak heb je altijd de meeste last. Maar Christus zal zorgen dat deze nep-Joden zich eerbiedig aan Hem zullen neerwerpen en erkennen dat Hij de gemeente heeft liefgehad (vs. 9).
Ten slotte: houd vast wat je hebt, opdat niemand je de krans van de overwinnaar ontneemt (vs. 11). Dit antieke beeld van de lauwerkrans is ook in onze tijd nu Olympische Spelen onze kranten en televisieprogramma’s vullen volstrekt duidelijk. Trainen, volhouden, het team bijeenhouden en doorgaan. Het is de grondhouding van de heiligen: volharding in de dagelijkse strijd van het gewone menszijn. De leden van die kleine, onaanzienlijke gemeente in Filadelfia zijn uiteindelijke winnaars van de grote wedloop van het geloof. Ze halen de finish dankzij de kracht die Jezus’ Geest hun geeft. Daaraan zullen zij zich vasthouden (Van Hartingsveld, Visser).
Aanwijzingen voor de prediking
Wie van beeldend preken houdt, kan met deze brief volop genieten. Er zijn drie mogelijkheden voor een beeld, een concreet plaatje: de brief, de deur met de sleutel en de lauwerkrans van de Olympische Spelen. Als de inleiding op de preek een aandacht trekkend, boeiend intro is, maakt het niet uit welk beeld de prediker kiest. Het zal dan in de preek zelf wel duidelijk worden wanneer de nadere uitleg en toepassing volgen.
Met het opnemen van de kwestie van de tegenstanders moet men oppassen. Wie worden precies met ‘zogenoemde Joden’ bedoeld? De verhouding tussen christelijke gemeente en synagoge werd in die tijd door verwijdering gekenmerkt. Anti-Joodse prediking en ‘catechese der verguizing’ hebben in de geschiedenis van de kerk verschrikkelijke dingen aangericht. Het gaat in deze brief om ‘Joden die zich zo noemen, maar het niet zijn’. Namaak dus, zoals er ook namaakchristenen zijn. Neemt men dit thema op, dan zal de nadruk moeten liggen op het vertrouwen op de hoede van de gemeente door Christus die zelf zijn tegenstanders zal overwinnen en op het trouw blijven aan Jezus’ gebod.
De prediker heeft genoeg mooie kansen: wat voor kerk zijn wij eigenlijk als we onszelf naast onze broeders en zusters in het kleine Filadelfia plaatsen? Zijn ook wij een trouwe gemeente die louter lof verdient? Hoe zit dat met de kerk wereldwijd? Delen we in de bemoediging van die open deur? Hier is alle ruimte op een of meerdere aspecten van die open deur in te gaan zowel voor het tijdelijke als voor het eeuwige leven. Er zullen zeker hoorders zijn die herinneringen hebben aan een uitvaartdienst van een geliefde met deze tekst en aan het lied ‘Ik zie een poort wijd open staan waardoor het licht komt stromen’.
Indringend wordt de brief als ons de vraag wordt voorgehouden of we een Open-Deurkerk zijn. Van het structurele van de gemeenschap is zeker ook een lijn te trekken naar het persoonlijke van ieder individu. Ben ik een open of een gesloten mens, christen, partner, collega, ouder? Christus belooft ons een open deur, Hij is dat immers zelf. Deze gave mag op ons allen door de kracht van de Geest zijn uitwerking hebben. Laat niemand de innerlijke of sociale barrières onderschatten die ons ertoe drijven de deur dicht te houden voor andere meningen, volken, vreemdelingen of emoties die ons niet passen. Christus zelf opent ons de deur van zijn heil en zijn gaven. Aan ons de oproep om achter Hem aan de goede poortwachter te zijn, de sleuteldrager die opent voor het goede en het kwade buitensluit.
Daarmee wordt de natuurlijke overgang gemaakt naar de situatie van Filadelfia, gelegen in een gebied van aardbevingen, seismische bronnen, een rijke handelsstad met een kleine, arme christelijke gemeente. ‘U heeft maar kleine kracht, weinig invloed’ (vs. 8). Dat is veelal de situatie van het christendom in een postchristelijke cultuur. Maar kleine kracht is wel kracht! Ook hier kan het structurele en het individuele beide besproken worden. Concrete voorbeelden uit het eigen gemeenteleven in de stad of het dorp waar men woont, versterkt de zeggingskracht van de tekst. Ook zogenaamd kleine acties van werelddiaconaat of zending kunnen hier genoemd worden. Bemoediging is de kern van deze perikoop, en dus van de preek.
Liturgische aanwijzingen
Lezing uit het Oude Testament: Jesaja 22:15-23, over de slechte en de goede sleutelfiguur. Liederen: Gezang 28; 120:1, 2, 3 (Lvdk); Lied 101 (ZG); Gezang 409 (EvLB).