Menu

None

Preses Trijnie Bouw: als een vis in het water

Blikvanger

Portret van Trijnie Bouw
Foto: Nienke van Denderen

Sinds 1 april is Trijnie Bouw voorzitter van de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland. Kees Posthumus sprak met haar over hoe ze omgaat met de ingewikkelde dossiers die daar op tafel liggen.

Trijnie Bouw leidde vaardig en daadkrachtig de beladen synodevergadering over de posities van kerkelijk werkers naar een besluit.

Wat maakt dat u een goede preses kunt zijn?

‘Ik kreeg er een talent voor. Dat bleek al in mijn eerste baan in het onderwijs, waar ik betrokken raakte bij beleidsvorming. Ik stelde vragen: waarom doen we het zo en kan het ook anders? Dat gebeurde ook in mijn werk als predikant, zowel in de gemeente als bovenplaatselijk.

Ik vind het leuk om groepen te begeleiden en vergaderingen voor te zitten. Om na te denken hoe we van A naar B komen, op een manier die de zaak dient én de onderlinge relaties goedhoudt. In mijn functie als preses voel ik mij dankzij dat talent als een vis in het water.’

In de jaren negentig interviewde ik voor Woord & Dienst hoogleraar ethiek Gerrit de Kruijf. Hij overleed in 2013. De Kruijf vertelde mij overtuigd te zijn van het talent van Trijnie Bouw. Hij zag in haar de toekomstige preses van de kerk. Maar een ernstig ongeluk heeft uw loopbaan jarenlang onderbroken.

‘Ik ben dankbaar dat ik zover heb kunnen herstellen van het hersenletsel. Dat was geen uitgemaakte zaak. Sommige mensen lagen drie weken in coma en herstelden daarna vrij snel. Bij mij leek het aanvankelijk mee te vallen, maar kreeg het een lange nasleep.

Sommige mensen houden een beperkt aantal klachten over, anderen blijven hun leven lang met ernstige klachten kampen. Wat altijd nodig is: geduld en lange duur. Op een dag zei ik tegen mijn man Wim: “Ik word gewoon niet meer de oude.”

Volgens mij riep Jezus vissers!

Pas toen ik dat aanvaardde, kon ik weer gaan opbouwen. Ik heb er veel van geleerd. Ben ik wat ik allemaal doe? Of ben ik wie en hoe ik ben? Vragen die ik mezelf vanuit mijn geloof stelde.’

Hoe ziet u uw taak als voorzitter?

‘Wij zijn een protestantse kerk die wordt geregeerd door de ambtelijke vergaderingen. Daar spreken we af hoe we de zaken regelen. Onze taak als moderamen is ervoor te zorgen dat de bestuurlijke processen om veranderingen door te voeren goed en netjes verlopen.’

In uw eerste synodevergadering als preses leidde u het gesprek over predikanten en kerkelijk werkers. De manier waarop kreeg een applaus van de synode.

‘Zolang ik als predikant in de kerk werk, vanaf 1998, is dit een terecht vraagstuk. Het was nodig en ik ben blij dat er een volwassen visie is op de samenwerking tussen predikanten en kerkelijk werkers. Vanwege de gevoeligheden en belangen is het niet zo gek dat het lang duurde.

We gaan de rechtspositie van predikant, pastor en kerkelijk werker gelijktrekken. Dat gaat de plaatselijke gemeente merken. De kerk kent voortaan één Dienaar des Woords: de predikant of de pastor, en daarnaast kerkelijk werkers.

Er is, in tegenstelling tot de Rooms-Katholieke Kerk, geen sprake van een hiërarchische verhouding. Oer-protestants, de een is niet meer dan de ander. Ik studeerde zelf met veel plezier academische theologie en was graag gepromoveerd. Maar je kunt toch niet zeggen dat Jezus alleen mij nodig heeft om in de kerk te werken? Volgens mij riep Hij vissers!’

Foto: Nienke van Denderen

De kerk worstelt al decennia met twee lastige thema’s: homoseksualiteit en vrouwen in het ambt. Wanneer houdt dat een keertje op?

‘In een brede kerk als de onze zullen deze discussies blijvend worden gevoerd. Er zal altijd spanning op blijven staan. Persoonlijk heb ik ervaren dat mijn weg als theoloog en voorganger anders is dan die van mannelijke collega’s, puur omdat ik een vrouw ben.

Ik zet mij ervoor in om die discussies respectvol te voeren. Niet vanuit de houding: jij bent zo ver nog niet. Alsof een andere opvatting iets te maken heeft met domheid. Je kunt elkaar wel bevragen. En, belangrijk, niet alleen praten over, maar praten met. Dat laatste zie ik steeds meer gebeuren. Het is geen abstracte discussie meer. Vrouwen laten van zich horen, er wordt gesproken met homoseksuele gelovigen.’

Intussen blijft hun bestaan onderwerp van gesprek, terwijl zij deel uitmaken van de kerk, het lichaam van Christus.

‘In debatten over vrouwen in het ambt bleek ik ineens een identiteitskwestie te zijn geworden in plaats van een gelovig mens. We moeten ons altijd realiseren dat het om mensen gaat. Het ís een identiteitskwestie, gemeenten onderscheiden zich op dit punt. Maar het gaat altijd om concrete mensen, die in geloof hun weg zoeken.

Dat besef leeft kerkbreed sterker dan veertig jaar geleden. Ik kom uit Putten op de Veluwe. In mijn jeugd bestond homoseksualiteit eigenlijk niet. Als ik nu bij mijn 90-jarige vader kom, staat in de agenda van het kerkblad een gesprekgroep voor homoseksuele kerkleden of hun ouders. Homoseksualiteit wordt openbaar erkend en niet langer verzwegen.

Ik bleek een identiteitskwestie te zijn geworden in plaats van een gelovig mens

Mijn vader is 90 jaar oud. Voor mijn ouders was het ongewoon dat ik predikant werd. Aan de andere kant waren ze supertrots op mij. Ook in hun eigen leven hebben ze deze spanning gevoeld. Dat leeft in veel gemeentes, ook in bondsgemeentes: de spanning tussen de liefde voor hun kinderen en waar ze altijd in geloofden.’

Foto: Nienke van Denderen

Hoe spelen uw eigen opvattingen een rol in het leiden van de synodevergadering?

‘Die laat ik vooral horen tijdens de voorbereiding. Zodra ik de vergadering leid, ben ik technisch voorzitter. Natuurlijk breng ik een persoonlijke noot in, over hoe we met elkaar kerk zijn en met elkaar vergaderen.

Tijdens de vergadering is de scriba er voor de inhoud en de preses voor het proces. Daar voel ik me prettig bij. Wel trekken we veel samen op en kunnen we elkaar vervangen. Laatst verving ik René de Reuver in de talkshow van Tijs van den Brink, over de Michaverklaring.’

Micha Nederland nam het initiatief tot een verklaring over de onverenigbaarheid van christelijk geloof en extreemrechtse politiek.

‘Wij reageren op concrete kwesties waarin barmhartigheid en gerechtigheid geschonden worden, zoals de afschaffing van de bed-, bad- en broodregeling. Dan verheffen we onze stem, vanuit betrokkenheid en dus geloofwaardig.

Veel gemeenteleden zijn betrokken bij vluchtelingenwerk. Vanuit het grondvlak weten we hoe maatregelen vanuit de overheid uitwerken voor de mensen waar het om gaat. Dat brengen wij landelijk voor het voetlicht.

Niet oordelen is het allermoeilijkste dat er is, maar Jezus zei het niet voor niets

In meer brede, politieke zin hebben wij als landelijke kerk geen directe rol. Het is de taak van elk kerklid, elke christen om zichzelf af te vragen wat zijn of haar persoonlijke roeping is ten aanzien van het maatschappelijke debat en de politieke overtuiging. Ook in lokale gemeenschappen wordt dat debat volop gevoerd. Predikanten kunnen hierin een rol spelen, als landelijke kerk gaan wij geen stemadvies geven. Het is absoluut geen gemakzucht als we afzien van een reactie, het is zoeken naar de juiste weg. Er is een spanning tussen aan de ene kant de roeping leiding te geven aan de geloofsgemeenschap en aan de andere kant je stem verheffen tegen onrecht.’

Lastig manoeuvreren, denk ik.

‘Als predikant stelde ik in de aanloop naar de verkiezingen tijdens de preek vragen en legde ik mijn eigen vragen in het midden. Wat betekenen de teksten uit de Schrift als wij straks in het stemhokje staan?

Daar kun je het samen over hebben, maar nooit in de zin van: als je op die partij stemt, mag je er niet meer bij horen. Het is niet aan mij, niet aan jou en zeker niet aan de synode om te zeggen: als jij dat doet, ben je geen goed christen.

Ik begon als predikant in Halsteren, Zuidwest-Brabant, vlak bij Vliegbasis Woensdrecht. In mijn gemeente waren mensen die op de vliegbasis werkten, én mensen die meeliepen in de demonstraties tegen kernwapens. Ik merkte hoe polariserend de discussie daarover had gewerkt. Ik onderscheid denkbeeld en gedrag.

Ik ken mensen met exact de juiste denkbeelden, die harkerig en denigrerend naar anderen zijn. Ik ken ook mensen die precies het tegenovergestelde zijn. Wat telt, is wat wij vanuit ons hart voor onze medemens doen.

De oude oma van mijn man woonde in Zaandam en beklaagde zich over buitenlanders in de buurt. Toen haar buitenlandse buurvrouw hulp nodig had, stond zij als eerste op de stoep. Jezus zelf zei: “Oordeelt niet, opdat je niet geoordeeld wordt.” Het is het allermoeilijkste dat er is, maar Hij zei het niet voor niets.’

Hoe blijft u, te midden van alle discussies, geestelijk op peil?

‘Ik mis het maken van een preek, voor mij telkens weer een bron van reflectie en inspiratie, resultaat van denken en schrijven, en creativiteit. Fantastisch werk! Ik zoek naar een alternatief. Als ik ’s morgens van huis naar het station loop, heb ik een podcast op, bijvoorbeeld Bidden Onderweg.

Hier op de dienstenorganisaties is een kapel, daar ga ik regelmatig even zitten. Als ik in huis ben, woon ik de wekelijkse kapelviering bij. Jaarlijks ga ik op retraite in de Paulusabdij in Oosterhout. In het begin volgde ik georganiseerde retraites. Nu maak ik met iemand ons eigen programma van stiltedagen. Na Pasen volgend jaar mag ik weer, dan is het hier relatief rustig.’

Kees Posthumus is kerkjournalist.


Samenwerking
Woord & Dienst 2024, nr. 11

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken