Schoftentuig!
Over ‘goddelozen’ als bijbels trefwoord
‘Laat de goddelozen te schande staan en verstommen in het dodenrijk’, zo lezen we in Psalm 31:18 in de Nieuwe Bijbelvertaling. En in de NBG-vertaling 1951 wordt de prachtige intieme Psalm 139 zelden in haar geheel voorgelezen, omdat de dichter in vers 19 plotseling uitroept: ‘O God, breng de goddeloze om!’ Over wie gaat dat? Wat is een goddeloze? Argeloze lezers kunnen gemakkelijk denken dat in deze teksten de ongelovigen dood worden gewenst. De psalmdichters zouden dan het beeld bevestigen dat het bijbelse geloof gevaarlijk intolerant is jegens andersdenkenden. Maar in het Hebreeuws wordt in beide geciteerde psalmverzen het woord rasja‘ gebruikt. Dat verwijst helemaal niet naar een ‘ongelovige’ of naar een ‘god-loze’ persoon. Het verwijst naar een boosdoener, iemand die kwaadaardig handelt – een hufter, om in de termen van dit blad te spreken.