Sociale zekerheid en diaconale organisaties
Voor de relatie tussen kerken en overheden bestaat geen blauwdruk. In iedere tijd moeten kerken een eigen, al of niet passende verhouding vinden tot de overheid. Het diaconale werk speelt een belangrijke rol in het positioneren van kerken ten opzichte van de overheid.
In sommige landen, zoals in Duitsland, de Scandinavische landen en in zekere zin ook in het Verenigd Koninkrijk, werken diaconieën en diaconale organisaties constructief samen met de overheid. Met belastinggeld financiert de overheid diaconale organisaties die zich inzetten voor de zorg aan zieken, mensen met beperkingen, jongeren, vluchtelingen en mensen die dakloos zijn. In veel Oost-Europese landen daarentegen zijn kerken geen formele samenwerkingspartner van de overheid voor wat betreft de zorgverlening in de samenleving.
Scheiding kerk en staat
Opmerkelijk is er in Nederland, dat toch veel overeenkomsten heeft met Duitsland en de Scandinavische landen, nauwelijks sprake van samenwerking. Vaak wordt in dat verband gewezen op de strikte scheiding tussen kerk en staat. Maar dat is niet de echte verklaring.
Deze scheiding heeft immers alleen betrekking op zeggenschap en sluit vormen van samenwerking niet uit. Maar in de praktijk wordt het dikwijls uitgelegd als zouden overheden niet mogen samenwerken met kerken en diaconale organisaties. De overheid is verantwoordelijk voor de zorg en de sociale zekerheid. Kerken zijn er voor het geloof, als een privézaak.
In dit artikel wil ik laten zien hoe dat zo gekomen is en wat een passende rol voor diaconieën en diaconale organisaties kan zijn in onze samenleving.
Armoedezorg en macht
Lange tijd droeg de kerk de primaire verantwoordelijkheid voor de armenzorg. De kerk zorgde voor de financiële middelen, de uitdeling van voedsel en kleding, opvang en ziekenzorg. Ook na de reformatie bleef de primaire verantwoordelijkheid in veel Noord-Europese landen bij kerken liggen. Naast dat kerken op basis van hun roeping de taak van armenzorg ter hand namen, verschafte dit hun macht en invloed.
Door maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen hadden kerken een machtspositie, die hun aantrekkelijke voordelen bood. De geschiedenis van de armenzorg is daardoor altijd ook een verhaal over macht. In het licht van die machtsstrijd is te begrijpen dat overheden de invloed van kerken wilden beperken.
In Nederland barstte halverwege de negentiende eeuw een hevige politieke strijd los over de vraag wie de regie in de armenzorg moest hebben: de overheid of de kerken? De kerken wonnen. De kerk heeft van Christus de opdracht gekregen om voor de armen te zorgen, dat is dus géén taak van de overheid, zo was de redenering. De Armenwet van 1854 legde vast dat de zorg voor armen een taak van de kerken was. Alleen ‘in uiterste noodzaak’ kon de burgerlijke gemeente bijspringen.
Dit vormt een van de verklaringen waarom bijna alle Nederlandse burgers tot aan het eind van de negentiende eeuw formeel lid waren van een kerkgenootschap. Zonder kerklidmaatschap was het lastig, zo niet onmogelijk, om materiële steun te krijgen.
In Nederland is nauwelijks sprake van samenwerking
In de loop van de tijd kwamen er steeds meer overheidsregelingen en verzekeringen die sociale zekerheid mogelijk maakten, los van kerkelijke steun. De Algemene Bijstandswet van 1963 was het sluitstuk van een lang politiek gevecht over het primaat van de armenzorg. Daarmee was de rol van de kerk praktisch uitgespeeld. Ondersteuning bij armoede was niet langer een gunst, sindsdien is het een recht. De kerken hebben zich tegen deze overgang nauwelijks verzet; sterker nog, veel christelijk geïnspireerde politici en sociaal hervormers hebben zich hard gemaakt voor deze regeling.
Deze machtsstrijd vormt een van de verklaringen waarom in Nederland niet voor een samenwerkingsmodel is gekozen. De macht die de kerk heeft uitgeoefend in de armenzorg (inclusief de nodige vernedering), maakte een constructieve samenwerkingsrelatie in ons land onmogelijk.
Steeds meer tijd en geld
Hoewel het primaat voor de zorg voor mensen die het zelf niet redden, bij de overheid ligt, zijn kerken toch altijd actief gebleven op dit terrein. Diaconieën en diaconale organisaties staan klaar voor mensen in de knel, zowel binnen hun gemeenschap als daarbuiten.
Vanaf 2002 publiceren de kerken en diaconale organisaties om de drie jaar een zogenaamd Armoederapport. Daarin staat hoeveel tijd en geld zij besteden aan het terugdringen van nood door armoede en sociale uitsluiting. Ieder volgend rapport laat, ondanks de krimp van de kerken, een stijging zien van tijd en geld. In het rapport uit 2023 wordt het bedrag genoemd van ruim 57 miljoen euro per jaar. Diaconieën en diaconale organisaties kloppen zich daarvoor niet op de borst, sterker nog, zij zijn er verontwaardigd over. Het zou niet nodig moeten zijn in een rijke verzorgingsstaat als de onze.
Helpen onder protest
Dat typeert de rol van diaconieën en diaconale organisaties in ons land: op basis van hun roeping bieden ze hulp waar nodig, maar onder protest. Van de machtspositie van weleer is – gelukkig – niets meer over. Diaconieën en diaconale organisaties kiezen de kant van de mensen in nood en ze komen op voor hun rechten, vooral van wie geen of in beperkte mate aanspraak kunnen maken op overheidsvoorzieningen.
Kerken zijn dus een speler in het maatschappelijk veld gebleven. Zij kunnen ook niet anders, want de zorg voor mensen in beknelde posities maakt deel uit van hun identiteit. Christenen zijn leerlingen van hun Heer, die is gekomen om armen het goede nieuws te brengen, voor gevangenen amnestie aan te kondigen, blinden weer zicht te geven en onderdrukten te bevrijden. Het verband tussen wat de kerk ís en wat zij dóét, is intrinsiek en onverbrekelijk. De kerk is kerk als zij diaconaal is. Dat de kerk geen machtige speler meer is in de wereld van zorg en welzijn, blijkt voordelen te hebben. Kerken, diaconieën en diaconale organisatie hebben nu de handen vrij om zich kritisch uit te spreken in de richting van de overheid. Dat is moeilijker in een samenwerkingsrelatie.
De kritische stem van kerken beter organiseren
Deze kritische rol kunnen ze op een geloofwaardige manier vervullen als zij zelf daadwerkelijk klaarstaan voor de mensen voor wie zij opkomen. Die rol dienen ze zo veel mogelijk in te vullen mét hen samen, om niet in onwenselijke reddersposities terecht te komen.
Wel is het van belang dat de kritische stem van kerken, diaconieën en diaconale organisaties beter georganiseerd wordt. Het Armoederapport signaleert dat kerken, als het gaat over sociale vraagstukken, steeds minder zichtbaar zijn in het publieke debat. Dat wordt deels ingegeven door een zekere voorzichtigheid; kerken willen niet moralistisch overkomen.
Maar telkens opnieuw komt naar voren dat kerken niet goed weten hoe ze hun profetische kritiek moeten vormgeven. Daarom moet het vraagstuk van een krachtige, gezamenlijke publieke presentie hoger op de agenda komen, de constructief-kritische functie van kerken zal de komende jaren hard nodig zijn.
Als de steunmaatregelen vanwege corona en de energiecrisis na de zomer beëindigd worden, is de verwachting dat het aantal burgers, gezinnen en kinderen, dat zich in uiterst kwetsbare posities bevindt, sterk is toegenomen. Het is ook de vraag of de situatie van vluchtelingen en ongedocumenteerden in de toekomst zal verbeteren.
Alle hens aan dek voor diaconieën en diaconale organisaties. Niet als machtsspelers, maar als profeten, die vanwege hun priesterlijke zorg de overheid kunnen aanspreken, namens hun Koning.
Thijs Tromp is bijzonder hoogleraar Diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam.
J. Omlo, S. Robbers & M. Kromhout, Gerechtigheid en barmhartigheid. Onderzoek naar de betrokkenheid van kerken en diaconale organisaties bij de aanpak van armoede en schulden. Bureau Omlo 2023.