Spanning in de kerk
Zielzorg als het spannend wordt
De onderstaande tekst is een schriftelijke uitwerking van een lezing die Theo Pleizier hield op de Predikantendag 2024 van de Bond van Nederlandse Predikanten. Theo Pleizier gaat in op de verschillende vormen die spanning in de kerk kan aannemen, de geschiedenis van de zielzorg in de christelijke traditie en de plek die zielzorg heeft in de huidige kerk.
Bij het woord ‘spanning’ heb ik twee associaties, een natuurkundige en een psychologische. Natuurkundig gaat het bij spanning om een potentiaalverschil: er is pas energie of stroom op het moment dat beide polen met elkaar verbonden worden. Spanning is druk; weerstanden houden deze druk tegen. Natuurkundig geldt: spanning is polarisatie die het mogelijk maakt dat er energie vrijkomt. Psychologisch is spanning vooral verbonden met ons gevoelsleven: je voelt je gespannen. Dat is niet alleen iets mentaals, maar het is ook voelbaar in je lichaam. Een gevoel van spanning gaat ergens in je lichaam zitten.1 Deze eerste twee associaties, hebben iets gemeen: spanning staat in verband met het vrijkomen van energie; en spanning heeft iets met mogelijkheden (potentiaal) te maken. Spanning heeft betrekking op wat er zou kunnen gebeuren.
Natuurkundige en psychologische spanning
Omgaan met natuurkundige spanning vereist vakmanschap: je moet geen stopcontact openschroeven en met een natte vinger de spanning controleren. Omgaan met spanning in psychische zin heeft een eigen dynamiek. Daar zijn in de psychotherapie wel theorieën over weerstand en omgaan met druk, maar mensen zijn geen elektronen.2 Wie met mensen werkt, zal daarom moeten leren op het eigen gevoel te vertrouwen: wanneer voel je spanning en wat zegt die spanning je? Bovendien is spanning niet eenduidig: spanning kan positief voelen, maar ook negatief; het kan je in positie zetten, maar ook blokkeren; het kan energie geven, maar ook gepaard gaan met verlamming en angst.
Ik heb spanning nu vooral ín de mens gelocaliseerd. Je voelt spanning, of je merkt dat een ander gespannen is. Maar spanning zit ook binnen groepen of hangt in een ruimte. Ik moet in dit verband denken aan de fenomenologisch ingestelde praktisch theoloog Manfred Josuttis die sprak over ‘energie’ die zich in ruimten kan bevinden.3 Je kunt een zaal binnenlopen of tijdens een vergadering rondkijken en je voelt de spanning hangen. Dat zit niet zozeer in jezelf, maar het typeert de atmosfeer: het voelt gespannen aan.
Spanning in sociale omgevingen
Een gemeentepredikant of geestelijk verzorger heeft met deze verschillende soorten spanning te maken. In jezelf, als het raakt aan wie je bent als mens of verbonden aan de uitvoering van concrete taken, en tussen mensen, met groepen met wie je werkt, tussen gemeenteleden onderling. Maar je bent er zelf ook regelmatig onderdeel van, gewild of ongewild. In elk geval ben je er vanwege beroep en ambt gevoelig voor. De predikant heeft iets weg van een spanningszoeker, zo’n schroevendraaiertje dat je veilig in een stopcontact kunt steken en als er spanning op het stopcontact staat, brandt er een lampje. Het hoort bij de vaardigheid van de predikant om de spanning op te zoeken en te controleren. Maar dan gaat het om een gecontroleerd en bewust zoeken van de spanning. Maar, opnieuw met een verwijzing naar het denken van Manfred Josuttis, dat kan ook ongecontroleerd en ongewild gebeuren: waar een predikant de ruimte binnenkomt, kan de aanwezigheid van hem of haar ook onderdeel worden van spanning. De aanwezigheid van de predikant roept iets op, ook al is niet zomaar te ontrafelen of dat met de persoon te maken heeft, met de invulling van het beroep of samenhangt met het ambt en met dat wat het ambt representeert.4
Waar een predikant de ruimte binnenkomt, kan de aanwezigheid van hem of haar ook onderdeel worden van spanning
Dit zijn zomaar wat eerste gedachten bij de vraag rond het thema ‘als het spannend wordt’ tegen de achtergrond van de vraag hoe vanuit je eigen positie als predikant met spanning kan worden omgegaan. Om dit iets in te kleuren, noem ik drie beelden uit de sfeer van de fysica. Ten eerste, de bliksemafleider. De bliksemafleider laat spanning wegvloeien. Energie wordt afgevoerd zodat er geen schade wordt aangericht. Vervolgens, de batterij. Een batterij houdt de spanning vast. Het spanningsverschil wordt opgeslagen voor een later moment. De spanning vloeit niet weg, maar blijft aanwezig, maar er wordt niets meegedaan. Ten derde, de schakelaar. Een schakelaar zorgt ervoor dat de polen worden verbonden, zodat er energie vrijkomt. ‘Het gaat stromen’, zeggen we dan. De spanning wordt werkzaam. Elke predikant kan wel situaties uit het werk voor de geest halen waarin één van deze beelden aan de orde was.
Nu zijn dit slechts beelden uit de fysica. Nu stel ik de vraag welke (praktische) mogelijkheden de kerk heeft om met spanning om te gaan. Wat kan de kerk, wat kan de predikant van de kerk concreet dóén als zich spanning voordoet. In de tweede helft van dit verhaal concentreer ik mij op een van deze mogelijkheden, namelijk de zielzorg.
Hoe kan de kerk omgaan met spanning?
Spanningen kunnen ter sprake komen (spreken) of aangepakt worden (handelen). Laten we eens kijken in welke rollen de kerk kan spreken of handelen. Ik onderscheid hier drie verschillende rollen, twee waarin de kerk spanningen ter sprake kan brengen en één waarin de kerk handelt als het spannend wordt.
- Een opiniërende rol. In een wereld van meningen, kan het gebeuren dat ook de kerk positie kiest en een mening deelt. Daar wordt soms om gevraagd: ‘laat de kerk zich uitspreken’. Hier liggen vaak een aanname onder die binnen het protestantisme kritisch moeten worden bezien. Het verlangen dat de kerk zich uitspreekt veronderstelt een soort centraal leergezag, en dat is in het protestantisme niet zo vanzelfsprekend. Toch doet deze opiniërende rol ertoe. Meningsvorming moet een belangrijke taak zijn in ambtelijke vergaderingen, van een classis en van een synode. In plaats van een centraal uitspreken van de kerk, moet de kerk een plaats zijn van vrije uitwisseling van meningen. De onderlinge uitwisseling van meningen is een belangrijke godsdienstige praktijk; de Heilige Geest schenkt wijsheid in een vergadering waarin mensen meningen uitwisselen in een afwisselend spreken en luisteren. Als het spannend wordt is het van belang om in beraad te gaan en door onderling gesprek meningen te vormen.
- Een verkondigende rol. Een tweede wijze van spreken vindt plaats in de liturgie. En dat is geen centraal, bovenplaatselijk spreken, maar heel lokaal. Ook in de liturgie kan de kerk omgaan met spanningen door te spreken. De kerk spreekt in gebeden en in de liederen. Toch komt in de liturgie het spreken van de kerk het sterkst naar voren in de verkondiging van het evangelie. De preek is de plaats waar spanningen benoemd kunnen worden in het licht van de Schrift, waar de nuance verwoord kan worden in verband met de leefwerelden van de hoorders, en waar het Evangelie klinkt als een heel eigen stem. De preek is geen uitwisseling van ideeën, en zeker geen podium voor de opinie van de predikant. In de kern blijft prediking verkondiging van evangelie. Omgaan met spanningen in de preek, is een apart thema, dat ik voor nu laat rusten.5
- Een diaconale rol. Naast spreken is er het concrete handelen.6 In het diaconale handelen gaat de kerk midden in bestaande spanningen staan, tussen arm en rijk, tussen gepriviligeerd en gemarginaliseerd, tussen migrant en niet-migrant, tussen stad en dorp. Dit handelen kan ook eigen spanningen oproepen: hoe blijft de subjectiviteit van de ander overeind, welke motieven spelen een rol, en waar liggen de échte zorgen van mensen? In de diaconale rol dóét de kerk iets. Het delen van levens, in concrete zorg, in aandacht en waardering voor elkaars bestaan. Het diaconaat is wellicht een van de meest krachtige manieren om spanningen zichtbaar te maken, om er in te staan, en om energie te laten stromen. Het lokale handelen waarin de gemeente van Christus daadwerkelijk gerechtigheid dóét.
Drie rollen: opiniërend en verkondigend sprekend, en diaconaal handelend. Misschien liggen ze wat voor de hand. Het best bewaarde geheim van de kerk is echter de zielzorg. Daar gaat het tweede deel van mijn verhaal over.
Zielzorg in de kerk
De kerk heeft een publieke kant (het kerkelijk spreken, het diaconaat), maar de kerk kent ook een andere kant: een besloten, stille kant. Zielzorg voltrekt zich in de stilte, in de beslotenheid. Waar soms wordt gesproken over de onzichtbaarheid van de kerk, klinkt dat nogal eens als een klacht: waar is de kerk, waar spreekt of handelt zij, als het spannend is in de wereld?
Maar dat is precies het eigene van zielzorg, dat de kerk onzichtbaar is en in de stilte aanwezig is. Zielzorg leeft van de verborgenheid, van de beslotenheid, van het er kunnen zijn met al je gevoelens en gedachten – zonder dat er direct een oordeel is, een like, een comment of een retweet. Dat er een ruimte is waar je ongehinderd kunt spreken, zonder dat er direct een tegenpool tegenover komt te staan – dat alleen al wijst op het genadige van het geheim van de zielzorg. Die stille kant wil ik nu wat verkennen. Ik begin bij de moderniteit, en kijk van daaruit terug naar een paar momenten van zielzorg in de lange geschiedenis van het christelijke pastoraat.
Pastoraat in de moderniteit
Het pastorale gesprek als een ‘oordeelsvrije ruimte’, is een van de vernieuwingen van de pastorale theorie in de moderniteit. Het start bij de ontdekking van het subject, misschien al in de Reformatie, maar vooral aan het eind van de verlichting. Schleiermacher benadrukte de vrijheid van het subject, al vond hij het individuele pastoraat maar een noodzakelijk kwaad. Vanuit de ontdekking van het subject, ontwikkelde zich een therapeutische waardering voor de innerlijke belevingswereld van de ander (empathie) en een hermeneutische aandacht voor het levensverhaal (narratief werken). Het heeft aan de zorg voor de ziel nieuwe dimensies toegevoegd, zoals veiligheid en actief luisteren. Misschien is het in de uitoefening van het werk van de pastor haast vanzelfsprekend, zodat we misschien te weinig stilstaan bij het unieke hiervan.
Zielzorg opent een ruimte waar het stil kan zijn
Want waar in de samenleving wordt belangeloos naar je verhaal geluisterd? En dan op zo’n manier dat er niet direct een mening terugkomt, maar dat je verhaal veilig is en zonder oordeel ontvangen wordt. Er is voor dit luisteren naar je verhaal geen doorverwijzing nodig, er is geen wachtlijst en je krijgt na afloop geen factuur.
Als, zoals diverse psychiaters de afgelopen jaren meermaals hebben aangegeven, de eenzaamheid in de samenleving groot is en mensen op zichzelf zijn aangewezen – Esther van Fenema spreekt over het verlaten individu en een samenleving die collectief depressief is (Fenema 2022) – dan ligt er in de zielzorg van de kerk een tegoed dat moeilijk overschat kan worden. Tegenover het rumoer, het als maar meer opbieden van meningen, opent zielzorg een ruimte waar het stil kan zijn. Met het woord van Jezus uit het evangelie: ‘Komt allen bij Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, Ik zal jullie rust geven.’ (Matteüs 11:28 NBV21)
Het woord zielzorg lijkt ook terug te zijn in de therapeutische literatuur, bijvoorbeeld bij Thomas Moore:
’Psyche-therapie is zorg voor de ziel in het dagelijkse leven. We verzorgen de ziel met net zo veel zorgzaamheid, dagelijkse aandacht en liefde als de boer zijn paard. […] Als je voor je ziel zorgt, word je meer mens, beter in relaties en zul je je weg door de wereld beter kunnen vinden, je ontdekt de zin van je bestemming (Moore 2022, 17).
Zielzorg in de vroege kerk
Pastoraat is niet begonnen in de moderniteit. Zielzorg zit diep in de christelijke traditie. Laat ik kort drie momenten uit de geschiedenis van het pastoraat noemen. In deze momenten komt ook in beeld hoe de kerk een eigen manier van omgaan heeft met spanning – en daarbij ook een eigen verstaan van spanning heeft. Ik ontleen de drie typeringen aan de Duitse pastoraal-theoloog Jürgen Ziemer (Ziemer 2008, 50-77).
Ten eerste, zielzorg in de oude kerk kan worden getypeerd als strijd tegen de zonde.7 Ziemer wijst hier op het streven van om de dag van de Parousie zonder angst en als heilig mens tegemoet te leven. Hij noemt als voorbeeld het werk van de woestijnvaders en woestijnmoeders, waarbij de woestijn wijst op de primaire spanning waarin de christen leefde: het is de plaats waar de mens blootstaat aan de machten van Gods tegenstrever én het is tegelijk ook de plaats waar de tegenwoordigheid van God ervaren wordt.8
Het gaat hier om een sterk op de existentie betrokken vorm van zielzorg en de zielzorger trekt mee in de diepte. Deze vorm van zielzorg heeft aan de basis gelegen voor praktijken van geestelijke begeleiding. Spanningen worden gelocaliseerd in het hart van de mens. In de ontmoeting met de enkeling wordt wat in de diepte huist, verkend en verzorgd. Zielzorg is geen quick fix. De existentiële spanning in het bestaan vraagt om aandacht, om verzorging en om een vorm van begeleiding waarin gezocht wordt naar de aanwezigheid van God in het bestaan van de mens, omdat alleen in de ervaring van Gods helende presentie de weg naar de toekomst met vertrouwen kan worden vervolgd.
Zielzorg is geen quick fix
Zielzorg was in de vroege kerk nauw verbonden met de doop. Het pastoraat van Ambrosius van Milaan (4e eeuw) is beschreven als initiatie in het mysterie van het christelijk geloof (Möller 1994, 1:182-86). De doop is als het pascha, de uittocht en de weg naar het nieuwe land. Hier heeft de kerk een eigen moment van spanning. Want wat is het om het oude leven te bestempelen als Egypte en een nieuwe weg in te slaan naar een Koninkrijk dat komt? Dat zet de relatie met de omliggende cultuur toch minstens enigszins onder druk. Een eigen spanning die meekomt met het christelijk geloof en waar zielzorg de spanning niet ontkent of laat voortbestaan, maar maar in de beleiding van de konfirmant, de gelovige onderweg naar het Rijk Gods, blijft wijzen op de aanwezigheid en de toekomst van de Eeuwige.
Zielzorg in de middeleeuwen
Een tweede moment uit de geschiedenis van christelijke zielzorg haakt hier bij aan. In de middeleeuwen stond minder de voorbereiding op de doop centraal, maar in het christelijk Europa ging het om het bewaren van de gelovige bij het geheim van het heil. Zielzorg draaide, zo analyseert Jürgen Ziemer, om de biecht, het sacrament van de boete. Ik citeer zijn korte typering:
De regelmatige biecht gaf de gelovige de mogelijkheid om de donkere kanten van het individuele leven en de ervaring van het kwaad zich steeds weer bewust te worden. Ze bood gelegenheid om uit te spreken wat de ziel belaste, en zo nieuwe vrijheid van handelen en geloven. (Ziemer 2008, 55)
Ik ga voorbij aan de excessen. Die zijn wel bekend: de uitgebreide casuistiek, de gedetailleerde boetedoening, de kritiek van de Reformatie – waarbij de gereformeerde Reformatie resoluter het kind met het badwater heeft weggegooid dan de Lutherse traditie, waar de biecht altijd een rol is blijven spelen. Waar het hier om gaat, is dat de kerk in de zielzorg een eigen spanning heeft opgezocht. Als de eucharistie de tegenwoordigheid van God centraal stelt, dan bepaalt de biecht bij de vraag: hoe kom ik God onder ogen en hoe staat het er in mijn leven voor? De heiliging van het leven komt rond de viering van de maaltijd van de Heer in beeld.
Zielzorg biedt daarmee een heel eigen omgang met spanning: boete en vergeving. Het heeft wel geleid tot de kritiek dat het Westen een sterke schuldcultuur heeft gekregen door het christendom. Toch moet dat niet zomaar aan de kant worden gezet. Het zet het licht op mijn eigen aandeel in wat er gaande is in het bestaan, zonder direct te wijzen naar een ander. Dat kon ook wel eens een helend perspectief zijn, in een tijd waarin we onszelf vaak vooral als slachtoffer van de omstandigheden zien.
De dynamiek van schuld en vergeving heeft iets bevrijdends. Evenals de overtuiging dat ons leven zich voltrekt voor Gods aangezicht, een bijzonder nivellerende werking heeft. Zielzorg zoals we dat vanuit de middeleeuwse kerk krijgen overgeleverd, addresseert het morele leven van het individu in de zielzorg. ‘Hoe gaat het met je’, betekent in de zielzorg ook niet slechts ‘hoe voel je je’, maar ook: ‘waar liggen voor jou mogelijkheden om bij te dragen aan goedheid in het bestaan van anderen?’
De dynamiek van schuld en vergeving heeft iets bevrijdends
Zielzorg en de Zwitserse Reformatie
Het derde moment dat ik kies, is ontleend aan de insteek van de Zwitserse Reformatie en daar hoort de naam van Martin Bucer (1491-1551) bij. Waar het in voorbeelden van de oude en de middeleeuwse kerk draaide om doop en avondmaal, draait het in de Zwiterse Reformatie om het leven van de gemeenschap (Ziemer 2008, 63-66; Bucer 1991). Wie hoort erbij en op basis waarvan? Het criterium is de gemeente als kudde van Christus. Bucer schrijft over afgedwaalde schapen, verloren schapen, zwakke en sterke schapen. Meer dan in de middeleeuwen of bij andere reformatoren het geval was, gaat het in de Zwitserse Reformatie om de samenhang van de gemeente. Wat betekent het om sámen kerk te zijn, wat betekent het voor jou om tot het lichaam van Christus te horen?
In deze benadering is het ‘huisbezoek’ ontstaan als een belangrijke pastorale methode. Het huisbezoek democratiseerde de zielzorg: het is voor iedereen, ziek, zwak of gezond en sterk. Hoe revolutionair dat is, kan alleen maar goed worden gezien als je bedenkt hoe het zou zijn als de overheid zou besluiten om elk huishouden apart te benaderen voor een kort bezoekje: hoe zit je erbij en hoe staat het met je verbondenheid met de samenleving? Naast dat het niet uitvoerbaar is, zal het voor velen ook worden gezien als een impertinente inmenging in de privésfeer. Maar wat als je allemaal bij Christus hoort, en binnen die gemeenschap van Christus komt er af en toe iemand langs om te informeren of je nog een beetje kunt ademen, of om te vragen wat je nodig hebt om anderen te helpen om op adem te komen?
Ik vat samen. In deze drie momenten – en het is maar een keuze uit twintig eeuwen christelijk pastoraat – wordt het vanwege de kerkelijke zielzorg op een heel eigen manier spannend. De praktijken van de kerk brengen een eigen soort spanning aan. Omgaan met spanning is daarom niet alleen reactief: er dient zich iets aan en daar moeten we reageren. De praktijken van zielzorg die ik net benoemd zijn ook evocatief: ze roepen een eigen spanning op: het leven komt op spanning te staan vanwege het evangelie van Jezus Christus. Ten eerste, met aandacht voor de levensweg waarin de doop als toewending naar het Koninkrijk van God een fundamentele orientatie geeft. Vervolgens, met aandacht voor de heiliging van het gewone leven, waarin de zelf-kritiek en de inkeer fundamentele motieven zijn. Ten derde met aandacht voor de eenheid van de gemeenschap, waarbij de concentratie op Christus het criterium is.
Zielzorg is de onzichtbare kant van de kerk. Zodra zielzorg openbaar wordt, verliest ze haar kracht. In de stilte wordt gewerkt aan nieuwe verbinding. Laat ik afsluiten met een paar gedachten over de pastor als verbinder.
De zielzorger als verbinder
Verbinden kan al snel harmoniserend worden. ‘We moeten in verbinding blijven.’ Alsof verschillen er niet zijn en alsof de botsing moet worden vermeden. Toch is verbinden altijd wel ‘bij elkaar brengen’. Bij elkaar brengen wat de neiging heeft uit elkaar te vallen. Daarom tot slot een korte waardering van de zielzorger als verbinder. Ik put daarvoor uit zowel de rooms-katholieke als uit de protestantse traditie.
Paus Franciscus is bekend geworden met het beeld van de kerk als veldhospitaal (Cavanaugh 2016). Verbinden wordt dan opgevat als het verbinden van wonden. Bij elkaar brengen met het oog op heling. Dan wordt spanning niet opgelost, maar wordt er wel tijd genomen. Het beeld van het veldhospitaal zet verbinden niet in een harmonieuze, vredige setting. Een veld-hospitaal roept de setting op van oorlog en strijd. Als de theologie werkelijk van de trage vragen is, dan is zielzorg van de trage heling. Je kunt geen heling afdwingen omdat de tijd er nu eenmaal om vraagt. Ook als het spannend is, zal er ruimte voor de trage heling moeten zijn. De pastor als verbinder zal zich niet door de tijd laten opjagen, maar weet dat heling en genezing een lange adem vraagt.9
Je kunt geen heling afdwingen omdat de tijd er nu eenmaal om vraagt
In de protestantse traditie, zowel de Lutherse als de gereformeerde, hoort bij verbinden het latijnse begrip unio. Het gaat om de unio, de eenheid met Christus, in de zielzorg. In de piëtistische en mystieke tradities is dat misschien te exclusief betrokken op spirituele ervaring, maar zowel bij Luther als Calvijn gaat het in de eenheid met Christus om de relatie tussen geloof en leven (Totten 2003). Zielzorg zingt niet los van het leven, maar bevraagt voortdurend de relatie tussen het geloof – de rechtvaardiging en het concrete bestaan – en de heiliging van het leven. De liefde tot de naaste staat niet los van de geloofsrelatie, de eenheid met God is geen abstractie van het concrete leven met de medemens.
De zielzorger is een verbinder. Dat maakt de predikant toch een beetje tot dat oliemannetje of -vrouwtje dat een beetje rondgaat en probeert de relaties tussen mensen in beweging te houden door elkaar te herinneren aan de verbinding tussen geloof en leven. Verbinden is een opdracht vanuit het evangelie; het is de figuur van Satan in de Schrift die verdeling zaait. Waarbij olie ook nog eens het beeld is van de heling – of in elk geval de belofte ervan.
Als het spannend wordt heeft de kerk met zielzorg een eigen praktijk in huis. Zielzorg benadert spanning ook wat subversief: onderweg naar het Rijk van God, op zoek naar heling, en daarin elkaar zolang mogelijk vasthouden. Dat doet een pastor niet alleen, maar als oliemannetje of -vrouwtje is het ook de olie van de Geest waar de pastor de gemeente aan herinnert om een beetje voor elkaars ziel te zorgen – het is tenslotte Pinksteren geweest.
Literatuur
Bucer, Martin. 1991. Over de ware zielzorg. De Groot Goudriaan.
Cavanaugh, William T. 2016. Field Hospital: The Church’s Engagement with a Wounded World. Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company.
Dijkstra, Jaap. 2007. Gespreksvoering bij geestelijke verzorging. Uitgeverij De Boeck Hoger en universitair onderwijs.
Fenema, Esther van. 2022. Het verlaten individu – Waarom voelen we ons zo leeg? Prometheus.
James, William. 1884. ‘What Is an Emotion?’ Mind 9 (34): 188-205.
Josuttis, Manfred. 1993. Der Weg in das Leben. Eine Einführung in den Gottesdienst auf verhaltenswissenschaftlicher Grundlage. Gütersloh: Chr. Kaiser.
Meijers, P. E. M. 2022. “‘For Everyone Born, a Place at the Table’: Boekpresentatie Dat Wonderlijke Kerkasiel.” Ecclesial Practices 9 (2): 165-85.
Möller, Christian. 1994. Geschichte der Seelsorge in Einzelporträts. Von Hiob bis Thomas von Kempen. Vol. 1. 3 vols. Göttingen / Zürich: Vandenhoeck & Ruprecht.
Moore, Thomas. 2022. Van ziel tot ziel. De kunst van helpende en helende gesprekken. Handleiding voor therapeuten en coaches. AnkhHermes.
Pembroke, Neil, Ewan Kelly, Theo Pleizier, William Schmidt, and Jan Albert van den Berg. 2022. Spiritual Formation in Local Faith Communities: A Whole-Person, Prompt Card Approach. Eugene, Oregon: Wipf & Stock.
Pleizier, Theo. 2023. ‘Preken in tijden van crisis.’ Kontekstueel. Tijdschrift voor gereformeerd belijden nú 37 (3): 21-23.
Schmitz, Hermann. 1996. ‘Atmosphären Als Ergreifende Mächte.’ In Theologisches Geschenkt. Festschrift Für Manfred Josuttis, edited by C. Bizer, J. Cornelius-Bundschuh, and H.-M. Gutmann, 52-58. Bovenden: Foedens.
Totten, Mark. 2003. ‘Luther on Unio Cum Christo.’ Journal of Religious Ethics 31 (3): 443-62.
Ziemer, Jürgen. 2008. Seelsorgelehre. Eine Einführung für Studium und Praxis. Göttingen: UTB, Stuttgart.
Zijlstra, Wybe. 1973. Klinische pastorale vorming. Wegen tot pastoraat 11. Nijmegen: Dekker & van de Vegt.
Theo Pleizier is universitair hoofddocent praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen.
Meer lezen?
- William James wijst op de samenhang tussen het mentale en het lichamelijke bij emoties, zie James (1884). ↩︎
- Weerstand is een thema in boeken over psychologische gespreksvoering, vgl. Dijkstra (2007), 142-144. In navolging van Freud spreekt Zijlstra over ‘afweermechanismen’, vgl. Zijlstra (1973), 156-166. ↩︎
- Josuttis oriënteerde zich hiervoor op de fenomenologische filosofie van Herrmann Schmitz, Josuttis (1993), vgl. Schmitz (1996). ↩︎
- Vgl. de driehoek ambt-persoon-beroep, een concept ontleend aan Gerben Heitink en dat in de opleiding aan de PThU wordt gebruikt in supervisorisch leren. ↩︎
- Ik heb hier wat gedachten aan gewijd in een bijdrage over preken in tijden van crisis, zie Pleizier (2023). ↩︎
- De sprekende en handelende rol moeten niet uit elkaar worden getrokken en soms vallen ze samen. Het kerkasiel in de Bethlehemkerk in Den Haag is een voorbeeld waarin beide in elkaar vallen. Het is een diaconale activiteit, concreet handelen, maar in de vorm van liturgie, van spreken. Dat constateer ik hier slechts, het is hier niet de plaats voor een nadere analyse. Zie hiervoor bijv. Meijers (2022). ↩︎
- Het is hoogst interessant dat Esther van Fenema haar boek Het verlaten individu (2022) heeft opgebouwd aan de hand van de zeven hoofdzonden. Ook in de literatuur van de psychiater is het begrip ‘zonde’ terug. ↩︎
- De teksten van de woestijnvaders zijn ook in de hedendaagse populaire spirituele literatuur terug te vinden. Zie ook (Pembroke et al. 2022, 30-48). ↩︎
- Die lange adem is eschatologisch, afgaand op Openbaring 22 vers 3, waar de eeuwigheid wordt verbeeld met bomen die het hele jaar door bladeren hebben die genezend zijn voor de volken. ↩︎