Stad van gerechtigheid
8e zondag van de herfst (Jesaja 1,18-26 en Lucas 19,41-48)

‘Ach, de trouwe stad is een hoer geworden’ (Jes. 1,21). ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn,” maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ (Luc. 19,46). Beide lezingen tekenen een schril contrast tussen wat Jeruzalem en tempel hadden kunnen zijn en de feitelijke praktijk. Als vanzelf gaan de gedachten naar de kerk. Leven we overeenkomstig onze roeping? Hoe oordeelt God over ons? Hoe reageert Hij op onze onzuiverheid?
De profeet Jesaja profeteerde tijdens vier koningen, van wie er twee corrupt waren (Uzzia, Achaz) en twee godvrezend (Jotam, Hizkia). Helaas sloeg de corruptie beter aan dan de godsvrucht, wat in dit hoofdstuk duidelijk terug te zien is. Als je tijdgenoot bent, beweeg je vanzelf met je tijd mee. Je gaat dingen voor lief nemen, puur door gewenning. Misschien merk je wel verval op, maar je bent zelf teveel kind van je tijd om het probleem tot in de wortel te doorzien. Dingen gaan vaak ook te geleidelijk.
Zo spreekt de Heer
Wat nodig is, is een buitenperspectief. Onze overgrootouders zouden onze wereld moeten zien. Ze zouden een kerkdienst moeten bijwonen en vertellen of dit dezelfde godsdienst is als die zij hadden. Maar Jesaja biedt nog iets beters: God zelf spreekt. ‘Ach, de trouwe stad is een hoer geworden’ (1,21). ‘Ach!’ (Hebr.: ’eikhah) – zo begint het boek Klaagliederen ook. Het is een tirade, maar wel een tirade vol goddelijke rouw. Op drie plaatsen in deze korte passage maakt de profeet expliciet duidelijk dat hij Gods woorden doorgeeft (1,18.20.24). En al zijn ze helemaal door hem heengegaan, het blijft: Woord van de Heer.
Vrouwe Jeruzalem
De aangesprokene is eerst een meervoud (1,18-20). Het volk krijgt de keuze tussen bekering en ondergang gepresenteerd. Daarna richt de Heer zich tot dezelfde mensen, maar nu mystiek in een jij-vrouwelijk (1,21-26). Het Hebreeuws kent namelijk die werkwoordsvorm. Hier spreekt de Heer tot zijn bruid, zijn vrouwe Jeruzalem. Het is niet moeilijk om dezelfde beeldspraak terug te zien in het Nieuwe Testament, waar de kerk als bruid wordt voorgesteld en het nieuwe Jeruzalem als een ‘bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man’ (Op. 21,2). Alleen al de gebruikte werkwoordsvorm verheft het gedeelte ver boven ‘maatschappijkritiek’. Hier spreekt een echtgenoot die de liefde van zijn leven ziet wegglijden in ontrouw. Hij slaat alle mogelijke tonen aan: aanklacht, belofte, smeking, herinnering, dreigen met echtscheiding – en toch maar weer hernieuwde belofte. Kunnen wij ons ooit voorstellen hoezeer God ons liefheeft? Hij is geen onpersoonlijke instantie, Hij is onze Minnaar! Zijn heilig hart gaat naar ons uit.
Reiniging
Het Jeruzalem van nu staat in schril contrast tot wat ze was, ‘trouwe stad’ (1,21). Nu is ze als waterige wijn en vervuild zilver. Al het goede is een verbinding aangegaan met het onedele, waardoor niets meer echt sprankelt en schittert. Maar de belofte is dat het ‘vroeger’ en ‘voorheen’ (1,26) weer terugkeert, en meer dan dat! ‘Dan zul je deze naam dragen: Stad van gerechtigheid, Stad van trouw’ (1,26). Zoiets gaat niet zonder moeite. Er vindt eerst plaats: wraak op de tegenstanders (1,24), zuivering als met loog (1,25), het aanstellen van nieuwe rechters (1,26). Wat dit gedeelte mede spannend maakt, is dat de zuivering plaatsvindt tussen de mensen. Uiteraard, wijzelf moeten persoonlijk ook gezuiverd worden. Maar het oordeel gaat ook tussen de mensen door. Schapen en bokken worden van elkaar gescheiden. Met name de leidslieden krijgen God tégen zich. Ze worden niet overgeplaatst, maar eerloos afgezet.
Hoe krijgt zoiets gestalte? Moeten we een nieuwe reformatie in gang zetten? Moeten we toewerken naar een bijltjesdag? De grote vraag is dan altijd wie er mogen plaatsnemen in de commissie of het tribunaal. De zopas herdachte Reformatie (31 oktober) leidde tot herbronning, zuivering – maar ook tot ongekende verdeeldheid en geweld. De Franse revolutie keerde zich tegen een bestaand onrecht, maar plaatste daar in korte tijd het grotere kwaad van een schrikbewind tegenover. De Russische revolutie idem. Onze oplossingen van vandaag zijn vaak de problemen van morgen.
Daarom is het extreem belangrijk dat hier de Heer zelf aan het woord is. Dit is zíjn plan, niet ons program. En in Jeruzalem is het onze Heer Jezus solo die de tempel ontdoet van de commercie. De leerlingen worden niet eens genoemd. In de geschiedenis zijn er soms momenten waarop de Heer zijn kerk reformeert. Momenten waarop dwaalleraars in het ongelijk gesteld worden. Tijden waarin het loog inbijt op de corruptie. Toch blijft dat altijd zeer ten dele. De kerk blijft corpus permixtum – gemengd gezelschap. Kruid en onkruid groeien tezamen op. Wij verwachten Jezus die komt om te oordelen de levenden en de doden.
Luisteren
Wat staat ons ondertussen te doen? Luisteren naar God. ‘Als je weer naar Mij wilt luisteren (…)’ (Jes. 1,19). ‘Het hele volk hing aan Zijn lippen’ (Luc. 19,48). Luisteren heeft de dubbele betekenis van horen en gehoorzamen. Jeruzalem was tot de ondergang gedoemd (19,43-44). Maar in de oude tempel was de kiem van iets nieuws aanwezig. Jezus bouwt rondom zich een nieuwe tempel, gebaseerd op het offer en de verrijzenis van zijn lichaam (vgl. Joh. 2,21). Zoals Paulus zegt: ‘Weet u niet dat u een tempel van God bent?’ (1 Kor. 3,16). We moeten ons maar niet dood ergeren aan de gebreken van de kerk. Wees liever een teken van hoop. Loop vooruit op de zuivere toekomst van vrouwe Jeruzalem. Erken eerlijk je zonden. Ze zijn opvallend rood. Mochten ze zich in je blinde vlek bevinden, dan willen anderen je vast helpen. Gooi jezelf in het loog van Gods liefde, biddend en biechtend. De pijn zal vermengd zijn met diepe vreugde: eindelijk word ik mezelf. Burger van de stad die komt: Stad van gerechtigheid.
Deze exegese is opgesteld door Wouter van Voorst.