Suïcidaliteit in de pastorale praktijk

Hoewel onder christenen minder suïcide voorkomt vergeleken met ongelovigen, komt het wel voor. Suïcidaliteit is geen makkelijk onderwerp om over te praten, ook niet in het pastoraat. Toch kunnen en mogen we er niet aan voorbijgaan. Dit artikel neemt ons bij de hand en probeert een begaanbare weg te wijzen.
Soms ineens is het er. Iemand spreekt uit suïcidale gedachten te hebben, of doet een suïcidepoging. Hoe dan verder? Natuurlijk wil je erover praten, maar suïcidaliteit is geen makkelijk onderwerp. Mensen met suïcidale gedachten ervaren zelf vaak schaamte of angst om er open over te zijn. Mensen uit hun omgeving, zoals binnen een kerkelijke gemeente, zijn vaak verlegen met het thema of handelen vanuit hardnekkige misverstanden. Dit artikel wil inzicht geven in hoe suïcidaliteit kan ontstaan en hoe je er in de pastorale praktijk mee kunt omgaan. Het geeft handvatten hoe je erover in gesprek kunt komen.
Voor verdieping en verbreding verwijzen we naar het in 2024 verschenen boek Suïcide. Als leven een loden last wordt, onder redactie van Hanneke Schaap-Jonker, Ewoud de Jong en Matthias Jongkind, KokBoekencentrum. In dit boek is ook een hoofdstuk over rouw na suïcide opgenomen. Daarbij is ook het boek Helpen bij verlies en verdriet van Manu Keirse, Lannoo, aan te raden.
Het suïcidale proces
Mensen kunnen heel diep zitten. Zo diep, dat iemand gedachten kan krijgen zichzelf van het leven te beroven. Bij sommigen blijft het bij vluchtige gedachten aan zelfdoding, anderen denken er veelvuldig over na. Weer anderen gaan over tot handelen met soms een fatale afloop. Serieuze gedachten om een einde aan het leven te maken, komen regelmatig voor. Vooral bij een depressie, een belaste voorgeschiedenis of verlieservaringen. Bijna één op de tien Nederlanders heeft dit wel eens gehad.
Hoe komt iemand tot suïcidale gedachten? Een bekend model om dit te begrijpen is het Integrated Motivational Volitional Model van Rory O’Connor. Iemand kan door kwetsbaarheden of omstandigheden in het leven gevoelig raken voor suïcidaliteit. Voorbeelden hiervan zijn trauma, depressie, verlieservaringen of financiële zorgen. O’Connor noemt dit de pre-motivationele fase. Dit soort gebeurtenissen kunnen bijdragen aan negatieve denkbeelden over zichzelf (‘ik haat mezelf ’), de wereld (‘er is geen plek voor mij in deze onrechtvaardige, harde wereld’) en de toekomst (‘dit zal nooit meer beter worden’).
Mensen voelen zich een last voor de ander en hebben sterke negatieve overtuigingen
In de tweede, de Motivationele fase begint iemand over zelfdoding te denken. Iemand kan tot vele uren per dag suïcidale gedachten hebben. Stressvolle omstandigheden, zoals verlieservaringen, met daarbij verslagenheid, vernedering of schaamte, kunnen fungeren als trigger voor deze fase. Vaak voelen mensen zich een last voor de ander en zijn er sterke negatieve overtuigingen (‘ik stel niets voor’, ‘de ander is beter af als ik er niet meer ben’). Men voelt zich eenzaam en niet-verbonden. Er is wel behoefte aan (emotionele) verbinding met anderen, maar vaak is er het gevoel klem te zitten. De hopeloosheid neemt de overhand en iemand ziet geen andere uitweg meer dan zichzelf van het leven te beroven.
In de derde fase gaat iemand van suïcidale intenties naar concreet suïcidaal gedrag. Iemand is bijvoorbeeld gaan kijken bij het spoor of heeft daadwerkelijk op het spoor gestaan. Deze stap is vaak moeilijk, omdat iemand door de weerstand heen moet die normaalgesproken wordt opgeroepen wanneer je je eigen lichaam in gevaar brengt. Door te wennen aan dit gevoel van weerstand wordt het gemakkelijker om op een later moment daadwerkelijk een poging te doen. De drempel wordt zo steeds lager. De drempel kan ook lager worden door imitatie (voorbeelden van suïcide in de omgeving of berichtgeving in de media) en gebruik van alcohol of drugs. Bij sommige suïcidale mensen kan verwardheid of psychose een sterk aanjagende en onberekenbare rol spelen. Men kan bijvoorbeeld stemmen horen, die opdracht geven zichzelf iets aan te doen.
Suïcidaliteit en geloof
Zelfdoding komt over het algemeen minder vaak voor bij christenen dan bij ongelovige mensen. Een christelijke levensovertuiging is een bron van zingeving voor het leven, van hoop en gemeenschapszin. Zo lopen gevoelens van wanhoop en uitzichtloosheid minder snel hoog op. De wetenschap dat alleen God gaat over leven en dood, en dat de mens dus niet het recht heeft zichzelf het leven te ontnemen, kan helpend zijn. Angst voor eeuwige verdoemenis kan ook remmend werken.
Mensen die God als steunend ervaren, denken minder snel aan zelfdoding
Toch is het niet zo dat suïcide onder christenen niet voorkomt. Uit recent onderzoek zijn we meer te weten gekomen over het proces van zelfdoding en het christelijk geloof. Betrokkenheid bij een geloofsgemeenschap werkt beschermend voor zelfdoding. Ook lijkt de manier waarop iemand het geloof beleeft van invloed te zijn. Mensen die God als steunend ervaren, ontwikkelen minder snel gedachten aan zelfdoding dan mensen die God als niet betrokken ervaren. Verder raken mensen met een sterke overtuiging dat je jezelf van God niet van het leven mag beroven, regelmatig minder ver in de fuik van zelfdoding.
Het grote probleem van psychische aandoeningen blijft, dat mensen vaak niet helder meer kunnen denken. Hoewel zelfdoding door de eeuwen heen in het christendom verboden is, net als in andere monotheïstische godsdiensten, zijn er de laatste jaren meerdere voorbeelden van christenen die geloven dat God het goedvindt of begrijpt en dat ze na de dood naar Hem toe gaan. De meeste christenen zien een bewuste suïcide wel als strijdig met Gods geboden, maar laten het oordeel aan God over.
Suïcidaliteit in het pastoraat
Mensen met gedachten aan zelfdoding ervaren vaak een dubbelheid: men denkt aan suïcide omdat men geen andere uitweg meer ziet of rust wil. Anderzijds zijn er redenen om verder te leven, zoals zorg voor opgroeiende kinderen of het geloof in God. Het is belangrijk om je te realiseren, dat de meeste mensen niet per se dood willen zijn. Daarom is het belangrijk door te vragen welk probleem er achter de gedachten aan zelfdoding zit. Wat zorgt ervoor dat iemand zo klem zit? De ander op Christus wijzen en tijd en ruimte nemen voor Bijbellezen en gebed zijn ook in het geval van suïcidaliteit erg belangrijk. Het kan helpen om weer perspectief te zien, juist in de diepten van het lijden.
Wat zorgt ervoor dat iemand zo klem zit?
Waarom zou je in een pastoraal gesprek vragen naar suïcidaliteit? Deze vraag kun je ook omdraaien. Waarom zou je er niet naar vragen wanneer er aanwijzingen voor zijn? Vaak zitten misverstanden in de weg. Men denkt bijvoorbeeld dat vragen naar suïcidaliteit de ander op gedachten brengt. Toch kan het helpen als iemand zich een keer uit kan spreken over zijn gedachten. Er zijn verschillende voorbeelden in de Bijbel van mensen die het niet meer zagen zitten en dit ook uitspraken, zoals bijvoorbeeld Elia.
Laat de ander, door ernaar te vragen, merken dat geen onderwerp te zwaar is. Het helpt de ander vervolgens uit te laten spreken en te luisteren. Je kunt geneigd zijn om direct adviezen of inzichten aan te dragen of iemand moed in te praten. Dit hoeft op zichzelf niet fout te zijn, maar de ander zal zich hierdoor meestal niet gezien en begrepen voelen. Er ontstaat dan waarschijnlijk geen gesprek over de diepe pijn en wanhoop die er in werkelijkheid is. Iemand met gedachten aan suïcide voelt vaak haarfijn aan of je mededogen hebt en ruimte biedt om over kwetsbaarheden te praten.
Hoe vraag je dan naar suïcidaliteit als iemand bijvoorbeeld depressief is? Vanuit opgebouwd vertrouwelijk contact kun je informeren naar mogelijke gedachten niet verder te willen leven.
Bijvoorbeeld: ‘Ik heb wel eens vaker mensen gesproken die niet meer wisten hoe ze verder konden in het leven en gedachten hadden om niet meer verder te leven. Ook uit de Bijbel kennen we deze voorbeelden, zoals bijvoorbeeld bij Elia. Heb jij dit soort gedachten wel eens gehad?’
Belangrijk is om te begrijpen wat iemand dan in gedachten had. Het helpt dan om gericht te vragen naar manieren die iemand bedacht heeft om zichzelf van het leven te beroven.
Je kunt gedachten aan zelfdoding niet meteen oplossen, wel verbinding maken en houden met de ander
Het is altijd belangrijk om in een pastorale setting oprecht geïnteresseerd te zijn in de belevingswereld van de ander, zonder een oordeel klaar te hebben. Je kunt de gedachten aan zelfdoding niet meteen oplossen. Wel kun je oprecht en gelijkwaardig verbinding maken met de ander en zijn of haar wanhoop, zonder dat je hoeft mee te praten of ermee hoeft in te stemmen. Iemand zit in een fuik waar hij of zij ook weer uit kan komen. Benader de ander als competent en verantwoordelijk. Dit betekent niet dat je het overal mee eens hoeft te zijn. Vermijd dat je met of over de ander praat in termen van ‘aandacht vragen’ of ‘manipulatie’.
Probeer op langere termijn beschikbaar te blijven, werk aan een vertrouwensband en neem daar de tijd voor. Probeer een eventueel isolement te doorbreken en zorg voor continuïteit, ook als je geen vooruitgang lijkt te zien. Ook laagfrequent contact kan waardevol zijn.
Niet alleen maar samen
Natuurlijk kun je dit niet alleen. Probeer iemands netwerk erbij te betrekken waar dat mogelijk is, of te overleggen met andere ambtsdragers. Iemands veiligheid gaat voor. Ook al geldt het ambtsgeheim, toch behoef je geen pertinente geheimhouding te beloven als het om suïcidaliteit gaat. Sowieso is het helpend om het met anderen te kunnen delen. Als er acuut gevaar is, kan het nodig zijn om dit te melden. Zorg ook voor jezelf en je eigen veiligheid. Het is belangrijk dat je er niet alleen voor komt te staan. Als je deelgenoot wordt van de pijn en uitzichtloosheid van de ander, kunnen er gevoelens van angst en verdriet bij jezelf losgemaakt worden. Schrik daar niet van, maar zorg ervoor dat het je niet verlamt en praat er zelf over met anderen.
De rol van de sociale omgeving kan ondersteunend, maar ook spanning verhogend werken. In geval van bijvoorbeeld machtsmisbruik kan iemand klem komen te zitten en juist behoefte hebben om met een pastor te spreken die buiten de situatie staat. Het verschilt per situatie en vraagt oprechte aandacht, gebed, wijsheid en moed om te bepalen hoe verder te handelen. Houd eigen grenzen in het oog, zorg goed voor jezelf en praat zelf voldoende met anderen over wat je bezighoudt.
Matthias Jongkind is klinisch psycholoog en psychotherapeut. Naast zijn werk als zelfstandige in de geestelijke gezondheidszorg doet hij wetenschappelijk onderzoek naar suïcidaliteit. Tevens is hij gediplomeerd trainer en geeft hij trainingen suïcidepreventie.
Bart van den Brink is als psychiater werkzaam bij GGz Centraal en doet daarnaast onderzoek vanuit het Kennisinstituut christelijke ggz en GGz Centraal. Hij is recent gepromoveerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam op onderzoek naar suïcidaliteit bij psychiatrische patiënten in relatie tot zingeving, geloof en spiritualiteit. Ook geeft hij trainingen suïcidepreventie.