Menu

Premium

Tekstvarianten van de Heidelberger Catechismus

D.: Eerste Duitse uitgave in 1563
L.: Latijnse vertaling in 1563
Da.: Nederlandse vertaling door Petrus Datheen in 1566

Zondag 1

Vraag en antwoord 1

D.: Trost = betrouwbaar fundament, houvast (vgl. trust). Ook in v/a 2, 44, 52, 53, 57, 58.

Da.: Salichmaker: zaligmaken = redden én heel maken

D.: Gewalt: juridische inkleuring (rechterlijke macht)

D.: One den willen meines vaters im himmel. Letterlijk in Mattheüs 10:29: buiten uw Vader om

D.: Durch seinen heiligen geist (…) im forthin zu leben von hertzen willig und bereit macht. Dankbaarheid is dus geen tegenprestatie van mijn kant, maar Gods ‘tweede genade’ (Calvijn).

D.: Einiger: vgl. Zondag 11, eerste gebod en vierde bede

L.: Fidissimi Domini (…) mei

NB: HC 1 kent een christologisch centrum in een trinitarische inzet en doelt op het alomvattende van het heil: lichaam en ziel, al mijn zonden enzovoort.

Vraag en antwoord 2

Drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid (drie delen) vormen de indeling van de catechismus.

Ellende: 2 t/m 4; verlossing: 6 t/m 31; dankbaarheid: 32 t/m 52. In de drie delen worden de klassieke catechetische kernen (GGG) geplaatst. In eerste deel: Gebod (is Luthers); in tweede deel: Geloof; in derde deel: Gebod (is gereformeerd) en Gebed. Drie delen los van of na elkaar beleven is een irrealis (vgl. v/a 88).

D.: Bij ellende: sünde (ev.). Bij verlossing:: sünden (mv.).

L.: Bij ellende: peccati (ev., gen.). Bij verlossing: ab omni peccato (ev., abl.)

Da.: Bij ellende: sonden (mv.). Bij verlossing: sonden (mv.)

Dankbaarheid: andere termen in HC: heiliging (24 e.a.), bekering (88 vv.), wedergeboorte (8)

NB: In diesem trost seliglich leben und sterben. Niet: tot deze troost komen.

L.: Quam gratiam (…) debeam

Zondag 2

Vraag en antwoord 3

D.: Woher erkennest dein elend? In Emdense uitgave (1563): Waerwt be-kendt ghy dyn ellende? Bekennen: relationeel kennen

Vergelijk antwoord 3 met antwoord 19: wet en evangelie

Vraag en antwoord 4

D./L./Da.: Mattheüs 22:37- 40, aangevuld met Markus 12:30-31 en Lukas 10:27

Zondag 3

Vraag en antwoord 7

D.: Da unser natur also vergiftet worden

Zondag 4

Vraag en antwoord 11

L.: Est ille quidem misericors, verum ita ut etiam sit iustus

Zondag 5

Vraag en antwoord 12

D.: Wie möchten wir dieser straf entgehen (…)?

L.: Estne reliqua ulla ratio aut via, qua (…)

Da.: Isser eenighen middel, daerdoor (…)?

Vraag en antwoord 14

D.: Blosse ceatur

L.: Ulla creaturarum in coelo vel in terra, quae tantum creatura sit (…), quod nihil nisi creatura sit

Vraag en anwoord 15

L.: Homo sit ac perfecte iustus

Zondag 6

Vraag en antwoord 17

L.: Onus irae divinae carne sua sustinere

Vraag en antwoord 18

D.: Zur volkommenen erlösung und gerechtigkeyt

L.: (…) Nobis sapientia a Deo, iustitia, sanctificatio et redemptio (naar 1 Kor. 1:30)

Da.: Als L.

Vergelijk antwoord 19 met antwoord 3: wet en evangelie

Zondag 7

Vraag en antwoord 20

D.: Wie sie durch Adam sind verloren worden

Da.: Also sy door Adam zijn verdoemt gheworden

D.: Im werden eingeleibet (…) und (…) annemen

L.: Ipsi inseruntur/beneficia amplectuntur

Vraag en antwoord 21

D.: Was ist warer glaub?

L.: Quid est fides?

Da.: Wat is een oprecht gheloove?

L.: A spiritu sancto (…) accensa (!), qua in Deo acquiesco/aeternam iustitiam et vitam donatam esse

Vraag en antwoord 22

L.: In capitibus catholicae et indubitatae omnium christianorum

Vraag en antwoord 23

D.: Gott, vater, den allmechtigen, schöpfer

L.: Deum patrem, omnipotentum, creatorem

Da.: God, den Vader, den almachtighen Schepper (geen komma)

D.: Geboren ausz Maria, der jungfrauen

L.: Natus ex Maria virgine

L.: Credo sanctam ecclesiam catholicam

Da.: Ick gheloove een heylighe alghemeyne kercke

Zondag 8

Vraag en antwoord 24

L.: Prima est de Deo aeterno patre

Zondag 9

Vraag en antwoord 26:

D.: Ich glaub in Gott, vater, den allmechtigen, schöpfer himmels und der erden

L.: (…) Patrem, omnipotentem, creatorem coeli et terrae

Da.: Ick gheloove in God, den Vader, den almachtighen Schepper des hemels ende der aerde

L:. Credo, aeternum patrem

De rode draad is: de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus (…) is omwille van zijn Zoon Christus mijn God en mijn Vader.

D.: Mit aller notturft leibs und der seelen

L.: Animo tum corpori meo necessariis. Zie Zondag 1 en Zondag 50.

D.: Mir zugut wenden

L.: In meam salutem sit conversurus

Da.: My ten besten keeren

D.: Getreuer vater

L.: benignus pater

Da.: Ghetrouwe Vader

Zondag 10

Vraag en antwoord 27

Werkt de zinsnede uit vraag en antwoord 1 uit: Hij bewaart mij zo dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook dat mij alle dingen tot mijn zaligheid moeten dienen.

Von seiner väterlichen hand: grijpt terug op antwoord 26: Der ewig vater unsers herrn Jesu Christi (…) umb seines sons Christo willen mein Gott und mein vater sey. (Op de achtergrond speelt dit christologisch aspect mee.)

NB: als mit seiner hand

D.: Laub und grasz

L.: Omnia quae terra nascuntur

D.: Nicht ohne gefähr

L.: Non temere aut fortuito

D.: Von seiner väterlichen hand

L.: Sed paterno eius consilio et voluntate

Vraag en antwoord 28

D.: Was für nutz bekommen wir

L.: Quid nobis prodest

Da.: Waertoe dient ons

D.: In glückseligkeyt danckbar

D.: Aufs zukünftig guter zuversicht

L.: In futurum vero optimam (…) spem habeamus

Da.: In allen dat ons noch toe comen can, een goede toeversicht hebben

D.: In seiner hand sind

L.: In eius potestate sunt

L.: Ut sine eius arbitrio non modo nihil agere sed ne moveri quidem possint

Zondag 11

Vraag en antwoord 29

D.: Das er uns selig macht von unsern sünden

L.: Quia nos salva ab omnibus peccatis nostris

Da.: Omdat Hy ons saligh maeckt ende van allen (!) onsen sonden verlost

L.: Nec ulla salus aliunde peti debet, nec alibi reperiri potest

Vraag en antwoord 30

D.: Seligkeyt

L.: Felicitatem

Da.: Welvaert

D.: Verleugnen mit der that den einigen seligmacher und heiland Jesum ob sie sich sein gleich rhümen

L.: Verbo (…) gloriantur, re ipsa abnegant

Da.: Of se hen schoon sijns met den monde roemen

D.: Entweder (…), oder (…)

L.: Necesse est enim, aut (…), aut (…)

Da.: Want van tweeën een, ofte (…) ofte

D.: Alles, (…) das vonnöten ist

L.: Eos omni in ipso possidere quae est salutem requiruntur

Zondag 12

Vraag en antwoord 31

D.: Verordnet

L.: Ordinatus

Da.: Verordineert

D.: Rath und willen Gottes

L.: Consilium et omnem voluntatem patris

Da.: Den verborghenen raedt Godts

D.: Offenbaret

L.: Patefecit

Da.: Heeft gheopenbaert

D.: Zu unserem einigen hohenpriester

L.: Et summus pontifex

Da.: Tot onsen eenighen hooghen Priester

D.: Für dem vater vertritt

L.: Apud patrem intercedit

Da.: Voortredet by den Vader

D.: Ewigen könig

L.: Et rex

Da.: Eeuwighen Coninck

D.: Mit sein wort und geist

L.: Suo verbo et spiritu

Da.: Met sijn woordt ende sijnen (!) geest

D.: Bey den erworbenen erlösung (…)

L.: Et partam nobis salutem tuetur ac conservat

Da.: By de verworvene verlossinghe (…)

Vraag en antwoord 32

D.: Mit freiem (!) gewissen (bevrijd)

L.: Libera et bona conscientia

Da.: Met een goede conscientie

Zondag 13

Vraag en antwoord 33

D.: Christus allein der ewig, natürlich son Gottes ist

Da.: Christus alleen de eeuwighe naturelicke sone Gods is

Vraag en antwoord 34

D.: Von der sünden erlöset und erkauft hat

L.: Nos sibi proprios vindicavit

Da.: Van allen (!) onsen sonden gekocht (…) ende ons alsoo hem tot een eyghendom ghemaeckt

Zondag 14

Vraag en antwoord 35

D.: Geborn ausz Maria der jungfrauen

L.: Natus ex Maria virgine

Da.: Gheboren uyt de maeght Maria

D.: Ausz dem fleisch und blut der jungfrauen Maria (…) an sich genommen hat

Da.: Uyt den vleessche ende bloede der maeght Maria (…) aenghenomen heeft

L.: Ut simul sit verum semen Davidis

Vraag en antwoord 36

Eerste druk: Was nutz bekomestu auss der heiligen empfengnuss Christi?

Tweede druk: Wass nutz bekomestu auss der heiligen empfengnuss und geburt Christi?

Eerste druk: Dass er mit seiner unschuldt und

Tweede druk: Dass er unser mittler ist, und mit seiner unschuldt und

Da.: Wat nutticheyt overcomt ghy

D.: Meine sünde (…) bedecket

L.: Mea peccata (…) tegat, ne in conspectum Dei veniant

Da.: Mijn sonden bedeckt (…)

Zondag 15

Vraag en antwoord 38

D.: Auf dasz (…) erlediget

L.: ut (…) eximeret

Da.: Opdat (…) bevrijde

Vraag en antwoord 39

L.: Si alio genere mortis affectus esset

L.: Sane amplius (zo begint het antwoord)

Zondag 16

Vraag en antwoord 40

D.: Warumb (…) den todt müssen leiden?

L.: Cur (…) se demitteret?

Da.: Waerom (…) vernederen?

Vraag en antwoord 41

L.: Ut (…) vere mortuum esse

Vraag en antwoord 42

Ziekte en dood zijn dus voor een gelovige geen betaling of straf meer voor de zonden.

Vraag en antwoord 43

D.: Sonder (…) im zur dancksagung aufopfern

L.: Sed (…) hostiam gratitudinis offeramus

Da.: Maer (…) hem tot een offerhande der danckbarheyt opofferen

Vraag en antwoord 44

D.: Abgestiegen (ook: abgefahren) zu der hellen

D.: Das sich (…) versichert sey

L.: Ut (…) me consolatione hac sustentem

Da.: Opdat ick (…) versekert zy ende my gantschelick vertrooste

D.: Durch seine unauzsprechliche angst (…) von den hellischen angst und pein erlöset

L.: Inenarrabilibus animi sui angustiis (…) liberaverit

Da.: Door sijne onuytsprekelicke benoutheyt (…) my van de helssche benouwtheyt ende pijne verlost heeft

Zondag 17

Vraag en antwoord 45

D.: Unserer seligen auferstehung

L.: Gloriosae resurrectionis nostrae

Da.: Onser saligher opstandinghe

Zondag 18

Vraag en antwoord 46

L.: Ascendit ad coelos?

D.: Seiner jünger

Da.: Sijner jongheren

L.: Atque etiamnum nostra causa ibidem est et erit

Vraag en antwoord 48

D.: Weil die gottheyt unbegreiflich und allenthalben gegenwertig ist

Da.: Want misdien de godtheyt onbegrijpelick ende overal teghenwoordigh is

D.: Und persönlich mit ir vereiniget bleibt

Da.: Ende nochtans even-wel persoonelick met haer vereenight blijft

Vraag en antwoord 49

L.: Quem fructum nobis adfert ascensio (…)?

Zondag 19

Vraag en antwoord 52

D.: Und alle vermaledeyung von mir hinweggenommen hat

L.: In aeternas poenas abiiciat

Zondag 20

Vraag en antwoord 53

D.: Dasz er gleich ewiger Gott (…) ist

L.: Verus et coaeternus Deus (…)

Zondag 21

Vraag en antwoord 54

D.: Ihm ein auszerwelte gemein zum ewigen leben (…) versamle

L.: Coetum ad vitam aeternam electum (…) colligere

Da.: Een ghemeynte tot den eeuwighen leven uytvercoren (…) vergadert

Vraag en antwoord 55

Da.: Aen te legghen (slot van de zin)

Zondag 22

Vraag en antwoord 57

D.: Disz mein fleisch (tegen anabaptisme)

Vraag en antwoord 58

D.: Den anfang der ewigen freude

Da.: ’t Beghinsel der eeuwigher vreught

Zondag 23

Vraag en antwoord 59

D.: Was hilft es dich aber nun, wenn du disz alles glaubest?

Vraag en antwoord 60

D.: Allein durch waren (!) glauben

L.: Sola fides in Iesum Christum

Da.: Alleen door een oprecht (!) gheloove

D.: Wenn ich allein (…) anneme

Da.: Soo verre ick (…) aenneme

Vraag en antwoord 61

L.: Cur sola fide (…) affirmas?

Da.: Niet (…) gode aenghenaem sy

Zondag 24

Vraag en antwoord 62

Da.: Ende der wet Godes in allen stucken ghelijckmatigh zijn moet

Vraag en antwoord 64

D.: Und verruchte leuth?

L.: Securos et profanos?

Zondag 25

Vraag en antwoord 65

L.: In nostris cordibus accendit (ontsteekt!)

Het Kort Begrip van H. Faukelius (1608), 50: Vraag: Hoe versterkt Hij dat geloof? Antwoord: Door datzelfde gepredikte Woord (!) en het gebruik van de Heilige Sacramenten (aanvulling en verbetering van antwoord 65).

Vraag en antwoord 66

D.: Und versigele: versigeln (verzegelen) is meer dan bezegelen

L.: Quod scilicet non universis tantum, verum etiam singulis credentibus (…) donet (…)

Da.: Opdat Hy ons door ’t ghebruyck derselver (gereformeerde notie)

Vraag en antwoord 67

D.: Heeft alleen: dahin gericht

L.: Eo spectant

Da.: Daerhenen gherecht, ofte daer toe verordent

Vraag en antwoord 68

D.: Hat Christus im neuen testament eingesetzt

L.: In novo foedere

Da.: In het nieuwe verbondt ofte Testament

L.: Duo: baptismum (niet sacrum baptismum) et sacram coenam

Zondag 26

Vraag en antwoord 69

D.: Disz eusserlich wasserbad eingesetzt

L.: Externum aquae lavacrum mandavit

Da.: Dit uytwendigh waterbadt bevolen

L.: Non minus certo

Vraag en antwoord 70

L.: Est accipere a Deo remissionem peccatorum

D.: Für uns vergossen

Da.: Voor ons uytgestort

D.: Zu einem glied Christi

Da.: Tot lidtmaten Christi

Vraag en antwoord 71

D.: Dasz wir (…) gewaschen seind

L.: Abluturum

Da.: Dat hy ons (…) wasschen wil

D.: Lehret alle völcker und taufet sie

Da.: Leert alle volcken, hen doopende

Zondag 27

Vraag en antwoord 73

L.: Certum faciat nos non minus (…) abluti sumus

Vraag en antwoord 74

D.: In dem blut Christi die erlösung (…)

Zondag 28

Vraag en antwoord 75

L.: Et de poculo distributo bibere iussit

D.: Ausz der hand des dieners empfange: lopend avondmaal?

L.: Quam panem et vinum, symbola corporis dominici e manu ministri (…)

Vraag en antwoord 76

L.: Certa animi fiducia amplecti

L.: Sic nos uno eodemque spiritu vivificemur (…)

Vraag en antwoord 77

L.: Hoc poculum est novum foedus per (!) meum sanguinem

Foutje: citaat uit 1 Kor. 10 wordt herhaling van 1 Kor. 11 genoemd (D.: widerholet/L.: repititur/Da.: werdt ook verhaelt)

Zondag 29

Vraag en antwoord 78

D.: Nach art und brauch der sacramenten

L.: Quamquam pro ratione sacramentorum et usitata Spiritui Sancto de his loquendi forma, panis Christi corpus appellatur

Da.: Nae den aerdt ende eygenschap der sacramenten

Vraag en antwoord 79

D.: Das neue testament in seinem blut

L.: Novem foedus per suum sanguinem

Da.: Dat nieuwe Testament door sijnen bloede

Zondag 30

Vraag en antwoord 80

Eerste druk: vraag en antwoord 80 ontbreekt.

Tweede druk (1563) ingevoerd:

Frag: Was ist für ein unterscheid zwischen dem abendmal des Herrn und der bäpstlichen Mess?

Antwort: Das Abendmal bezeuget uns dass wir volkomne vergebung aller unser sünden haben, durch das einige opffer Jesu Christi, so er selbst ein mal am creutz volbracht hat. Die Mess aber lehret dass die lebendigen und die todten nit durch das leiden Christi vergebung der sünden haben, es sey dan, dass Christus noch teglich für sie von den Messpriestren geopffert werde: Und ist also die Mess im grund ein abgöttische verleugnung dess einigen opffers und leidens Jesu Christi.

Derde druk (1563; in kerkorde najaar 1563):

Frag: Was ist für ein underscheid zwischen dem abentmal des herrn und der bäpstlichen mesz?

Antwort: Das abendmal bezeuget uns, dasz wir volkommene vergebung aller unser sünden haben durch das einige opfer Jesu Christi, so er selbst einmal am creutz vollbracht hat und dasz wir durch den heiligen geist Christo werden eingeleibt, der jetzund mit seinem waren leib im himmel zur rechten des vater ist und daselbst wil angebeten werden. Die mesz aber lehret dasz die lebendigen und die todten nicht durch das leiden Christi vergebung der sünden haben, es sey denn, dasz Christus noch täglich für sie von den meszpriestern geopfert werde, und das Christus leiblich onder der gestalt brots und weins sey und derhalben darin soll angebetet werden. Und ist also die mesz im gründ nichts anderst denn ein verleugnung des einigen opfers und leidens Jesu Christi und ein vermaledeyte abgötterey.

Vraag en antwoord 81

D.: Welche sollen zu dem tisch des herren kommen?

D.: Vertrauen dasz diesselbige ihnen verzihen (…) sey (mist: om Christus’ wil)

D.: Essen und trincken (…) das (!) gericht

L.: Damnationem sibi edunt et bibunt

Da.: Eten en drincken henselven het (!) oordeel

Vraag en antwoord 82

D.: Durch das ampt (!) der schlüssel ausz zu schliessen

Da.: Door de sleutelen des hemelrijcks uyt te sluyten

Zondag 31

Vraag en antwoord 83

D.: Was ist das ampt (!) der schlüssel?

L.: Quid sunt claves regni coelorum?

Da.: Wat zijn de sleutelen des hemelrijcks?

D.: (…) Und die christliche buszzucht

Da.: Den christelicken ban ofte uytsluytinghe uyt de christelicke ghemeynte

Vraag en antwoord 84

D.: Allen unglaubigen und heuchlern

L.: Omnibus infidelibus et hypocritis denuntiatur (…)

Da.: Allen ongheloovigen ende die hen niet van herten bekeeren

Vraag en antwoord 85

D.: Durch die christliche buszzucht

L.: Per disciplinam ecclesiasticam

Da.: Door den christelicken ban

D.: Von iren irrthumen oder lastern nit abstehen

L.: Ab erroribus aut flagitiis discedere nolunt

Da.: Van hare dwalinghen ofte schandelicke leven niet afstaen willen. (…) Ende soo sy nae die vermaninghe niet en vraghen

Zondag 32

Vraag en antwoord 86

D.: Ausz gnaden (…) erlöset seind

L.: Sola Dei misericordia (…) liberati sumus

Da.: Alleene uyt ghenaden (…) verlost zijn

L.: Ut tantis beneficiis affecti (…) gratos declaremus

D.: Unsere nechsten auch Christo gewinnen

Da.: (..) Christo ghewonnen werde

Vraag en antwoord 87

D.: undanckbaren, unbuszfertigen wandel

Zondag 33

Vraag en antwoord 88

D.: Die warhaftige busz oder bekerung

Da.: De waerachtige bekeeringhe (bekering niet vóór, maar dóór geloof)

L.: Vivificatio (levendmaking, idem)

Vraag en antwoord 89

D.: Im die sünde von hertzen lassen (!) leid sein

L.: Dolere, quod peccatis tuis Deum offenderis

Da.: Een hertelick leetwesen dat wy Godt door onse sonden vertoorent hebben

Vraag en antwoord 90

D.: Lust und lieb haben

Da.: Een ernstighe lust ende liefde

Vraag en antwoord 91

L.: Aut ab hominibus tradita sunt

Zondag 34

Vraag en antwoord 92

D.: Ich bin der herr t/m kein ander götter für mich haben: bij het eerste gebod

L.: Idem

Da.: Het opschrift staat los van het eerste gebod

D.: Bin ein starcker, eyveriger Gott

L.: Fortis, zelotes

Da.: Sterck ende yverich

D.: Der die missethat der väter heimsucht

Da.: Die daer te huys soecke de misdaedt der vaderen

Vraag en antwoord 93

D.: In zwo tafeln, deren die erste in vier geboten lehret (…). Die ander in sechs geboten

L.: Quarum prior quattuor praeceptis tradit (…). Posterior sex praeceptis

Da.: Mist formulering vier en zes

Vraag en antwoord 94

D.: Bey verlierung meiner seelen heil und seligkeyt

D.: Abergläubische segen

Da.: Waersegghinge, superstitie oft by-gheloove

Vraag en antwoord 95

D.: Etwas anderst dichten oder haben

L.: Aliud quippiam fingere aut habere

Da.: Yet anders versieren ofte hebben

L.: In quo spem reponas

Zondag 35

Vraag en antwoord 98

D.: Als der leyen bücher

L.: Quae pro libris sint imperitae multitudini

D.: Stumme götzen

Zondag 36

Vraag en antwoord 100

L.: Quam sacri ipsius nominis contumelia

Zondag 37

(tegen wederdopers)

Vraag en antwoord 101

D.: Gottselig (…) schweren?

L.: Pie (…) iurare?

Da.: Godsalichlick (…) sweeren?

D.: Dardurch zu erhalten und zu fürdern

L.: Quo et gloria Dei illustretur et aliorum saluti consulatur

Vraag en antwoord 102

L.: Et iurantem puniat, si sciens fallat

Zondag 38

Vraag en antwoord 103

D.: Das predigtampt (…) erhalten werden/sonderlich am feiertag/das wort gottes zu lernen (!)/von meinen bösen wercken feiere

L.: Ministerium evangelii (…) conserventur/ego cum aliis (…) coetus divinos frequentem/verbum Dei diligenter audiam/precibus publicis meas quoque preces adiungam/pro facultatibus aliquid conferam in pauperes

Da.: Den kercken-dienst ofte het predick-ampt (…) onderhouden werden/van mijnen bossen wercken viere

Zondag 39

Vraag en antwoord 104

D.: Mit ihren gebrechen gedult haben

L.: Formuleert in pluralis

Zondag 40

Vraag en antwoord 105

D.: Schmehen, hassen, beleidigen oder tödten

Da.: Noch met woorden ofte eenigh ghelaet

In de dicta probantia wordt Sirach 3 geciteerd.

Vraag en antwoord 106

God haat zelf ook. Hij haat het haten: Da. dat Hy de wortel des doodtslaghs (als nijdt, haet, toorn ende wraeckgierigheyt) hatet

Zondag 41

Vraag en antwoord 108

D.: Keusch und züchtig leben

La.: Modeste et caste

Da.: Cuysch ende tuchtelick leven

Zondag 43

Vraag en antwoord 112

D.: Unverhört und leichtlich verdammen helfe

L.: Temere vel indicta causa condamnem

Da.: Oordele ofte helpe verdoemen

Zondag 44

Vraag en antwoord 113

Let op het alomvattende: die geringste lust/irgendein gebot/nimmermehr/gantzem hertzen/aller sünde/aller gerechtigkeyt (Het alomvattende komt in HC vaak voor)

Vraag en antwoord 114

Tegen het perfectionisme van sommige wederdopers

Vraag en antwoord 115

Trinitarisch geformuleerd

Slot: eschatologisch

Zondag 45

Vraag en antwoord 116

Da.: hertelicken suchten = van binnenuit, vanuit de kern van ons bestaan

Vraag en antwoord 117

D.: Recht gründtlich erkennen

L.: Ex intimo nostrae indigentiae ac miseriae sensu

Da.: Recht ende grondelick kennen

Vraag en antwoord 119

D.: Der du bist in himmeln; geheiliget werde dein name

L.: Pater noster, qui es in coelis; sactificetur nomen tuum

Da.: Onse Vader die inde hemelen zijt; Dijnen naem werde gheheylight

Ook Faukelius (1611) heeft nog dijnen naem. De latere traditie kent niet meer het tutoyeren, maar vertaalt met Uw.

Zondag 46

Vraag en antwoord 121

D.: Nichts (!) irdisch gedencken

L.: Humile quippiam

Zondag 50

Vraag en antwoord 125

D.: Weder unsere sorgen und arbeit

L.: Omnem nostram curam et industriam

Da.: Noch onse sorghe, noch arbeyt

Zondag 51

Vraag en antwoord 126

L.: Omnibus, qui nos offerderunt, ex animo ignoscere

Zondag 52

Vraag en antwoord 127

D.: Und darzu unsere abgesagte feind

Da.: Verlost ons van dien quaden/onse dootvyanden

L.: Besluit de catechismus met: Soli Deo laus et gloria

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken