Menu

None

Theologisch schrijven in een geseculariseerde, gedigitaliseerde wereld

Lessen in schrijven over geloof en spiritualiteit

Vrouw die aan het typen is op een laptop
Bron: Christin Hume via Unsplash

De laatste jaren schrijf ik steeds meer. Ik vind schrijven boeiend en plezierig. Je bereikt veel mensen, ook op langere termijn. Het schrijven helpt om mijn gedachten boven water te krijgen, kritisch te onderzoeken op hun coherentie en te ordenen tot een logisch geheel. Ik loop vooral warm voor spiritualiteit en christelijk geloof. Ik kan schrijven over datgene waaruit ik leef.

Als ik terugblik op mijn schrijftechniek dan merk ik een aantal constanten op en evengoed een evolutie. Ik deel ze graag met je.

1. Aandacht voor helderheid, eenvoud en structuur

Tijdens mijn opleiding als jezuïet heb ik veel filosofie, theologie en spiritualiteit onder de kiezen gekregen. Toch ben ik jurist gebleven. Voor mijn intrede was ik negen jaar ondergedompeld in het recht.

Twee jaar heb ik als advocaat gewerkt voor het Hof van Cassatie. Het is de ervaring die wellicht het meest impact heeft gehad om mijn manier van schrijven. Bij cassatie verloopt alles schriftelijk. Het gaat over teksten van gemiddeld tien bladzijden. Grammaticaal worden die geformuleerd als één enkele zin, hyper gecodeerd en geformaliseerd. Dit kan gek lijken. Toch is het efficiënt. Het maakt mogelijk dat alles zo eenduidig als mogelijk wordt geformuleerd. Insiders weten dat de cassatiemagistraten het heerlijk vinden om verzoekschriften af te wijzen wegens onduidelijkheid of tegenstrijdigheid. Die twee jaren waren een leerschool in coherentie en helderheid.

In de sector van geloof en spiritualiteit lees ik veel diepzinnige gedachten. Meer dan eens krijg ik er echter kop noch staart aan. De opbouw, de interne logica zijn mij onduidelijk. Nu kan dit irrelevant lijken: als de ziel maar wordt geraakt. De impact van een tekst is echter veel groter als de lezer er ook iets van kan snappen. Dan kan hij het onthouden.

Bij het schrijven besteed ik daarom veel tijd aan structuur en logische opbouw van de redenering. Zin per zin. Paragraaf per paragraaf. Wat is de kern van mijn betoog? Wat wil ik eigenlijk zeggen? Het betekent schrappen van wat er niet echt toe doet en meerdere malen herschrijven. Niet in één ruk. Wel met tijd ertussen. Het denkwerk gebeurt best maximaal door de schrijver zelf.
Dit is geen onderschatting van de lezer. Die wordt echter overspoeld massa’s tekst. De tijd voor verwerking is beperkt. Als het voorwerk onvoldoende is gedaan, is de kans groot dat de lectuur niet verder komt dan het niveau van spiri- of reli-tainment. Daar bedank ik voor.

Ten slotte, ik leg mijn teksten graag voor aan anderen. Met hun suggesties houd ik systematisch rekening. Uiteindelijk schrijf ik voor de lezer. Die dient het te snappen.

2. Onderscheidend – intuïtief schrijven

Een ommekeer heeft in mijn schrijftechniek plaatsgevonden tijdens de redactie van een filosofie-thesis in Parijs. Ik was klaar met mijn voorbereidende lectuur. Naar goede Franse gewoonte vroeg de professor mij om een gedetailleerd plan te maken. Dat wilde niet lukken. Reeds in vroegere papers had ik vastgesteld dat ik veeleer een intuïtieve en onderscheidende manier van schrijven heb. In het gesprek hierover bevestigde ze dat het perfect ook zó kon.

De structuur en ook de uitkomst kristalliseren zich bij mij uit tijdens het schrijven. Plots begint de pen vlotter te bewegen. Ik voel creativiteit en enthousiasme. Eindelijk snap ik wat ik weliswaar al aanvoelde maar nu pas kan verwoorden. Omgekeerd gebeurt het ook dat ik, al schrijvend, vaststel dat mijn briljante idee of inzicht gewoon niet steekhoudend is.

Deze schijfstijl vraagt tijd, concentratie en energie. Tegelijk is ze voor mij vaak een ervaring van vrijheid. Ik weet niet waar ik ga uitkomen. Ik laat me leiden door de radar van mijn intuïtie. Vaak ben ik verrast door het eindresultaat. Ik leer zelf bij door te schrijven.

3. Normatieve invloed van internet

Sinds meer dan tien jaar noem ik mezelf internetpastor. De wetmatigheden van het internet zijn ook in de fysieke wereld normatief geworden. Mijn schrijfstijl is erdoor veranderd. Ik zal vier aspecten benoemen.

a. Korte spanningsboog

In de digitale omgeving is de spanningsboog (hoe lang je aandacht vast kunt houden) beperkt tot twee à drie minuten. Binnen enkele seconden beslist de surfer of die al dan niet wegsurft.

Ik probeer scherp te schrijven. Korte zinnen. Geen adjectieven of bijzinnen. Alles wat niet strikt nodig is, schrap ik. Lange inleidingen zijn dodelijk voor de aandacht. Vaak val ik met de deur in huis. Zo probeer ik meteen de aandacht te grijpen. Niet alle details en nuances moeten worden uitgewerkt. De lezer zoekt geen antwoord op al zijn vragen. Enkele gedachten volstaan.

b. Belang van (visual) storytelling

Storytelling is het overheersende literaire genre geworden. Liefst met aandacht voor de visuele dimensie. In mijn boek Levenslessen vertrek ik steeds van een kort verhaal. Dat gebruik ik dan als rode draad voor de rest van het essay.

Storytelling geeft een thuisgevoel: ‘Dit verhaal herken ik, dit gaat over mij.’ Het kan veel informatie geven in een mum van tijd. Bij de lezer roept het persoonlijke herinneringen op. Zo voert een goed gekozen verhaal binnen in de intimiteit van het leven van de lezer. De tekst treedt in dialoog met de ervaring van de lezer. Dat is net wat ik beoog als schrijver.

c. Inclusief schrijven

Het internet kent geen muren. In het digitale pastoraat is dit een buitenkans. Hoe katholiek als de ignatiaanse spiritualiteit ook is, we bereiken steeds meer protestantse christenen. Ook mensen die anders nooit een kerk zouden binnenkomen of die zich niet welkom voelen in een kerkgebouw.

Een van de concrete gevolgen hiervan is dat ik, zowel digitaal als fysiek, meer aandacht heb voor inclusief schrijven. Het is perfect mogelijk om trouw te zijn aan je eigen traditie en toch zo te schrijven of te spreken dat andersgelovigen zich thuis en gerespecteerd voelen. Vorig jaar hebben we een podcastserie geproduceerd over liefdesrelaties op zo’n manier dat ook LHTBQ+ mensen zich erin kunnen herkennen. Deze schrijfstijl maakt ook leesbaar voor moslims: meerdere van mijn boeken zijn vertaald in het Arabisch.

d. Spanningsveld anonimiteit – personalisering

Op het internet is anonimiteit een troef. Dit gaat gepaard met een exponentiële toename van fake news en ook een veralgemeend wantrouwen. Tegelijk is er een tendens tot personalisering: de surfer wil weten van wie de content afkomstig is. Is er vertrouwen in die persoon of groep, dan is de kans groter dat die de bijdrage als waar zal beschouwen. Tot in het absurde toe. Denk aan Trump en andere populistische leiders. Tegelijk is er een, reeds langer durende, opgang van het getuigenisgenre.

Ik stel vast dat ik meer aandacht geef aan het schrijven vanuit mijn persoonlijke ervaring. Ik sta huiverig ten aanzien van de ‘my, myself and I’-cultus. Tegelijkertijd merk ik hoezeer een persoonlijke touch beantwoordt aan een verlangen van het publiek. Het kan leiden tot meer geloofwaardigheid.

4. Steeds toenemende secularisering

Het christelijk referentiekader is al lang niet meer toonaangevend. Toch blijft de zinvraag bestaan. Geloven kan. Niet geloven kan net zo goed. Wat je gelooft, hangt helemaal af van jezelf. Je bent baas in je eigen ziel. Het klassieke christelijke jargon klinkt vreemd, voorbijgestreefd en ongeloofwaardig. In mijn schrijven probeer ik deze context recht te doen.

Om die reden was ik zo blij met de dubbele nominatie van mijn boek Levenslessen. In Vlaanderen heeft het de publieksprijs gekregen voor Het spirituele en christelijke boek van 2023. In Nederland stond het in de shortlist van vijf voor het beste theologische boek van het jaar. Nochtans komt het woord God er maar tweemaal in voor. De naam van Jezus helemaal niet.

Die discretie kan blijkbaar zinvol zijn. Het is geen must. In mijn volgende boek komt de naam ‘Jezus’ 539 maal voor en het woord ‘God’ 315 keer. Het boek dat daarna komt heeft als werktitel ‘Geloven in Jezus. Hoe kom je erbij?’

Als ik schrijf over geloofszaken heb ik systematisch twee aandachtspunten.

Ik schrijf nooit ‘Wij, christenen …;’ ik schrijf wel: ‘Christenen geloven dat ….’ Zo vermijd ik dat niet-christelijke lezers zich uitgesloten voelen. Maar het gaat vérder. Ook voor veel belijdende christenen is geloven niet evident. Twijfel maakt deel uit van de christelijke geloofservaring. Daarom vermijd ik al te affirmatieve geloofsuitspraken.

Het tweede aandachtspunt vind ik complexer. Als pasgewijde priester was ik enthousiast over de eindeloze subtiliteit en rijkdom van het christelijke en ignatiaanse jargon. Ik gebruikte die woordenschat graag en probeerde ze anderen aan te leren. Dit heb ik losgelaten. Het werkt niet. De grote uitdaging voor deze tijd lijkt me die van de inculturatie. Ik zoek nu meer en meer in de seculiere cultuur zelf de woorden, de beelden en de bemiddelingen om te spreken over de geloofservaring en de wijsheid die eruit voortvloeit. Ik beschouw dit niet als een nederlaag of een pijnlijk compromis. Wel als een boeiende uitdaging. Die is overigens net zo oud als het christendom zelf.

Nikolaas Sintobin is jezuïet en internetpastor. Onlangs publiceerde hij bij Kokboekencentrum Bidden met de Bijbel.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken