Verbeteren of vernieuwen: een aanpak kiezen die past
De meeste veranderingen brengen niet waarop was gehoopt. Veranderen is kennelijk lastig. En hoewel verandering niet maakbaar is, blijft het gehoopte resultaat vaker uit dan nodig. Daar zijn verschillende redenen voor, waaronder een aanpak die niet past bij de diepgang van de uitdaging. Daarover in dit artikel meer.
De diepgang van een uitdaging bepaalt of je het best kunt verbeteren (aanpassen) of beter kunt vernieuwen. De neiging om elke kwestie aan te pakken met een verbeterplan draagt bij aan het grote aantal plannen dat niet bracht waarop werd gehoopt.
Gedachtenexperiment
Stel, we beschikken over opnames van alle overleggen van werkgroepen en kerkenraden die plaatsvonden in het seizoen 2023-24. Bij het afluisteren zouden we duizenden fragmenten horen over verandervoornemens en -plannen. Vermoedelijk zouden we nog geen tien keer iemand de vraag horen stellen: ‘Vraagt dit om verbeteren of vernieuwen?’
Dat is opmerkelijk. Want volgens veranderkundigen is het een cruciale vraag die altijd gesteld moet worden. Liefst als eerste. Omdat sommige problemen niet ‘reageren’ op verbeteren. En omdat verbeteren om een andere aanpak vraagt dan vernieuwen. Kort en goed: wie deze vraag overslaat, kiest zo maar een verbeteraanpak bij een uitdaging die om vernieuwing vraagt. Volgens de theorie moet er dan een wonder gebeuren, wil het nog wat worden. Nu sluiten we wonderen in de kerk niet uit. Maar we zouden het de heilige Geest ook iets minder moeilijk kunnen maken.
Een voorbeeld
Omdat veel kerken wel iets vitaler zouden willen zijn dan het geval is, kijken we naar een vergelijkbare veranderuitdaging uit de huisartspraktijk.
… duizenden fragmenten over verandervoornemens en -plannen
We kennen allemaal wel iemand die langzaam minder fit wordt. Ze zijn vaker kortademig en hebben vaker pijn bij het bewegen, vooral in de heupen en knieën. Stel, deze persoon gaat naar de huisarts en vraagt om een verwijzing naar de orthopeed voor nieuwe knieën en een recept voor medicatie die meer lucht geeft. In feite hoopt de persoon dat twee verbeteringen hem weer vitaal maken: een tamelijk complexe ingreep (knieoperaties en revalidatie) en een eenvoudige (medicatie). Onze kennis gaat ervan uit dat hij een 1e -orde probleem heeft en dat twee verbeteringen dat zullen oplossen.
Een goede huisarts kijkt echter breder en dieper dan de symptomen waar de kennis vanaf wil. Na onderzoek gaat de arts met de patiënt in gesprek over onderliggende factoren zoals bloeddruk, cholesterol en gewicht, die allemaal zorgwekkend zijn. De arts benadrukt de noodzaak van leefstijlverandering naast de gewenste aanpassingen (de operatie en medicatie). Stel nu dat onze kennis begrijpt dat de arts denkt aan meer bewegen en gezonder eten, maar zegt dat dit binnen zijn werkzaamheden en overvolle agenda niet te doen is. Anders gezegd: de kennis ziet zijn probleem nu ook als dieper verworteld (een 2e -orde probleem), maar denkt nog steeds dat een 1e -orde oplossing hem vitaler zal maken.
Eigenlijk zegt de kennis: ‘Dit ziekmakende gedrag is gegeven met het leven zoals ik het leef’. De arts concludeert dat de problemen echt diep verworteld zijn – een 3e -orde uitdaging. Hij zou nu kunnen zeggen: ‘U kiest voor een veeleisend bestaan. Dat doet u niet voor niets. Achter de offers die u en uw lichaam brengen, gaan vermoedelijk waarden en idealen schuil. Dat wil ik graag beter begrijpen. Mag ik u vragen wat u momenteel als uw missie, als uw levensopdracht ziet?’
Met deze laatste vraag gaat de arts nog verder dan veranderen. Hij onderzoekt nu of de kennis een klein beetje openstaat voor heroriëntering of transformatie. Kennelijk is het vermoeden van de arts dat een nieuw antwoord nodig is op de vraag ‘waartoe deze man denkt dat hij op aarde is’ (3e -orde verandering). Heroriëntering kan ruimte te maken voor leefstijlverandering (2e -orde), waarna een knieoperatie en medicijnen (1e -orde) ook het beoogde effect kunnen hebben.
Dit voorbeeld maakt nog iets duidelijk, wat zeker zo belangrijk is. Voor de arts, en de meesten van ons als lezers, is het zo klaar als een klontje dat de vitaliseringswens om meer vraagt dan twee aanpassingen. Wij zien dat de man een 1e -orde oplossing wil voor een 2e – of 3e -orde probleem. Maar de persoon in kwestie is zich daar (nog) helemaal niet van bewust!
De verbeterreflex
De kerk heeft, net als de man in het voorbeeld, een grote voorkeur voor verbeteren. Misschien is zelfs sprake van een verbeterreflex. Bij het opduiken van problemen of uitdagingen grijpt men vaak instinctief naar een verbeterstrategie. Dit kan een heel ingewikkelde, maar 1e -orde aanpak zijn, ook voor 2e – en 3e -orde uitdagingen.
De nota ‘Kerk2025: Waar een woord is, is een weg ’ illustreert dit duidelijk. De nota schetst ingrijpende veranderingen in de samenleving, cultuur en onder kerkleden. Dat de kerk voor een stevige uitdaging staat, is duidelijk: Hoe zijn we kerk in drastisch veranderde omstandigheden, met minder geld, minder mensen die gemiddeld minder betrokken en meer geseculariseerd zijn dan tien of twintig jaar eerder. Een robuuste 2e -orde uitdaging zou je denken. En net als onze kennis kiest de kerk voor zes 1e -orde verbeteringen: minder classes, classispredikanten, professionelere visitatie, mobielere predikanten, meer ontzorgen en meer geloofsgesprek.
De vitaliseringswens vraagt om meer dan twee aanpassingen
Hoewel deze zes aanpassingen alle vrucht dragen en positief uitwerken voor de kerk, lijken ze geen antwoord te geven op de geschetste uitdaging: ‘Hoe zijn we vitaal kerk met minder geld, minder mensen die deels anders betrokken zijn op God en kerk in sterk veranderde omstandigheden?’ Dat vraagt om een aanpak die dieper gaat. Om met een wat filosofisch ingestelde medelander te spreken: ‘Je ziet het pas als je het door hebt.’
Bert Bakker is werkzaam als veranderbegeleider, trainer en coach vanuit Ekklesia Advies.