Menu

Basis

Verblijd U in de Heer te allen tijde

3e zondag van Advent (Jesaja 65:17-25, Psalmen 126, 1 Tessalonicenzen 5:12-24 en Johannes 3:22-30)

De lezingen die voor vandaag op het rooster staan, lijken op het eerste gezicht heel verschillend, maar hebben alle één ding gemeen: vreugde. Dat is ook niet verwonderlijk op deze zondag Gaudete (= Verheug u). Maar alle lezingen laten ook zien dat het niet zomaar automatisch vreugdevol is voor hen die de God van Israël volgen. Het is niet: ‘Blij, blij, mijn hartje is zo blij, want Jezus is een vriend van mij.’

De psalm zegt dat die met tranen zaaien, met gejuich zullen maaien. En ook de profeet Jesaja benoemt het verdriet en de pijn, die er niet meer zullen zijn als God zal juichen over Jeruzalem en zich zal verblijden over zijn volk.

Vertellen in drieën

Ype Bekker leert ons dat de evangelist Johannes zijn Evangelie opbouwt in drie delen: eerst een korte situatieschets, dan de herhaling en in het derde deel de uitwerking. De indeling in drieën is niet een indeling rond drie Paasfeesten, maar rond de drie verplichte opgangen naar Jeruzalem. Kort samengevat ziet de structuur van het Evangelie er volgens Bekker als volgt uit:

  • Eerste ronde: Johannes 1:1-3:21. Jezus gaat voor het eerst vanuit Galilea op naar Jeruzalem, voor de viering van het joodse Paasfeest (2:13). Hoofdthema: Jezus is de Zoon van God.
  • Tweede ronde: Johannes 3:22-5:47. Jezus gaat voor de tweede maal vanuit Galilea op naar Jeruzalem, voor de viering van het joodse Pinksterfeest. Hoofdthema: Jezus is de Messias van Israël, trouw aan de Tora die Israël van God gekregen heeft op de Sinai.
  • Derde ronde: Johannes 6:1-21,25. Jezus gaat voor de derde en laatste maal vanuit Galilea op naar Jeruzalem, voor de viering van het Loofhuttenfeest (7:2.10). Hoofdthema: Jezus is de Mensenzoon.

Niet alleen deelt Bekker het Evangelie als geheel in drieën, ook in veel teksten vindt hij een drieledige indeling. Als je de tekst van het Johannesevangelie van vandaag in drieën wilt indelen, dan is vers 22 het eerste deel, de verzen 23-24 de herhaling en vanaf vers 25 volgt de uitgebreide uitleg en uitwerking.[1]

De pijn van de scheuring

Eigenlijk moeten we bij dit schriftgedeelte doorlezen tot het eind. We kunnen dan zien hoe dit verhaal vooral in vers 35 en 36 een uitwerking is van het gesprek dat bij Nikodemus begonnen is, over van boven geboren worden uit water en Geest (3,2-5). Het catechetische gesprek met hen die in de Paasnacht gedoopt zullen worden, gaat verder, want over de doop zijn ze nog lang niet uitgepraat. Het Johannesevangelie zit immers vol met waterverhalen. De doop is een essentieel onderdeel van het leerling-zijn van Jezus. Johannes vertelt dat Jezus doopt en dat Johannes de Doper doopt te Enon bij Salem (Jeruzalem). Deze bronnen en Salem verwijzen naar Melchisedek, de koning van Jeruzalem, de priester van de vrede (Hebreeën 7). Maar er komt scheuring van; een tempelgetrouwe Jood (Judeeër) gaat in discussie over de reiniging. ‘Kan dat zomaar, dat dopen?’ en de leerlingen van Johannes de Doper keren de woorden van vers 23 om. De evangelist vertelt daar dat de mensen toestroomden bij Johannes de Doper, en de leerlingen maken er een concurrentiestrijd met Jezus van en zeggen dat de mensen naar Jezus toestromen.

De vreugde van de vriend van de bruidegom

Johannes de Doper leert zijn leerlingen echter dat het helemaal geen concurrentie is en dat je bij de doop niet royaal genoeg kunt zijn, omdat het ons uit de hemel gegeven is – weer een verwijzing naar Nicodemus. Hij kiest voor zichzelf het beeld van de vriend van de bruidegom, the best man, in het Midden-Oosten ook wel degene die de bruid en de bruidegom aan elkaar heeft gekoppeld. Hij heeft alles voorbereid en klaargemaakt en wordt blij van de stem van de bruidegom; die vreugde vervult hem, alsof de vreugde van de messiaanse tijd al is aangebroken.

Ineens klinken alle andere schriftlezingen mee in dit getuigenis van Johannes de Doper. Je zou de gehele Jesajatekst als illustratie van zijn gevoel kunnen lezen. Dat messiaanse visioen hoort hij in de stem van de bruidegom. Hij is de getuige van de grote Getuige en is daarmee een voorbeeld voor alle catechumenen van dominee Johannes die na hun doop gaan getuigen, maar nooit kunnen spreken alsof ze de Gezalfde zelf waren. Deze getuige moet minder worden, anders zou het Licht (Johannes 1:4) in zijn schaduw raken. Johannes de Doper doopte met water en Jezus met de heilige Geest (1:26.33). En in het verhaal van Nikodemus hebben de catechisanten geleerd dat er in de gemeente, de ecclesia, gedoopt wordt uit water en geest (3:5). In 3:31-36 wordt het nog een keer uitgewerkt: de Getuige van boven en de getuige van de aarde. Wat van boven komt, wordt van beneden gehoord, als door een wonder, want ‘zijn getuigenis wordt niet aanvaard’ (3:32). Maar als je het aanneemt bij de doop in de Paasnacht, dan bezegel je daarmee dat God waarachtig is.

Handleiding voor de getuigen

De praktische handleiding voor de volgelingen van Jezus vinden we in de lezing uit 1 Tessalonicenzen, waar dat ‘Hij moet toenemen en ik moet minder worden’ (Johannes 3:30) lijkt te worden uitgewerkt. Opkomen voor de zwakken, geduld hebben, blij zijn te allen tijde en zonder ophouden bidden. Maar vooral: de Geest niet uitdoven. Want die Geest die van boven komt en ons door Jezus is gegeven, maakt dat we ons te allen tijde kunnen verheugen als we de stem van de Bruidegom herkennen.

Deze exegese is opgesteld door Doddy van Leeuwen-Assink.

Voetnoot

[1] Y. Bekker, Zoon van God, Messias, Mensenzoon. De structuur van het Evangelie naar Johannes, Kampen 1995, 21 (dissertatie)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken