Verschijning
Geloofstaal & cultuurtaal
Verschijnen is: komen en aanwezig zijn: ‘hij verscheen niet op de vergadering.’ Verschijning van geesten of doden heeft een religieuze en fantastische connotatie. Bij ‘de verschijningen van Jezus’ denken velen aan zijn ontmoetingen met de discipelen tussen Pasen en Hemelvaart. De bijbelse getuigenissen van verschijningen van God, een engel of de Engel des Heren, en de opgestane Here kunnen bij velen in onze cultuur rekenen op twijfel of ongeloof.
In kerkelijke kring weet men ervan dat God zich openbaarde aan bepaalde personen (vooral geassocieerd met het Oude Testament), maar verder heeft voor velen binnen en buiten de kerk ‘de onzichtbare wereld’ weinig realiteitsgehalte in hun eigen leven. Punt van discussie is of en hoe God in onze tijd verschijnt. Veel bekeerde moslims getuigen dat God of Jezus aan hen is verschenen. Het gaat dan echter niet om een lichamelijke aanwezigheid zoals bij de discipelen na de opstanding, maar om een droom of visioen.
Woorden
Verschijnen is een technische term geworden van een epifanie ofwel een verschijning van een hemels wezen: een engel of een ander hemels wezen, of God Zelf (in het laatste geval spreken we van een theofanie of Godsverschijning). De vertalingen zijn op dit punt zeldzaam eensluidend. Verschijnen gaat terug op het Hebreeuwse ra’a (vgl. ook: cha-zoon,jarad en nata) en het Griekse epiphaneia, phainesthai, phaneroun of vormen van horan. Verschijningen kunnen plaats vinden in een droom of visioen (bijv. Mat. 1:20; Hand. 10:3) maar ook als een objectief waarneembaar gebeuren. Degene die verschijnt, laat zich zien en wordt ook daadwerkelijk gezien (bijv. Luc. 24:34).
Betekenis in context
Oude Testament
Mensen verschijnen voor God
In Exodus, Leviticus en Deuteronomium is verschijnen een technische term voor deelname aan de eredienst in Gods huis, met name de drie hoge feesten, het feest van de ongezuurde broden, van de oogst en van de inzameling (Ex. 23:14-17; zie ook Deut. 16:1-17: Pascha, wekenfeest, loofhuttenfeest). ‘Voor het aangezicht van de Here verschijnen’ (zoals de geijkte frase luidt), mag niet met lege handen gebeuren (Ex. 23:15; Deut.16:16), de tempelbezoekers dienden de Here te eren met gaven en offers (zie ook Ex. 34:20). Drie maal per jaar moesten de mannen verschijnen, om op die wijze uitdrukking te geven aan de bijzondere band met de Here, een loyaliteit die God niet onbeloond zou laten (Ex. 34:23, 24). Opmerkelijk is hoe in Leviticus 9:4 en 6 het verschijnen van Israël met offers voor God, gemotiveerd wordt: ‘want heden zal u de Here verschijnen.’ Zodoende ontstaat er dus een werkelijke ontmoeting.
Psalm 42:3 en 84:8 maken duidelijk dat ‘voor God verschijnen in Sion’ verder gaat dan de fysieke aanwezigheid in de tempel en de deelname aan de eredienst. Het gaat om de ontmoeting met God, om de aanvaarding door Hem. Wie in zijn aanwezigheid mag komen krijgt deel aan het heil van de Here (vgl. Job 13:16!).
God verschijnt aan mensen – verleden en heden
De Here verscheen aan Abram (o.a. Gen. 12:7). Deze verschijning is een zichtbare openbaring van Hem die er altijd al was, maar nu voor een moment de aardse waarnemingsruimte binnentreedt vanuit de voor mensen nu nog verborgen werkelijkheid of dimensie. De Onzienlijke laat zich zien en er komt een ontmoeting en gesprek tot stand. Op parallelle wijze verschijnt de Engel des Heren aan Mozes (Ex. 3:2).
Vooral moet hier genoemd worden de verschijning van Here in heerlijkheid en majesteit aan het volk Israël op Sinaï (19:16-25). Donderslagen, bliksemstralen, een zware wolk en bazuingeschal begeleiden deze openbaring (vgl. Ps. 18) en roepen bij het volk eerbied en ontzag op. Het is de heilige God die tot zijn volk komt, met Israël zijn verbond sluit en het zijn wet geeft.
God verschijnt aan zijn volk om het te leiden (vgl. Ex. 13), een verschijning die dus een heilbrengend karakter draagt. Daarnaast komt in het Oude Testament ook het oordelend karakter van de verschijning ter sprake (vgl. o.a. Num. 16; Am. 4:12-13; Mi. 1:1-3). Een enkele maal verschijnt de Here of zijn Engel in de droom (bijv. aan Salomo, 1 Kon. 3:5 en parallellen; zie ook Mat. 1:20). Meestal betreft het een ontmoeting met een zichtbare persoon (de verschijning van de Engel des Heren, Gen. 16, 21; Ri. 13).
Gods verschijnen in de toekomst
Gods verschijnen is niet alleen iets dat een mens ‘overkomt’ op Gods initiatief. De psalmdichters vragen: ‘Verschijn in lichtglans’ (Ps. 80:2; 94:1), dat is: kom vol luister uw volk verlossen van vijanden, kom als Rechter van de aarde de zaken rechtzetten. Jesaja 66:15-24 voorzegt inderdaad Gods komen ‘als vuur’ om gericht te oefenen over alle levenden. Maar uiteindelijk (vs. 23) zullen zij komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here. Hier komen Gods verschijnen en het menselijk verschijnen samen. Zacharia 9:14 spreekt over Gods verschijnen om Israël, zijn volk, te bevrijden. Maleachi 3:2 stelt de retorische vraag: ‘Wie zal bestaan als Hij verschijnt?’ De Here zal tot zijn tempel komen (vs. 1) om de Levieten en zijn volk te louteren en oordelen. De Here komt in de persoon van de Engel van het verbond, die handelt en spreekt als vertegenwoordiger van de Here.
Nieuwe Testament
Mensen verschijnen voor God
In Kolossenzen 3:4 schrijft de apostel: ‘Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.’ Verschijnen betekent hier geopenbaard worden, aan het licht komen. Het staat in tegenstelling tot het ‘verborgen zijn’ waarvan sprake is in vers 3. De grond van het nieuwe leven van de gelovigen op aarde is dankzij Christus’ opstanding aan de aardse sfeer onttrokken. Het ligt verankerd in de hemel. Hoezeer dit nieuwe bestaan ook een realiteit is, het is nog niet zichtbaar, maar zaak van geloof (vgl. Kol. 1:23; 2:12). Het heil is nog niet volkomen gerealiseerd. Dat gebeurt pas bij de wederkomst van Christus. Dan zal Hij in alle openbaarheid verschijnen en de zijnen zullen daarin delen (vgl. 1 Joh. 3:2).
In 1 Petrus 4:18 haalt de schrijver de Griekse vertaling van Spreuken 11:31 aan: ‘En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen?’ In de context is sprake van het oordeel dat begint bij het huis van God (vgl. de hierboven genoemde tekst uit Mal. 3), de gemeente. Met deze indringende waarschuwing laat Petrus uitkomen dat de rechtvaardigen niet automatisch behouden worden, maar dat hun redding een wonder van God is.
Christus verschijnt aan mensen – verleden en heden
In de evangeliën zien we in het optreden van Johannes de Doper, de bode, en in de komst van Christus (een begin van) de vervulling van de verschijning van de Here waar de profeten van gesproken hadden (Mal. 3:1; Mat. 11:10 en par.).
Christus’ menswording en zijn aardse leven worden benoemd als verschijning (epiphaneia) in 2 Timoteüs 1:10. Zo is ons in zijn komst de genade geopenbaard en behoud en onvergankelijk leven aan het licht gebracht. Ook behoort hier waarschijnlijk 2 Timoteüs 4:8 genoemd worden (‘allen die zijn verschijning hebben liefgehad’). Dat dezelfde term wordt toegepast op Jezus’ eerste en tweede komst maakt duidelijk dat het in beide om één goddelijk gebeuren gaat. Zowel Jezus’ aardse leven als zijn komende komst zijn volgens de pastorale brieven verschijningen van God. Niet wezenlijk anders spreken Titus 2:11 en 3:4 over het verschijnen van de zaligmakende genade en Gods mensenliefde in de persoon van Jezus Christus. Er is een wezenlijke samenhang en doorlopende lijn tussen de verschijningen van God en die van Christus Jezus in verleden als toekomst. In Christus is God Zelf zich komen openbaren aan de mensen en is Hij in ons midden present.
Aparte vermelding behoeven de verschijningen van de Opgestane Christus aan zijn discipelen. Lucas 24:34 en 1 Korintiërs 15:5-8 kiezen een term die aansluit bij de Griekse term voor de verschijningen van de Here(oophtht). Marcus 16 en Johannes 21:1 en 14 hebben de gebruikelijke stam phaneroun, dit wordt vertaald als ‘openbaren’ of verschijnen. Ook nu gaat het weer om een zichtbare ervaring en een werkelijke ontmoeting waarbij Christus het subject van de verschijningen is. De unieke aard van deze verschijningen bekrachtigen en typeren de opstanding van Jezus. Ook de verschijning van de opgestane Jezus aan Saulus op de weg naar Damascus (Hand. 9) draagt dit openbaringskarakter en wordt door Paulus zelf in 1 Korintiërs 15:8 op één lijn gesteld met de verschijningen aan de apostelen (zie ook 1 Kor. 9:1; Gal. 1:16). De apostel heeft wat hem overkwam op de weg naar Damascus niet gerekend tot de ‘gezichten en openbaringen; waar hij van spreekt in 2 Korintiërs 12:1.
Handelingen 1:3 spreekt over verschijningen (of gezien worden) gedurende de 40 dagen tussen Pasen en Hemelvaart. Lucas 24:15 zegt eenvoudigweg dat Jezus bij de Emmaüsgangers kwam. Jezus verschijnt in deze overgangsperiode vóór hemelvaart met zijn opgewekte en verheerlijkte lichaam.
In de lijn van het zichtbaar worden van personen die normaal gesproken in de onzichtbare werkelijkheid zijn, kan het verschijnen of zich vertonen van Mozes en Elia worden genoemd (Mat. 17:3) en de gestorven heiligen die verschijnen in de heilige stad na Jezus’ opstanding (27:53). Zij zijn al opgewekt bij Jezus’ sterven, maar verschijnen pas na zijn opstanding en tonen zo de reddende betekenis ervan.
Christus verschijning in de toekomst
Christus zelf voorzegt zijn verschijning: ‘Alle stammen der aarde … zullen de Zoon des Mensen zien komen op de wolken des hemels
met grote macht en heerlijkheid.’ Het zal dus een algemene of collectieve verschijning zijn. Dan zullen de engelen ook de uitverkorenen van de hele wereld verzamelen (Mat. 24:27,30,31). Deze verschijning (beschreven met beelden uit Dan. 7:13) zal een algemene wroeging en rouwklacht oproepen, omdat men zal zien en inzien wie is doorstoken: de door God gezonden Messias (vervulling van Zach. 12:10, vgl. Op. 1:7). De gelovigen zullen met Christus verschijnen in heerlijkheid (Kol. 3:4). Christus zal dan alle weerstand overwinnen (2 Tess. 2:8) en ook over levenden en doden oordelen (2 Tim. 4:1). Daarom is het spreken over zijn verschijning vaak verbonden met een aansporing tot een heilig en trouw leven (bijv. Kol. 3:5-17; Tit. 2:11-15). Deze verschijning is evenals de voorgaande persoonlijk en zichtbaar-empirisch, maar nu universeel, definitief en zonder einde. Er zal een einde gemaakt worden aan ons nu beperkte waarnemen; de structuur van het universum zal veranderd worden in die zin dat de oude verdeling tussen hemel en aarde wordt opgeheven: onze empirische leefruimte en de levenssfeer van God worden verenigd (zie Op. 20:11; 21:1 en 2 Petr. 3).
Kern
Tussen hemelvaart en wederkomst wandelen we door geloof, niet in aanschouwen. Sinds Pinksteren is Christus bij ons door zijn Geest en Woord. Verschijningen zijn daarom minder nodig dan voorheen. Van ons wordt gevraagd de Here te geloven ‘op zijn Woord’. Dat is de gewone weg die God gaat. Verschijningen zijn door de ontvangers altijd ervaren als een bijzonder gebeuren. In de verschijningen van het Oude en het Nieuwe Testament moeten we niet blijven stilstaan bij de zichtbare kant ervan, maar ons richten op de boodschap en de woorden die worden gecommuniceerd.
De periode van de heilsgeschiedenis waar we zelf in leven, is in meerdere opzichten eigensoortig, maar over de tijdsafstand heen spreken de verschijningen van Gods initiatief om te komen naar en te communiceren met mensen. Het zijn uitingen van zijn opzoekende liefde, zelfs als Hij kwam en komt om te oordelen.
Wanneer we de verschijningen van God overdenken, voltrekt zich een identificatie met de persoon die de verschijning ontvangt. Dit is een ‘inlevingsoefening’ die ons kan helpen te komen tot een concreter geloof en tot ontmoeting met God. Ook kan het ons dienen in de voorbereiding op de definitieve Godsopenbaring als Christus komt in heerlijkheid.
Verwijzing
Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: engel, opstanding, openbaring, wederkomst, zien.