Vijfenveertig soorten jam: over vrijheid in de Hebreeuwse Bijbel
Toon Hermans schreef ooit een liedje waarvan het refrein eindigde met de volgende zinnen:
‘Maar we staan met z’n allen in de file en ze slaan je op je bakkes in de tram. Staat je auto in de stad, wordt je radio gejat, maar we hebben vijfenveertig soorten jam.’
Het liedje gaat over de vrijheid die de moderne consumptiemaatschappij ons belooft. Het is een vrijheid die vooral draait om keuzevrijheid: we hebben ogenschijnlijk oneindig veel mogelijkheden om te doen en te laten wat we willen. Maar, zo dichtte Hermans ironisch, wat betekent die vrijheid als we geconfronteerd worden met vrijheidsinperking, of als geweld, oorlog, haat en demonisering de kop opsteken?
Het is — helaas — een actuele vraag.
Hoe vanzelfsprekend is onze vrijheid?
Vrijheid is belangrijk. Het is misschien wel hét kenmerk van de mens, zo meende theoloog en voormalig opperrabbijn Jonathan Sacks. Hij schreef: “Vrijheid is wat ons tot personen maakt en niet tot objecten, tot dingen tussen andere dingen. Als we doen alsof dat niet zo is en de menselijke vrijheid ontkennen, zullen we haar uiteindelijk in de praktijk verliezen.”
Het besef dat vrijheid ook verloren kan gaan, is in het Westen minder sterk aanwezig. In de hedendaagse westerse wereld beschouwen we vrijheid vaak als iets vanzelfsprekends. Het moderne idee van vrijheid is eerder statisch; we leven ‘in’ vrijheid, als ware het onze ‘natuurlijke’ staat van zijn. De Hebreeuwse Bijbel echter hanteert een ander begrip van vrijheid: iets dat telkens opnieuw verworven moest worden — en net zo gemakkelijk weer verloren kon gaan.
Vrijheid is geen toestand, vrijheid ‘gebeurt’
Dat zien we terug in het Hebreeuwse woord chofesh, dat ‘vrijheid’ betekent en verwant is aan het werkwoord chafash, wat ‘bevrijden’ betekent. Vrijheid betekent dus letterlijk: ‘dat wat bevrijd wordt’. Vrijheid is daarmee niet zozeer een statische toestand, maar eerder een beweging — een proces waarin iemand bevrijd wordt of bevrijd raakt.
Vrijheid als bevrijding
Het is een proces van bevrijding, dat geen status quo omschrijft en geen garantie, geen enkele zekerheid biedt. De Israëlieten waren dan ook niet eens en voor altijd vrij toen ze uit Egypte wegtrokken. Integendeel, de uittocht uit Egypte bracht veel onzekerheid met zich mee. We kennen de verhalen uit de Hebreeuwse Bijbel wel: over het volk dat morde in de woestijn, vanwege het gebrek aan eten, drinken en toekomstperspectief. Hoe moest het nu verder? Waren ze nu niet verder van huis dan voorheen? Was dit nu die veelgeroemde bevrijding?
Vrijgemaakte slaven
Dat gold in de Oudheid zeker voor vrijgemaakte slaven, zoals de Joden die tot slaaf waren gemaakt door de machtige heersers van Babylonië en Assyrië. In jubeljaren gold dat alle slaven vrijgelaten werden (Leviticus 25). Voor deze vorm van vrijheid werd het woord ga’al gebruikt: bevrijden, maar ook aflossen, afkopen, vrijkopen. Ga’al betekent daarnaast opmerkelijk genoeg ook iets anders: iemand behandelen als een familielid, een naaste. Dat hield in dat je hen de vrijheid schonk.
Toch werd de vrijheid niet altijd door de vrijgelatene aanvaard. Met name in de Oudheid gold immers dat vrijheid niet gemakkelijk was. Vrijgemaakten moesten maar zien te overleven — ver weg van hun vrienden en familie, zonder uitzicht op werk. Vandaar dat Exodus ook spreekt over slaven die weigerden de vrijheid te aanvaarden (zie Exodus 21:5). Soms was zelfs het bestaan als slaaf nog beter.
Maar voor de meesten was vrijlating wél een bevrijding uit gevangenschap, een vreugdevolle gebeurtenis. Voor die vrijheid bestaat in het Hebreeuws een speciaal woord: deror (zie bijvoorbeeld Leviticus 25:10). Deror betekent niet alleen vrijheid, maar vooral: de aankondiging van vrijheid, oftewel het moment van bevrijding. Het is het moment — en het gevoel — dat een mens ervaart bij fysieke bevrijding uit gevangenschap.
Deror: vrijheid als vloeibare mirre
Deror is afgeleid van een onbekend werkwoord dat ‘stromen’ betekende, ‘een weg zoeken’. Vanuit de stilstand, de inperking, begint het leven weer te stromen. We zien de stambetekenis van ‘stromen’ nog terug in het woord voor vloeibare mirre (mar-deror) in Exodus 30:23. Het gaat om een bevrijdende beweging, de terugkeer van hoop richting een nieuwe toekomst. Het woord deror wordt daarbij geassocieerd met het woord voor zwaluw, eveneens deror, die symbool staat voor de lente en voor nieuw leven. We komen de zwaluw onder andere tegen in Psalm 84, waarin zij haar nest vindt bij Zijn altaren.

Wij Westerlingen kennen de vreugde van een dergelijke fysieke bevrijding uit gevangenschap niet of nauwelijks. Maar we zagen hoe de bevrijding van de overlevende gijzelaars onlangs in Israël grote vreugde teweegbracht. Dát is deror: het juichende gevoel werkelijk bevrijd te zijn.
Negatieve en positieve vrijheid
In de moderniteit wordt deze bevrijding vaak slechts als een eerste stap richting vrijheid gezien. Deze bevrijding noemde de beroemde filosoof Isaiah Berlin ‘negatieve vrijheid’: het bevrijd worden uit knellende banden, het vrij worden van beperkingen. Dit vormt het voorstadium van wat hij ‘positieve vrijheid’ noemde — de eigenlijke vrijheid.
Die positieve vrijheid draait niet om bevrijd te worden, maar om de vrijheid íets te kunnen doen. Kortom: geen vrijheid van, maar vrijheid om… De vrijheid om te doen wat je wilt, te zeggen wat je denkt, te zijn wie je bent, je eigen keuzes te maken. Die vrijheid is in onze tijd van bijzonder groot belang. Alles — of toch veel — kan. We hebben keuze uit oneindig veel mogelijkheden: vijfenveertig soorten jam. We hebben de vrijheid om alles te zeggen wat in ons opkomt, alles te doen waar we zin in hebben.
Het gevaar van deze moderne opvatting van vrijheid is echter dat ze verwordt tot louter keuzevrijheid, waarin alle keuzes gelijkwaardig lijken. Het wordt dan onduidelijk waarom we überhaupt nog voor het een en niet voor het ander zouden kiezen. Vrijheid als keuzevrijheid versmalt immers elke beslissing tot een gelijkwaardige, evenwaardige keuze. Zo wordt het leven een keuze uit vijfenveertig soorten jam — alleen nog een kwestie van smaak.

Vanuit Bijbels perspectief is dit geen ware vrijheid. Het verdoezelt het feit dat het wel degelijk uitmaakt wat we kiezen. Het verhult dat sommige keuzes beter zijn dan andere — en dat bepaalde keuzes zelfs leiden naar afhankelijkheid, verslaving, kortom: onvrijheid. Voor je het weet wordt daarmee de vrijheid zelf om zeep geholpen.
Bijbelse vrijheid
Vrijheid in de Hebreeuwse Bijbel hangt om te beginnen altijd samen met God en met de ander. Het is daarom op het eerste gezicht een meer beperkte vorm van vrijheid — een begrensde vrijheid; we kunnen niet zomaar alles doen waar we zin in hebben. Deze Bijbelse vrijheid vinden we dan ook niet in keuzevrijheid, in het maken van om het even welke keuze. Ze hangt samen met het Verbond, met het doen van het goede, met rechtvaardigheid en mededogen voor de ander. De Hebreeuwse Bijbel stelt dat we pas werkelijk vrij zijn als we keuzes maken die goed zijn — voor anderen én voor onszelf.
Werkelijke vrijheid begint bij keuzes die goed zijn voor anderen en onszelf
Dat is in zekere zin beperkend, want het draait niet alleen om mijn vrijheid, maar om de vrijheid van iedereen. Het is in die zin een beperkte, maar tegelijk ook beschermende vrijheid: een vrijheid die voorkomt dat de mens zichzelf verliest in alles en nog wat — en daarmee ook zijn eigen vrijheid verliest. Een vrijheid die het geheel in het oog houdt, en niet enkel het eigen, individuele belang.
Iemand die voor deze vrijheid kiest, is volgens de Hebreeuwse Bijbel een werkelijk vrij mens onder vrije mensen. Deze mens heet in het Hebreeuws chor/chorim; dit woord laat zich het best vertalen als ‘een vrijgeborene’. Het is afgeleid van het werkwoord charar, dat ‘zuiveren’ of ‘verhitten’ betekent. Want deze vrije mens is gezuiverd, staat in vuur en vlam voor rechtvaardigheid en barmhartigheid, en stelt zich ten dienste van God en van de ander.
Het woord chor wordt in de Bijbel meestal vertaald als ‘adellijke’, maar dan moeten we wel bedenken dat hierin de betekenis van ‘zielenadel’ meeklinkt. Dat weten we omdat het woord in de Bijbel vaak voorkomt in combinatie met het werkwoord avad, dat ‘dienen’ betekent. De adellijken worden vaak omschreven als avadim — dienaars. Maar zij zijn geen slaafse dienaren die gebukt gaan onder het juk van een hardvochtige meester. Zij kiezen in alle vrijheid voor het dienaarschap — omwille van de ander. In de geest van wat wij zouden noemen: noblesse oblige.
Vrijheid als verlossing
Vrijheid volgens de Hebreeuwse Bijbel betekent: in vrijheid kiezen om te leven vanuit Gods liefde. Daarmee bevrijden we onszelf én de ander daadwerkelijk.
Deze bevrijding is verbonden met nog een laatste woord voor vrijheid, dat ook bevrijding of verlossing betekent: yeshua. Het is afgeleid van het werkwoord yasha, dat ‘bevrijden’, ‘losmaken’ en ook ‘verlossen’ betekent — zowel in letterlijke als in figuurlijke zin: het verlossen uit ketenen, maar ook het verlossen van de mens, van de ziel. Het zal geen toeval zijn dat de Verlosser van alle christenen Jezus (Yeshua) heet.
Het woord yeshua betekent daarnaast ook ‘welzijn’, ‘welbevinden’, ‘gezondheid’. Het gaat hier dus niet alleen om een negatieve vrijheid als bevrijding, maar ook om een positieve vrijheid die samenhangt met welzijn, vervulling, geluk. Niet alleen mijn welzijn of mijn geluk, maar een vredevol collectief samenleven, waarin ieders welbevinden in het oog gehouden wordt.

Het doet denken aan het begrip ubuntu, zoals wijlen bisschop Tutu het omschreef: ik ben er door de ander, ik besta alleen in samenzijn met de ander.
Het is een andere vorm van vrijheid dan de onze — geen primair individuele vrijheid. Ook geen gemakkelijke, consumptieve vrijheid, geen simpele keuze tussen soorten jam. Het is niet altijd een aanlokkelijke vrijheid; ze is in zekere zin begrensd, en zeker niet absoluut. Ze brengt onzekerheid met zich mee en legt bij wie ervoor kiest een grote verantwoordelijkheid. Het is daarom een vrijheid waarvoor we — begrijpelijk genoeg — soms terugdeinzen.
Maar tegelijkertijd is het ook een vrijheid die gelukkig maakt, die de mens innerlijk vrij maakt en tot goed samenleven aanzet. Daarom schreef theoloog en rabbijn Abraham Joshua Heschel: “De mens moet dapper, onophoudelijk en stilzwijgend vechten voor de innerlijke vrijheid. Innerlijke vrijheid hangt af van het vrij zijn van overheersing door dingen én door mensen. De meeste mensen hebben een hoge mate van politieke en sociale vrijheid verworven, maar slechts weinigen zijn niet tot slaaf gemaakt van dingen.”
De gelaagdheid van Bijbelse vrijheid
Het rijke, gelaagde begrip van vrijheid in de Hebreeuwse Bijbel heeft ons daarom nog altijd het een en ander te zeggen. Vrijheid kent vele facetten. Ze staat niet op zichzelf, maar hangt samen met wie ik ben, wie de ander is, en wie God is. Met het belang van rechtvaardigheid, mededogen, en de poging om in vrede samen te leven.
Ons begrip van vrijheid is mogelijk wat versmald geraakt. Er is zelfs sprake van een blinde vlek in onze beleving van vrijheid, waarin keuzevrijheid — de vrijheid om elke mogelijkheid te benutten — als het hoogste wordt voorgesteld. Maar deze vrijheid kan evengoed tot onvrijheid leiden. We kunnen net zo goed slaaf worden van onze eigen keuzes voor ambitie, succes, en andere egocentrische doelen. We kunnen zelfs verslaafd raken aan substanties of ideeën, en zo onze eigen en andermans vrijheid ondermijnen.
We zouden er dus beter niet zomaar van uitgaan dat wij Westerlingen ‘in’ vrijheid leven, alsof het om een voldongen feit gaat. Wie dat denkt, komt vroeg of laat van een koude kermis thuis.
Vrijheid moet ook in ons leven vaak verworven worden — soms zelfs bevochten. We komen er niet onderuit dat we daarbij keuzes moeten maken, grenzen in het oog houden, in het licht van de ander, het goede leven, en God.
De vrijheid volgens de Hebreeuwse Bijbel kan ons daarbij helpen. Ze raakt aan de kern van ons bestaan, aan wat het betekent om mens te zijn, om samen te leven in vrede. En ze biedt een remedie tegen de vormen van vrijheid die in onze moderne samenleving worden gepropageerd, maar die mensen in de praktijk eerder binden dan vrijmaken.
Over de auteur
Bernd Hirschfeldt is predikant van de Nederlandse protestantse kerk in Luxemburg en docent Hebreeuws en Oude Testament aan de FPTR Brussel.