Vragen over haar moeder
Ik zie haar aarzelend ons inloophuis binnenlopen. Wanneer ze blijft staan, loopt een vrijwilliger naar haar toe en heet haar welkom. Ook nadat ze een kop thee heeft gekregen, blijft de aarzeling. Ze zegt niets en kijkt om zich heen. De vrijwilliger vraagt iets, ze geeft antwoord en hij kijkt naar mij.
Ik loop naar hen toe en nog voordat ik zit, vraagt ze: ‘Heeft u mijn moeder nog gekend?’ Ze ziet mij verwachtingsvol aan. Maar eerlijk gezegd weet ik het niet, ik ken haar niet en dus haar moeder misschien ook niet.
Omdat ik niet meteen antwoord geef, vertelt ze verder: ‘Volgens mij kwam mijn moeder hier vroeger bij een groep, maar ik weet het niet precies. Toen, als tiener, interesseerde het mij ook niet zo veel waar mijn moeder naartoe ging en wat ze deed. Maar nu ze is overleden, wil ik het graag weten.’ ‘Gecondoleerd.’
‘Dankjewel. Het is al een aantal jaren geleden. Maar ik merk dat ik steeds meer vragen heb. Voor mijn gevoel was mijn moeder altijd thuis. Maar wat deed ze dan? En toen vertelde iemand dat ze hier op dinsdag kwam.’
In veel buurthuizen moesten ze Nederlands spreken
Ik kijk haar nog eens goed aan en vraag haar naam. ‘Dat klopt,’ zeg ik dan. ‘Dat is al lang geleden. Jouw moeder kwam hier toen elke dinsdagmiddag, zij was een van de trouwe leden van de groep. Er kwamen hier Turkse vrouwen die in hun eigen taal met elkaar konden praten. In veel buurthuizen kon dat niet meer, daar moesten ze Nederlands leren en spreken.’
‘Mijn moeder sprak geen Nederlands, ze heeft het nooit geleerd.’
‘Nee, daarom was die groep ook zo fijn voor haar. Maar steeds meer vrouwen gingen naar school, deden vrijwilligerswerk of vonden een baan. Op een gegeven moment is de groep gestopt.’
‘Vindt u het goed als ik zo nu en dan over mijn moeder kom praten? Het is een fijn idee dat zij hier kwam.’
‘Ja natuurlijk.’
‘Misschien praat ik dan niet alleen over mijn moeder, maar ook een beetje over mijzelf. Dat ik zo vaak aan haar denk nu, na al die jaren, is ook omdat ik een beetje met mijzelf in de knoop zit. Ik wil niet zoals zij worden, maar hoe dan wel weet ik ook niet zo goed.’
‘Je bent altijd welkom.’
‘Of ik kan hier gewoon even zitten?’
‘Ja, dat kan altijd. Je moeder zat meestal daar waar nu de paarse bank staat. Ze was ook graag buiten in de tuin.’
‘Ik ga hier even zitten. Dan voel ik me met haar verbonden … en dan kom ik volgende week praten.’
Sindsdien komt ze bijna elke week. Soms praat ze over zichzelf, soms stelt ze vragen over haar moeder, soms drinkt ze een kopje thee met de vaste bezoekers van de inloop. Meestal zit ze in gedachten op de
paarse bank bij het raam.
Het helpt, zegt ze: ‘Laat me maar even, het komt wel weer goed.’
Katinka Broos is pastor bij de Stichting Wijkpastoraat Rotterdam West.