Waarom het slot van het Evangelie naar Marcus ontbreekt
In de Nieuwe Bijbelvertaling wordt als slot van het oudste evangelie de perikoop Marcus 16:9-20 afgedrukt onder het kopje Na de opstanding. In de Inleiding op het evangelie wordt gesteld dat de meeste uitleggers deze perikoop als niet oorspronkelijk beschouwen en dat Marcus zelf zijn boek met 16:8 heeft afgesloten. In de Nieuwe Vertaling NBG- ’51 verscheen de perikoop 16:9-20 tussen vierkante haken. In een eerdere druk – de vertaling van het Nieuwe Testament verscheen al in 1940 – werd in een ‘Voorrede’ uitgelegd: ‘De vierkante haken [ ] zijn dáár geplaatst, waar ze ook in den Griekschen tekst voorkomen om aan te duiden, dat de meest-gezaghebbende handschriften die woorden niet hebben…’ Deze en andere verklaringen in de Voorrede leidden tot commotie in bepaalde kringen van de reformatorische kerken. De onfeilbare Schrift zou twijfelachtige teksten bevatten? Bij volgende drukken liet het NBG de Voorrede wijselijk weg, met als argument dat het Bijbelgenootschap alleen Bijbeltekst mocht uitgeven en geen uitleg.
Het is natuurlijk moeilijk te controleren of de NBV gelijk heeft met de bewering in de Inleiding, dat de meeste uitleggers Marcus 16:8 als het slot van het evangelieboek beschouwen. Het zijn er in ieder geval wel veel, maar er zijn toch ook uitleggers die menen, dat het echte slot van Marcus verloren is geraakt. Voor dat laatste valt toch wel iets te zeggen!
Vrouwen bezoeken het graf van Jezus, zien daar een ‘jongeman’ die zegt dat de Heer is opgestaan en dat Hij de zijnen zal voorgaan naar Galilea. De vrouwen vluchtten in ontzetting, maar zeiden niemand iets. Einde verhaal. Zou Marcus daar echt niets meer aan hebben toegevoegd? Een flauwe vraag: hoe had Marcus dan kennis van deze scène? Een belangrijker vraag: waarom zou Marcus niets hebben bericht over dat ‘voorgaan’ van Jezus naar Galilea?