Menu

Premium

Zand

strand (kust), oever

Zand en strand genieten als vrijetijdsattracties ongekende populariteit bij de westerse mens. Kinderen spelen met het zand, jongeren vliegeren op het strand, volwassenen genieten tussen zee en duin van de zon. Twee ervaringen met zand kennen de meeste mensen: het aantal zandkorrels is ontelbaar èn bouwwerken van zand storten snel in.

Deze twee ervaringen kende ook de bijbelse mens. De bijbelschrijvers hebben er beelden en vergelijkingen aan ontleend om hun boodschap aan Israël en de gemeente over te brengen.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord voor ‘zand’ luidt chol. Mogelijk dat de oorsprong ervan ligt in de wortel chwl, ‘rondedans maken, wervelen’ (vgl. Jer. 23:19); vanuit de wervelende stof zou zich achtereenvolgens zandkorrel en zand hebben ontwikkeld. Het woord komt 23x voor, inclusief Job 29:18, waar sommige exegeten naar de Septuaginta ‘fenix’ of ‘palmboom’ willen lezen. Het woord chofbetekent ‘strand’, door de Statenvertaling wel met ‘haven’ vertaald. Steeds gaat het om het strand van de jam, ‘zee’ (Gen. 49:13; Deut. 1:7; Joz. 9:1; Richt. 5:17: Jer. 47:2; Ex. 25:16). De ‘oever’ van de rivier luidt gidjah (Joz. 3:15; 4:18; Jes. 8:7; 1 Kron. 12:16), en jad, letterlijk ‘hand’ (Deut. 2:37; Richt. 11:26; Dan. 10:4). Het woord safah, ‘lip’, kan ook het ‘strand’ van de zee en de ‘oever’ van een rivier aangeven (ca. 15x: Gen. 22:17; 41:3).

In het nieuwtestamentische Grieks verschijnen ammon, ‘zand’ (Mat. 7:26; Rom. 9:27) of ‘strand’ (Op. 12:18), en aigialos, ‘strand’ (Mat. 13:2, 48; Joh. 21:4; Hand. 21:5; 27:39-40). Met ditha-lassos is in Handelingen 27:41 ‘strand’ of ‘zandbank’ bedoeld.

Letterlijk en concreet

a.Opmerkelijk is dat de bijbel hoofdzakelijk spreekt over het zand van het zeestrand en de rivieroever. Woestijnzand komt niet in beeld. Kennelijk heeft Israël voornamelijk ervaring met het zand van stranden en oevers. In de gelijkenis van de twee fundamenten is sprake van zand als ondergrond (Mat. 7:26). Meer dan eens is de oever van de zee – we spreken dan van de zeekust – of die van een rivier een geografische aanduiding (Deut. 1:7; 2:37; Joz. 9:1; Jer. 47:7; Dan. 10:4).

b.Mozes begraaft in het zand (bij de Nijl?) de door hem gedode Egyptenaar (Ex. 2:12); het wijst eerder op het snel verbergen dan op het zorgvuldig begraven. De rijkdommen van het strand (Deut. 33:19) doelen allereerst op de producten die door de schepen aan land worden gebracht; daarnaast valt te denken aan schelpen, vis en het zand (industrie) zelf.

c.De oever biedt gelegenheid om zich voor te bereiden op een rivierbad (Ex. 2:1-5; 7:15). De oever heeft eveneens de functie van haven, de plaats waar de zeeschepen liggen (Gen. 49:13; 1 Kon. 9:26), maar ook vissersboten trekken er hun netten op (Mat. 13:48).

Beeldspraak en symboliek

a.Overwegend verschijnt zand in overdrachtelijk-vergelijkende zin om het ontelbare weer te geven. Het ontelbare richt zich op een veelheid van mensen en dingen.

Allereerst is daar de goddelijke belofte aan de aartsvaders dat hun nageslacht talrijker zal zijn dan het zand der zee (Gen. 22:17; 32:13). Die belofte klinkt op een uiterst kritiek moment in het leven van de aartsvaders: Abraham heeft zojuist zijn toekomst uit handen moeten geven; Jakob staat dadelijk oog in oog met zijn woeste broer. Dergelijke beloften van de talrijkheid van het volk zullen herhaald worden: Jeremia neemt het beeld in de mond om het nakroost van David te verkondigen, dat Israël als politieke macht weer hersteld zal worden (33:22). Hosea laat horen dat ondanks Israëls afvalligheid God zijn oude belofte van een grote schare kinderen Israëls zal realiseren (2:1[1:10]. Wanneer het volk de Heer ontrouw is, loopt het ontelbare een grote deuk op. Maar de Heer blijft zijn woord trouw en Hij zal door de ‘rest’ de beloofde vermenigvuldiging doen plaatsvinden (Jes. 10:22; Rom. 9:27). Er ligt overigens wel een koppeling tussen de belofte van de talrijkheid in de crisis en tégen de crisis. Wijzend naar het zand, dat niemand kan tellen, vertellen dichters en profeten dat er toekomst is. De gedachte van veel nageslacht symboliseert een vaste toekomst. Het talrijk zijn als het zand der zee symboliseert eveneens de welvaart, zeker als dat gepaard gaat met eten, drinken en vrolijkheid (1 Kon. 4:20). Aan de andere kant is het verzamelen van gevangenen als zand een beeld van sterke overheersing en grote nood (Hab. 1:9). Iets dergelijks zegt Jeremia 15:8: het aantal weduwen in het land is talrijker dan het zand der zeeën. Deze hyperbolische beeldspraak brengt het grote leed scherp onder woorden. Teksten die spreken van een leger zo talrijk als het zand der zee, onthullen dat het om een zeer krachtig leger gaat (Joz. 11:4; Richt. 7:12; 1 Sam. 13:5; 2 Sam. 17:11; Jud. 2:20; 1 Makk. 11:1). Doelt het ontelbare leger op Israël, dan gaat van zo’n tekst bemoediging uit; betreft het een vreemd leger, dan benauwt dat Israël.

b.Naast zand als beeld voor de talrijke mensenschare, is er het beeld van het ontelbare van dingen. De psalmist spreekt over Gods gedachten, ontelbaar en onpeilbaar, wijd en diep (Ps. 139:18; vgl. Sir. 1:2). De intense zorg van God tijdens de woestijntocht blijkt hieruit, dat Hij voedsel uit de hemel doet regenen als het zand der zeeën (Ps. 78:27). Zand is, vooral als het nat is, zwaar (Sir. 22:15). Job gebruikt het beeld van het grote gewicht van zand voor de beschrijving van zijn verdriet; zijn verdriet is zwaarder dan zand (6:3). Elders zegt Job dat zijn dagen zich eens vermeerderden als zand; ooit kende hij geluk en voorspoed (29:18). Vergeleken met wijsheid is goud niet meer dan zand (Wijsh. 7:9).

c.Zand dient als beeld van vergankelijkheid en onstabiliteit, zoals de parabel van de twee fundamenten laat zien (Mat. 7:24-27). Daarin schetst de verteller welk fundament van het levenshuis leidt tot welke levenskwaliteit. Een zaak van levensbelang. Want als storm en vloed komen, zal het zand-fundament in tegenstelling tot het rots-fundament onvoldoende stevig blijken te zijn. Het bouwen op de rots, dat is het naleven van de Tora, biedt bij tegenslag en dreiging in het leven uitzicht. Het geeft grond onder de voeten.

d.De oever is de ruimte tussen zee en bewoond land. Deze ruimte is weliswaar het droge, maar nog niet de gecultiveerde aarde. Er ligt bij wijze van spreken nog veel open. Daarom symboliseert de oever soms ontvankelijkheid. Meer dan eens vindt er aan de waterkant een openbaring plaats of treden er wendingen op in de geschiedenis van God met mensen. De wending kan in de richting van het water gaan (dood) of in de richting van het bewoonde land (leven). Veelal speelt het zich af in een sfeer van crisis. Het is het terrein tussen twee werelden, soms de overgang van het een naar het ander. Zie in dat licht Exodus 2:3; Ezechiël 47:6-7; Daniël 10:4; Matteüs 13:2; Johannes 21:4; Handelingen 21:5; 27:41.

e.In Jesaja 8:7 treedt de rivier, metafoor voor Assyrië, buiten haar oevers. De oever is hier metafoor voor het eigen gebied van Assyrië; deze heerschappij zal andere gebieden overheersen. In de apocalyps verschijnt de draak, die vermoedelijk het Romeinse Imperium symboliseert, op het strand – een dreiging voor het bewoonde land (Op. 12:18). Farao’s droom verhaalt van de zeven vette en magere koeien op de oever van de Nijl. De oever geldt hier als metafoor voor de zichtbaarheid, voor buiten (Gen. 41:2-3,49).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 78; 139: 11; Gezang 30; 50; 270; 299; 326; 429; 459; Bijbel II: 45; Evangelie I: 32; II: 9; Leven: 8; Liturgie: 619.

b.Poëzie:

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 270: ‘Afscheid’. Van der Graft,

Mythologisch, Baarn 1997, blz. 336: ‘Tussen de middag op de boulevard’; 337-347: ‘Een weekje Terschelling’. Wisl/awa Szymborsla, Uitzicht met zandkorrel, Amsterdam 1997, blz. 102: ‘Uitzicht met zandkorrel’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 37: ‘Kind’; 82: ‘Moeder’; 105-110: ‘Fragmenten’; 111: ‘Scheepje varen’.

c.Verwerking:

De thema’s die zich vanuit het besproken woord aandienen zijn: de grootheid van God in het algemeen en de grootheid van zijn belofte in het bijzonder, de keuze voor een duurzaam dan wel een wankel levensfundament, vaste grond onder de voeten, (ontvankelijkheid voor) de goddelijke openbaring, verlangen en heimwee, verdriet en tegenslag.

Verwijzing

Zand en strand of oever zijn onlosmakelijk verbonden met ‘zee‘ en ‘rivier‘. Verder liggen er verbindingen met ‘anker‘ (haven), ‘schip‘ en ‘getal‘ (ontelbare).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken