Menu

Premium

Zee

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

vloed, meer, golf, branding, zeemonsters (Leviatan, Rahab, Tannien)

In het laatste bijbelboek kondigt Johannes de schone toekomst van de nieuwe wereld aan met het beeld ‘…en de zee was niet meer’. Dit beeld van de verdwenen zee diende voor de lezers rond het jaar 100 na Chr. als teken van hoop. Spreekt dit beeld de moderne wereld, waarin de zee aan miljoenen mensen plezier en ontspanning biedt, wel aan? Hoe werkt zo’n tekst van Johannes op een zomerse dag in een toeristische badplaats?

Met deze vragen poneren we een elementaire kwestie rond de uitleg van de bijbel: menig bijbels beeld en symbool heeft in onze tijd een andere betekenis en gevoelswaarde. Daarom is het van belang om uit te leggen wat de achtergrond en de werking van dat beeld of symbool in de bijbelse tijd waren. Om dezelfde boodschap over te brengen, dienen we vandaag soms andere beelden en symbolen te gebruiken. Maar om daartoe te komen, zullen we eerst de betekenis van de zee in de bijbelse verhalen goed in het vizier proberen te krijgen.

Grondtekst

Bijna 400x noemt het Oude Testament het woord jam (of het Aramese jamma’, Dan. 7:2-3), dat we meestal met ‘zee’ en soms met ‘meer’ kunnen weergeven. Het kan zowel de open zee als de grote binnenwateren aangeven. Omdat jam vaak op de westelijk gelegen Middellandse Zee doelt, geeft het eveneens het westen aan. Zeer verwant aan jam is tehom, ‘oerzee, oceaan,

vloed, diepte’ (36x), dat alleen in poëtische teksten is te vinden (Gen. 1:2; Spr. 8:27-29; 12x in het Psalter). Verwant aan het laatste woord is weer mabboel, ‘hemeloceaan, vloed’; het gaat om de vloed in de dagen van Noach (Gen. 6-11; vgl. Ps. 29:10; Sir. 44:17). Soms is het algemene majim, ‘water’, synoniem van de zojuist genoemde woorden; in dat geval vormt water een bedreiging voor de mens (Ps. 18:17; 32:6; 69:23, 15-16). Er bestaat geen scherp onderscheid tussen zee, vloed, water en rivier, zoals Psalm 24:2 en Hooglied 8:7 tonen, hoewel elk woord zijn eigen beelden oproept. In het Nieuwe Testament neemt thalassa, met name in de evangeliën en de apocalyps, een grote plaats in, zowel qua frequentie (bijna 70x) als qua inhoud (theologisch). Net als het Hebreeuwse jam kunnen we thalassa naast ‘zee’ ook met ‘meer’ vertalen. Lucas gebruikt voor ‘meer’ nog limnè: 5:1-2; 8:22-33. In de parabel van de twee fundamenten treffen we plèmmyra, ‘het hoge water, overstroming’, aan (Luc. 6:48). Met gal geeft het Oude Testament ‘golf’ weer (ca. 15x, vooral in poëzie: Ps. 42:8; 65:8); het is afgeleid van galal, ‘vergieten, rollen’. Het nieuwtestamentische equivalent is kyma (Mat. 8:24; 14:24; Mar. 4:37; Hand. 27:1; Judas 13), steeds in negatieve zin gebruikt. Met gal stemt misjbar, ‘branding’, overeen (Jona 2:4[3]; Ps. 42:8; 88:8; 93:4; 2 Sam. 22:5, de paralleltekst Ps. 18:5 heeft hier ‘banden des doods’ in plaats van ‘branding des doods’).

Letterlijk en concreet

a.De symboliek en beeldspraak van zee en verwante begrippen verstaan we pas goed, als we het toenmalige wereldbeeld scherp voor ogen hebben. Ooit was de aarde gedompeld in watermassa’s, de vloed of oceaan. Alles was water. Deze vloed zag men als chaos, een macht die het leven tegenhield. Een van de eerste scheppingsdaden is het droogleggen van de aarde en het opeenhopen van het water. Met deze scheppingsdaad stelt God grenzen aan de macht van zee en vloed. Aldus ontstaat er ruimte om te leven. De bijbel beschouwt dus de aarde als een plat vlak dat omringd is door water. Indrukwekkend bezingt de dichter van Genesis 1 deze drooglegging en opeenhoping van water. Zand en strand geven de scheiding aan tussen het water en het droge (Jer. 5:22).

b.De bijbel noemt verschillende zeeën als geografische aanduiding: Middellandse Zee of de Grote Zee, Rode Zee of Schelfzee, zee van Tiberias of Galilea of Gennesaret, Zoutzee, Zee van Egypte. Grote rivieren zoals de Nijl en de Eufraat hebben in de beleving van de schrijvers veelal de kenmerken van een zee.

c.Het paar zee en land geeft het geheel van levensruimte aan (Mat. 23:15; Op. 7:1-3); de trits hemel, aarde en zee doelt op de totale kosmos (Ps. 69:35; Hand. 4:24). Van zee tot zee drukt de wijde wereld uit (Ps. 72:8); ook is het de afstand tussen twee concrete zeeën (Am. 8:12).

d.De zee is, vooral in de latere tijd, van belang voor de handel tussen de volkeren. De binnenlandse zeeën vormen voor de bijbelse mens een rijke bron van inkomsten, door de visserij. Naar het besef van de mens in de Oudheid zit de zee, met haar stormen en onpeilbare diepten, vol mysteries en gevaren. Tal van verhalen doen sinds de oertijd daarover de ronde. Daarom ontlenen de bijbelauteurs aan de zee en alles wat bij haar hoort beelden en woorden om de teistering van het bestaan te beschrijven. Aan de andere kant heeft de bijbelse mens evenzeer weet van de rijkdom van zee en strand (Gen. 49:25; Deut. 33:13, 19).

Beeldspraak en symboliek

a.Het lied van de wording der schepping drukt in prachtige taal en sprekende beelden uit, dat God de alom dreigende chaos verdringt. Alzo kan het leven ontwaken en tot bloei komen. De wateren – vloed en zee – verzinnebeelden deze chaos. God stelt paal en perk aan hun invloed (Gen. 1:1-10). De Schepper brengt als het ware een omheining aan rond de wateren, Hij beweegt de zee tot rust, Hij roept de vloed vermanend tot de orde (Nah. 1:4; Ps. 104:67; Job 26:12-13). Deze goddelijke strijd tégen de wateren als doodssymbool en vóór het droge als levenssymbool vinden we terug in tal van andere zee- en waterverhalen. Al snel gebeurt dat in het vloedverhaal, waar voor even de aarde weer terugkeert naar de fase van voor de schepping (Gen. 6-9). God haalt de omheining rond de vloed weg en de aarde heeft geen bestaansmogelijkheid meer. God ontneemt echter na veertig dagen en nachten – de volle periode van lijden en bezinning – de macht van de vloed. Zo wordt het droge weer zichtbaar en komt de aarde opnieuw tot bloei. Het verhaal laat zien dat God macht heeft over alles wat bestaat en ieder die leeft. In die vloed leven de zeemonsters, aangeduid met verschillende namen (Leviatan, Rahab, Tannien). Zij representeren de gewelddadigheid van de oervloed en gelden als symbolen van de chaos (Job 40:1-41:26). In de apocalyptiek spelen deze monsters een hoofdrol. We zien hun verwoestende kracht en tegelijkertijd horen we hoe God die kracht ontmaskert (Dan. 7; 1 Henoch 60; Op. 12-13). Enkele teksten noemen de metafoor zeemonster voor een concrete heerser of heerschappij. Dat is het geval met Egypte, dat de bijbel wel zeemonster of Rahab noemt (Jes. 51:9; Ez. 29:3; 32:2; vgl. Jes. 27:1 en Ps. 87:4). Die bijnaam zegt: kijk, als het aloude zeemonster, zó is Egypte! Zie ook B-e, over het beest in Openbaring 13.

b.Theologisch van buitengewoon belang is Israëls tocht door de Schelfzee of Rietzee (Ex. 14-15). De Joden, zojuist uit Egypte gevlucht, zitten danig in het nauw. Achter hen de oprukkende Egyptenaren, voor hen de dreigende zee. Ze kunnen geen kant op. Door goddelijk ingrijpen, komt er redding. Mozes krijgt de opdracht het water in tweeën te delen; tussen beide delen ontstaat het droge. Evenals bij de schepping wordt de kracht van het water begrensd ter wille van het leven. Door de aanwezigheid van Gods scheppende kracht wordt het volk gered. Israël trekt door het droge pad weg uit onderdrukking naar bevrijding. De Egyptische soldaten volgen Israël door dit pad. Maar intentie en doel van de soldaten zijn anders dan die van Israël, een verschil tussen dood en leven! Wanneer het leger midden in de zee is, wordt de begrenzing van het water opgeheven en herneemt de zee zijn dodelijke werking. Egypte sterft. De boodschap van dit zeeverhaal luidt: Gods macht blijkt uiteindelijk groter te zijn dan alle doodsmachten in de wereld; Gods aanwezigheid brengt leven voor hen die het leven beminnen en dood voor hen die de chaos liefhebben. Later grijpen dichters en profeten herhaaldelijk terug naar dit basisverhaal, wanneer zij de nood van mensen en de mogelijke redding daaruit door God bezingen of verkondigen (Ps. 77; Jes. 43:14-21).

Zee en vloed symboliseren de negatieve krachten die het leven naar de ondergang voeren. Het begrenzen van het water verwijst naar de kracht van de Eeuwige, die zijn mensenkinderen bewaart en draagt.

c.Het aantal verhalen van mensen in nood op zee is opmerkelijk groot in de Oudheid. Ook de bijbel bevat zulke verhalen. Deze zeevertellingen verraden ruwweg hetzelfde patroon: mensen begeven zich op zee – er steekt een storm op -doodsangst overmeestert de zeevaarders – zij roepen om goddelijke redding – God of in zijn naam Jezus vermaant de zee tot stilte waardoor er redding komt. Zie onder meer Psalm 107:2332; Jona 1-2; Marcus 4:35-41. Het is zonneklaar dat deze teksten geen historisch verslag van een ervaring op zee geven. Zij beogen meer. De zee, met haar angstaanjagende en dreigende krachten, beeldt het bestaan van Israël en de gemeente van Christus uit. Dat bestaan staat voortdurend onder druk, kent zijn dreigingen en tegenslagen. Mensen kunnen zich voelen als iemand die op een woeste zee verblijft, als zij zich in hun existentie bedreigd weten. Maar niet alleen is er het beeld van het opzwiepende water, ook de kalme zee behoort tot de menselijk ervaring. De kalmte van de zee ontstaat door Gods ingrijpen. Dat wil zeggen, zijn aanwezigheid vol ontferming over mensen in nood. De voorvaderen vertelden het al: God is sterker dan de chaos van de vloed, God heerst over de wateren. Dat basisvertrouwen vinden we terug in de storm op zee-verhalen. Daar verschijnt God, waardoor de zee in haar schulp kruipt en haar dreiging verliest. Enigszins humoristisch wordt dat zichtbaar in Jezus’ lopen over de zee. Deze daad laat zien dat de Heer alle machten zal overwinnen (Mat. 14:22-33). Elk zeeverhaal wil de hoorder bemoedigen en hem tot verwondering over en aanbidding van de Eeuwige brengen. En aldus leiden deze verhalen tot overgave aan en vertrouwen op de Heer.

d.In de verhalen van de visvangst (Luc. 5:1-11; Joh. 21:1-14) dienen zee en vissen als metaforen voor respectievelijk wereld en mensen. Deze teksten geven richting aan de missionaire opdracht voor de gemeente van Christus. De leerlingen keren terug van zee, zonder vis. Op aanraden van Jezus werpen zij hun net uit op een andere plaats, wat een rijke visvangst tot gevolg heeft. In navolging van Jezus zal de gemeente de wereld in trekken om daar het verlorene te zoeken. En zij is daartoe in staat, mits zij zich houdt aan de boodschap van de Heer.

Nabij de zee of het meer vinden we dan ook vaak momenten van omkeer. Het is de plaats waar de Eeuwige zich laat horen en mensen oproept een bepaalde weg te gaan. Dat houdt voor de hoorder veelal een eindpunt èn beginpunt in; hij staat voor de keuze dingen los of achter te laten en zich over te geven aan Gods wil (Jona 1-2; Mar. 1:16-20).

e.Aan het begin van dit artikel verwezen we naar Openbaring 21:1, waar de belofte klinkt dat er in de nieuwe wereld geen zee meer zal zijn. Om deze tekst goed te verstaan, dienen we de betekenis van de zee elders in Openbaring erbij te betrekken. We zien dat de zee bovenal verbonden is met de kwade machten. Volgens de antieke gedachte hebben demonen en duivels hun woning in zee. Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat de door boze geesten bevangen zwijnen in de zee storten, want daar horen de kwade machten thuis (Mat. 8:28-34). Tot de zee behoort de draak die zoveel stukmaakt, uit de zee komt het beest op dat zoveel ellende teweegbrengt (12:18; 13:1). Vermoedelijk circuleert in Johannes’ dagen de zee als beeld voor Rome. Rome is theologisch gezien de niet-we-reld, het anti-leven. Rome als opeenhoping van chaos. Het beest uit de zee verwijst waarschijnlijk naar de toenmalige politieke macht van het Romeinse rijk, waaronder de eerste christenen vreselijk lijden. Mogelijk is de zee hier primair metafoor voor afgrond en indirect voor een concreet machtsgebied. In elk geval wijst de verdwijning van de zee op een bestaan zonder dreiging, zonder angst en zonder vervolging. Voor de mensen toen een goed bericht vol hoop en licht!

f.Als onderdeel van de zeesymboliek noemen we nog apart de golven en branding. De symboliek van golven en branding is veelkleurig. Het volgen van de Tora brengt Israël gerechtigheid als de golven van de zee (Jes. 48:18). Hier staan de golven voor duurzaamheid en onstuitbare kracht: de golfslag gaat eeuwig door en is niet tegen te houden. Daarentegen verbeelden zij evenzeer onbestendigheid en verwarring, zoals de storm op zee-verhalen indrukwekkend tonen (Mat. 8:24; 14:24; Hand. 27:41). Hierbij sluit Judas 13 aan, waar de dwaalleraars in de gemeente fungeren als de wilde zee: hun schande schuimt op en zij brengen onrust en wanorde. Directer dan de algemene zeesymboliek beelden de golven en baren dreiging en doodsangst uit; zij verwijzen naar de afgrond van het bestaan (2 Sam. 22:5; Jona 2:3[4]; Ps. 42:8; 88:8; Rol van de Lofprijzingen 6:23, uit Qumran). Zulke dreigingen kunnen ook van volken uitgaan. In dat geval is een volk een golf dat een ander volk overspoelt (Jes. 17:12-13; Jer. 51:24, 55; Ez. 26:3; vgl. Rol van de Lofprijzingen 2:12). Vooral zien we de golven als teken van Gods grootheid. Hoe sterk en gewelddadig de golfslag ook mag zijn, God heerst erover, wat van zijn grootheid getuigt (Jes. 51:15; Jer. 31:35; Ps. 65:8; 89:10; 107:2529). In dit verband kunnen we ook denken aan het roepingsvisioen van Ezechiël, waarin het lawaai van de klapwiekende vleugels van hemelse wezens lijken op het geluid van de bruisende zee (1:24).

g.Van de zee en haar uitingen hebben de bijbelschrijvers talloze zegswijzen, beeldspraken en vergelijkingen afgeleid. Bijvoorbeeld deze: Gods geheimen zijn wijder dan de zee; zij zijn onmeetbaar (Job 11:9). De uitgestrektheid van de zee verwijst naar de grootheid van de Schepper ervan (Ps. 104:25). De overkant van de zee duidt op verre afstand, in tegenstelling tot nabijheid van de Tora (Deut. 30:13). Als iets, zoals zonde door vergeving, naar de diepte van de zee verdwijnt, betekent dat de definitieve verwijdering (Mi. 7:19). Maar wanneer God vijanden uit die diepte ophaalt, wijst dat op zijn macht waarvoor niets verborgen blijft (Ps. 68:23; vgl. Op. 18:21). Het opschuimende zeewater verbeeldt de aanstormende heerschappij vol duisternis (Jes. 5:30) en kwaaddoeners lijken op de kokende zee die niet tot rust komt en vol zit met modder (Jes. 57:20). De gelovige die twijfelt, heeft iets weg van een golf door de wind aangejaagd; hij of zij voelt zich heen en weer geslingerd (Jak. 1:6; vgl. Ef. 4:14).

h.Het grote watervat bij de tempel heet ‘de zee’. Het is een rond metalen bassin met een doorsnee van ruim vier en een hoogte van ruim twee meter, en het steunt op twaalf stieren (1 Kon. 7:23-24; 2 Kon. 16:17; 25:23). Maar er is meer. De symboliek van het bassin kunnen we weergeven met de woorden kracht en vruchtbaarheid: ‘de zee’ verwijst naar de kracht en ‘de stieren’ staan voor vruchtbaarheid.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 18; 29; 42; 69; 74; 77; 87; 88; 89; 93; 104; 107; 114; 148; Gezang 6; 40; 56; 337-340; 345; 467; 480; Alles I: 3; 8; II: 17; Bijbel I: 7; 40; 56; II: 5; 31; Droom: 23; 29; Eva II: 8; Gezegend: 30; 45; 47; 200; 272; Liederen: 17-21; Liturgie: 596; Zingend I-II: 1; 2; 58; 111; III: 85; IV: 25; V: 8; 10; VI: 52; 57; 68.

b.Poëzie:

Remco Campert, Dichters, Amsterdam 1995, blz. 32: ‘Rose wolk’; 154: ‘Met man en muis’; 243: ‘De geheime zee’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 22: ‘De ontdekking’; 115: ‘Thalassa’. Judith Herzberg, Beemdgras,

Amsterdam 1968, blz. 67: ‘De zee’. Jan Willem Schulte Nordholt,Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 151: ‘Schip in de kerk van Horne’; 235: ‘Wij zijn de zee’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 59: ‘Avond aan zee’; 100: ‘Eb’. Leo Vroman, 262 gedichten, Amsterdam 1976, blz. 197: ‘Een zee van mensen’. c. Verwerking:

Het hoofdthema is de oermenselijke ervaring van chaos en dood, de ervaring dat ongrijpbare machten je heen en weer slingeren. Daarbij rijst de vraag naar de bevrijdende aanwezigheid van God te midden van die chaos. Ook kunnen we zoeken naar andere beelden en metaforen voor de chaos en dood in ons bestaan. Hoewel de zee voor de moderne mens vooral de plaats van ontspanning en genieten is, heeft hij evenzeer weet van de verwoestende kracht van water. Bij de bespreking van dit woord is het van belang rekening te houden met de ervaring van mensen met de zee: het maakt verschil of dit woord ter sprake komt in een kring van ouderen die de waterramp in 1953 van dichtbij hebben meegemaakt óf in een kring van jongeren die de surfsport beoefenen.

Verwijzing

Het woord zee heeft duidelijk raakvlakken met ‘schip‘ (de zeeverhalen), ‘wind‘ (de storm op zeeverhalen), ‘glas‘ (de glazen zee uit Openbaring), ‘rivier‘ en ‘zand‘. Hier komt water in zijn dreigende werking naar voren. Elders – zie ‘tuin‘, ‘bron‘ en ‘paradijs‘ – verschijnt water als levensvoorwaarde en levensbrenger. Meer informatie over de zeemonsters vinden we bij ‘draak‘ en ‘dier‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken