Menu

Basis

Zingen dat het niet helemaal hopeloos is

Blikvanger

De verdediging van het proefschrift.
De verdediging van het proefschrift. Beeld: Christiaan Winter

Christiaan Winter is organist, dirigent, docent op het conservatorium en promoveerde in 2023 op de liederen van Willem Vogel. Afgelopen zomer is er een publieksuitgave van zijn promotie verschenen: Zuivere, eerlijke, oprechte kerkmuziek. Leven en werk van componist en kerkmusicus Willem Vogel. Een goed moment voor een gesprek: over de vondst van een brief van Vogel, over liturgie, over kerkmuziek en onze tijdgeest, en nog veel meer.

Hij komt aanlopen, warrig haar en in spijkerbroek, uit het conservatorium in Utrecht waar hij net heeft kennisgemaakt met zijn masterstudenten. Met de telefoon in zijn hand probeert hij snel nog even de recensie in het Reformatorisch Dagblad over zijn boek te lezen. Dat lukt niet.

Als we zitten, is het even zoeken; want over wie gaan we nu als eerste praten? Over Vogel of over Winter zelf? Eerst maar even over Winter. Hij vertelt dat zijn vader predikant was: ‘Meer dan dertig jaar heeft hij in Den Haag gestaan. Dat hoor je nu niet veel meer. Hij was een van de laatste gereformeerde predikanten die nog in jacquet preekte.’

Wilde jij ook predikant worden?

Winter: ‘Nee. Ik ben een bèta. Maar orgel is wel het meest bèta-achtige instrument. Denk maar aan Bach met zijn mathematische muziek. Dus nee, ik ben geen dominee geworden maar iemand zei wel een keer tegen me: “Je zit in dezelfde zaak als je vader maar je hebt niks met hem te maken.” Dat is waar.’

Winter vertelt dat hij momenteel invalt in de rooms-katholieke Nicolaasbasiliek in Amsterdam als koordirigent. Hij is onder de indruk van de precisie van de liturgie. Toen hij daar een keer als organist mocht spelen, lag er een instructie dat hij vier seconden rust moest tellen tussen gesproken gebed en gezongen acclamatie. Winter: ‘Zo precies komt het dus.’ Hij herkent zich in die manier van vieren.

Met nadruk: ‘Liturgie is een spel! Het is alleen maar goed als iedereen meedoet.’ Hij schuift onderuit op zijn stoel om te laten zien hoe mensen soms in de kerkbanken zitten: ‘Ze zitten te wachten op een talking head.’

Portret van Christiaan Winter
Christiaan Winter

Hoe kijk jij naar liturgie?

Winter: ‘Het is een spel dat je ernstig moet nemen. Je komt in een andere wereld; het is kunst. Als je naar het theater gaat, wil je ook niet afgeleid worden door een acteur die zijn tekst vergeet of de verkeerde kant oploopt.

In het theater wil je ook niet afgeleid worden door een acteur die zijn tekst vergeet

Je wilt je concentreren op wat daar gebracht wordt. De viering in de Nicolaasbasiliek is daar een goed voorbeeld van: de lector staat er al als de mensen uitgezongen zijn. Alles wat je doet, is goed maar doe het wel goed.’

Winter vindt hetzelfde bij de keuze van liederen: ‘Een lied uit Taizé driemaal zingen is drie keer zingen maar de spiritualiteit van Taizé ervaar je dan niet. Dan moet je het goed doen en twintig keer zingen.’

Jij werkt aan de liturgie mee als organist of dirigent maar ben je ook gelovig?

Voor het eerst is Winter stil en denkt hij een tijdje na. Dan zegt hij: ‘Een goede vriendin zei laatst …’ Winter is weer lang stil en zegt dan: ‘Wat zei ze nou? Devoot? Nee. Zoiets als een bepaalde innigheid. En ze zei ook meteen: maar wel op jouw manier. Op zondag is er een wereld in een andere wereld waar van alles aan de hand is, en dan zing je je te binnen dat het niet helemaal hopeloos is.’

Winter vertelt dat hij daarom de vredegroet mooi vindt: ‘Mensen die elkaar niet kennen, geven elkaar een hand en spelen even dat alle Menschen Brüder zijn.’ Hij veert op en zegt dan: ‘Ik weet het weer, die vriendin zei: “Christiaan, je bent best vroom.”’

Sprak je ook over geloof of kerkmuziek met je vader?

Winter: ‘Mijn pa is overleden in 2013 aan longkanker. Hij rookte van die dikke domineessigaren. Ik was toen bezig met het Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk. Als ik bij hem op bezoek ging, dan zong ik een avondlied voor hem uit dat liedboek.’ Winter vertelt dat hij en zijn vader daar geen gesprekken over voerden.

Soms zei zijn vader ‘mooi’ na een lied maar ook niet veel meer. Er was ook wel verschil in beleving tussen vader en zoon. Winters vader was een rechtzinnige gereformeerde dominee, met altijd schuldbelijdenis en genadeverkondiging in de liturgie. Winter: ‘En daar zong ik dan in het hospice in de laatste dagen van mijn vader “Gij hemelhoog verheven, zo ver en zo nabij” (Lied 851).’

Vertel eens over Willem Vogel. Was hij ook vroom te noemen?

Winter: ‘Vogel heeft afscheid genomen als organist op zijn 82e en daarna is hij nooit meer in de Amsterdamse Oude Kerk gezien. Er is weinig bekend over zijn geloof. Ook hield hij afstand tot allerlei gesprekken over liturgie. Je zou Vogel conflictmijdend kunnen noemen. Maar Vogel was wel op een bepaalde manier bevindelijk, hoewel hij uit de hoek van de middenorthodoxie kwam.’

Christiaan Winter: ‘Ik vind dat je de ander nodig hebt om zelf verder te komen.’

Winter geeft een opmerkelijk voorbeeld, toen Vogel nog maar begin twintig was en een brief schreef naar de kerkenraad van Amstelveen, waar hij werkte als organist. Winter: ‘In Amstelveen wilde de kerkenraad een dienst organiseren voor “buiten-kerkelijken”. Hoewel men Vogel een prima organist vond, wilde men iemand die meer aansprak.

Toen heeft Vogel een brief geschreven waarin hij pleit voor zuivere, oprechte en eerlijke kerkmuziek. De titel van mijn proefschrift en ook mijn boek komt uit die brief.’

De verdediging van het proefschrift.
De verdediging van het proefschrift.
Beeld: Christiaan Winter

Wat houdt dat in: eerlijk, oprecht en zuiver?

Winter vertelt dat Vogel heel veel melodieën bij teksten heeft geschreven, voor ongeveer vijfhonderd liederen waarvan er 90 in het Liedboek zijn terechtgekomen. Een beetje vreemde verhouding als je bedenkt dat Frits Mehrtens 40 melodieën bij teksten heeft geschreven waarvan de helft is opgenomen in het Liedboek.

Winter: ‘Wat opvalt bij Vogel, maar ook bij zijn tijdgenoten zoals Mehrtens, is dat de melodie de woorden ondersteunt. En dan ook nog in een bepaalde stijl: niet al te barok en niet al te veel franje. In de tijd van Vogel zie je dat men teruggrijpt op de zeventiende eeuw, de reformatorische periode. J.S. Bach is een laatste voorbeeld van die tijd. Al zijn recitatieven van de Matthäus-Passion volgen de tekst op de voet. Muziek als dienares van de tekst.’

Is dat nu anders in de kerkmuziek?

Volgens Winter is dat inderdaad zo: ‘Wat nu goed ligt, is de muziek van Antoine Oomen, die veel gecomponeerd heeft op teksten van Huub Oosterhuis. Een heel bekend lied van hem is “De steppe zal bloeien”. In mijn ogen smeert hij de tekst een beetje dicht.’

Bij de melodie van Willem Vogel denk je ‘matig’ maar met de tekst erbij is het krachtig

Maar nog erger vindt Winter de opwekkingsbeweging: tekst en melodie zijn los verkrijgbaar. Winter legt uit dat de melodie vaak makkelijk in het gehoor ligt en niet de tekst versterkt. ‘Het past overal bij, zo’n melodie. Dat is onvoorstelbaar bij componisten als Willem Vogel.

Vogel ging eerst kijken naar: wat roept de tekst op? En als je de melodie ziet, dan denk je “matig”, maar met de tekst erbij is het krachtig. En dan is er een lied met een melodie die iedereen mee kan zingen en toch niet onbenullig is.

Als je kijkt naar de muziek van Vogel, dan zie je dat als hij echt gepakt werd, je een artistiek rijk resultaat krijgt. Zoals bijvoorbeeld Lied 780: “In de schoot van mijn moeder geweven”, een tekst van Sytze de Vries (Willem Vogel heeft lang samengewerkt met Sytze de Vries in de Oude Kerk van Amsterdam). Als je daarin één noot verandert, dan loopt de melodie mank.’

Kunnen wij daar in deze tijd nog wat van leren?

Winter: ‘Zeker. De waarde van die periode in de kerkgeschiedenis, de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, ik hoop dat we daar nog eens naar kijken. Die objectiviteit en nuchterheid is mooi. Niet al te veel emotie.’

Wat is er mis met emotie in een viering?

Ik raak met Winter in gesprek over het verschil tussen sentiment en emotie maar we komen er niet helemaal uit. Wel constateert Winter dat de aandacht voor emotie en beleving steeds groter wordt. Hij ziet dat maar het blijft ook een beetje schuren met wat hij zou willen.

Dat is wat die objectiviteit en nuchterheid doen

Dan noemt Winter de uitvaart van Vogel: ‘Hij is 90 jaar geworden en er waren vierhonderd mensen. Best veel als je zo oud wordt. En toen hij werd uitgedragen, zongen we “Wij moeten Gode zingen”, Vogels eigen melodie met tekst van Willem Barnard (Lied 713). Dat is geen soft lied op zo’n moment, ook niet droevig maar wel voertuig voor onze emotie. Dat wel. Dat is wat die objectiviteit en nuchterheid doen.’ Het klinkt alsof je die les van Willem Vogel en zijn manier van componeren vast wilt houden.

Winter: ‘Ja, ik geef nu les aan het conservatorium in Utrecht en daar zie ik ook die aandacht voor de subjectiviteit. Aandacht voor jezelf. De introductie van de masterstudenten bijvoorbeeld was onder leiding van een mentor die een meditatieoefening deed, daarna moest je je naam zeggen en het woord dat bij je opkwam tijdens de oefening.

Ik zit daar anders in. Ik vind dat je de ander nodig hebt om zelf verder te komen. Daarom wil ik ook eenmaal per week een groepsles met al mijn studenten zodat ze met elkaar in gesprek komen en dus van elkaar leren.

Een beetje zoals de theoloog Buber: in de ander zie je iets van de Ander en van jezelf. Het houdt je een spiegel voor en die heb je nodig. Zonder die ander kan je niet. Niet leren, niet vieren, niet geloven.’

Hester Smits is predikant van de Grote Kerk te Apeldoorn.


Cover Zuivere, eerlijke, oprechte kerkmuziek. Leven en werk van componist en kerkmusicus Willem Vogel

Christiaan Winter, Zuivere, eerlijke, oprechte kerkmuziek. Leven en werk van componist en kerkmusicus Willem Vogel, Utrecht 2024, € 49,50 (digitale editie: € 27,25)

Bestellen via de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis: www.kvnm.nl/webshop


Aards
Woord & Dienst 2024, nr. 10

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken