Menu

Premium

12.2. Motiverende genade

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 64: Maar schept deze leer geen zorgeloze en goddeloze mensen?

Antwoord: Zeker niet, want het is onmogelijk dat iemand die door een oprecht geloof in Christus is ingeplant, geen vruchten van dankbaarheid zou voortbrengen.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Dat levenskunst ook te maken heeft met goed doen, is (zelfs!) in onze egoïstische samenleving nauwelijks omstreden, ook al wordt het goede dat we behoren te doen heel verschillend ingevuld. Dat geldt misschien nog sterker voor de motivatie. Dat juist Gods genade van volkomen vergeving en levenslange goedkeuring ons innerlijk motiveert tot het goede, is werkelijke levenskunst. Temeer daar ook de kunst van zo’n leven een geschenk van Boven is.

De leefwereld van de hoorder

Uit het onderzoeksrapport ‘Mentaliteitstrends 2013’ van het bureau Motivaction blijkt dat mensen steeds meer met zichzelf bezig gaan. Alles moet dienstbaar zijn aan het eigen geluk, de eigen positie en niet te vergeten het eigen imago. Wat je doet, doe je om er iets voor terug te krijgen wat goed is voor jouw ‘bv IK’. Goed doen zonder dat je daartoe verplicht wordt of denkt er zelf beter van te kunnen worden, kan in zo’n context nauwelijks op veel navolging rekenen. Dit geldt ook voor de ‘christelijke context’, voor zover die besmet is met een moralistisch-therapeutisch godsbeeld. Dat juist Gods genade motiveert tot het goede en niet de gedachte iets van Hem gedaan te krijgen door netjes te leven, lijkt zulke christenen eigenlijk maar gevaarlijk. Als God alles – tot vergeving en eeuwig leven toe – ‘zomaar’ weggeeft, dan doet niemand toch meer iets? Het totale genadekarakter van de rechtvaardiging van de goddeloze blijft voor ons altijd iets ‘oneerlijks’ houden, omdat wij leven met ‘voor wat hoort wat’.

Met het oog op de tieners

Ook tieners zijn besmet door hetzelfde moralistische virus. Vraag een groepje jongeren in de gemeente eens hoe zij denken dat ze in de hemel kunnen komen. Velen geven als antwoord: door netjes te leven en Gods geboden te houden. Overigens zonder altijd de consequenties daarvan voor hun gedrag te aanvaarden. Maar ook zonder de rust die Gods genade geeft.

Helaas verkeren sommige tieners (en kinderen!) in een opvoedingssituatie die haaks staat op de genade van onvoorwaardelijke liefde. Een moeder zei: ‘Als jullie zo doen, vind ik het moeilijk om van jullie te houden.’ Zulke tieners hebben extra moeite om te beseffen dat juist genade motiveert. Ze kennen zulke genade nauwelijks.

Met het oog op de kinderen

De leefwereld van een kind is onder meer die van school en rapportcijfers. Weten dat je op je rapport zonder meer allemaal tienen krijgt en dan toch je best blijven doen, is voor een kind even onvanzelfsprekend als voor ons. Juist dit onvanzelfsprekende heeft alles met vraag en antwoord 64 te maken.

Uitleg

Vraag 64 is misschien wel een van de meest voor de hand liggende vragen in de catechismus. Juist waar het Evangelie spreekt van volkomen vrijspraak en goedkeuring uit genade alleen royaal verkondigd wordt, komt deze vraag naar boven. Daarom wordt hij, met andere woorden, ook al gesteld in Romeinen 6:1. Jong en oud denken bij God in de gunst te kunnen komen door Hem hun gunsten te bewijzen. Dat wij door de gunsten van een Ander, het volbrachte werk van Christus, al bij voorbaat door God aanvaard zijn, zonder ook maar iets goeds gedaan te hebben, gaat tegen heel ons moralistische hart in. Vandaar deze beschuldigende vraag: Met deze leer van genade alleen kun je toch wachten op zorgeloosheid en goddeloosheid bij de mensen?

Het antwoord sluit helemaal aan bij de reactie van Paulus in Romeinen 6: Volstrekt niet, want het is onbestaanbaar dat wie aan de zonde gestorven is, daarin nog kan leven. Want wie door een oprecht geloof (Duits 1563: warer Glauben; dat kan zowel op fides qua als op fides quae slaan) in Christus is ingeplant, zal ontdekken dat de sapstroom van nieuw leven door hem heen gaat. Die gezonde sapstroom laat vruchten groeien. Dat kan niet anders.

We kunnen ons afvragen of de uitdrukking ‘vruchten van dankbaarheid’ geen misverstanden wekt: ‘God heeft veel gegeven, alles eigenlijk, daarom doen we uit dankbaarheid iets terug.’ Dankbaarheid is een uiting van liefde en uit zich (daarom) ook in daden. Een dankbaar kind kruipt dicht tegen vader en moeder aan en gaat niet bij wijze van spreken meteen grasmaaien en de ramen zemen. Wie door het bloed van Christus volkomen verlost is, hoeft niets terug te doen. Afbetalen is niet gewenst. Hij of zij mag als een kind dagelijks genieten van Gods geschenk. En al genietend van Hem groeit de vrucht van de Geest. De spontane reactie op liefde is liefde. En uiteraard zal deze wederliefde zich willen uiten in concrete daden.

Het zou dichter bij het bijbels woordgebruik blijven als in het antwoord gekozen was voor de formulering: ‘Nee, want het is onmogelijk dat iemand die door een oprecht geloof Christus is ingeplant, niet de vrucht van de Geest zou voortbrengen.’

Het is wellicht goed om er op te wijzen (ook in de preek) dat in antwoord 64 sprake is van ‘oprecht geloof’. Levend geloof dus. Oprecht geloof brengt vruchten voort. Dat kan niet anders. Als zulke vruchten van toewijding en trouw er op geen enkele manier zijn, dan groeit er dus niets. En als er niets groeit, dan kun je nog wel praten over geloof, maar dan is het wel dood, schrijft Jakobus in zijn brief om ook ons te waarschuwen (Jak. 2:17).

Lees hierbij vooral de mooie paragraaf 15.6, ‘Participatie als brug tussen rechtvaardiging en heiliging’, uit de CD (p. 611-616).

Een aanrader (ook voor de gemeente) om rond deze leerdienst te lezen is: Tim Keller, De vrijgevige God. In dit mooie boekje bespreekt Keller de gelijkenis van de verloren zoon op een manier die heel beeldend het verschil neerzet tussen leven uit genade of uit verdienste.

Relevantie van het thema

Dat juist genade motiveert, is een uitkomst voor onze generatie die leeft bij ‘beoordelingscriteria’. Om bij een volgend functioneringsgesprek zo goed mogelijk voor de dag te komen, wordt hard gewerkt, in de hoop weer wat punten te scoren op de ranglijst die de bevordering op de loonlijst regelt. Het is werkelijk een bevrijdende ontdekking dat het bij de Here God anders ‘werkt’. Bij Hem sta je al boven aan de ranglijst, omdat het werk van Christus je wordt toegerekend uit genade alleen – zonder de bepaling dat je die genade vervolgens moet afbetalen door je uit te sloven voor God en de mensen. Ook de afbetaling is al geregeld. Wie geestelijk (en misschien ook wel lichamelijk) burn-out is, vindt bij deze leer genezing. En juist vanwege die goddelijke genezing groeit als vanzelf de vrucht van de Geest. Dat kan niet anders: een gezonde boom draagt vrucht!

Ook ons vermoeide moralistische hart kan hier genezen, zij het met vallen en opstaan. Toewijding en navolging zijn kostbare en bijbelse begrippen. Maar wie daarbij voortdurend door vrees bevangen wordt dat zijn concrete toewijding voor God wel niet goed genoeg zal zijn, is teruggevallen in slavernij – nu in de slavernij van onze geestelijke prestaties. Het is daarom opnieuw een bevrijdende ontdekking dat ook al onze geestelijke prestaties al geleverd zijn. Vergelijk Romeinen 8:15. Christus ontmoeten is werkelijk ont-moeten.

Met het oog op de tieners

Als tieners – die zo vaak heel erg onzeker zijn – iets nodig hebben, dan is het wel onvoorwaardelijke liefde, die geeft zonder iets terug te verlangen. Ouders zeggen soms: ‘Ik vergeef je, maar dan moet je voortaan wel beter je best doen.’ De Here God zegt: ‘Ik vergeef je en als je toch weer de fout ingaat, mag je weten dat die zonde ook al door Mijn Zoon is meegenomen.’ Er is geen rekening achteraf. Ook die is al vereffend. Juist dat wekt wederliefde in de harten van jongeren, die vruchten laat groeien als vrucht van de Geest.

Met het oog op de kinderen

Ook een kind van tien kan denken dat God boos op hem is, omdat hij bang is niet goed genoeg zijn best te doen. Vooral in situaties thuis of op school, waar het gaat om straf of beloning. Dat het bij de Here God anders is, kan een hele opluchting zijn. Wanneer hij ook nog gaat begrijpen dat God evenveel van hem blijft houden als hij verkeerde dingen doet, omdat Jezus al het verkeerde al heeft ‘gedeleted’, kan dat de opluchting compleet maken. En vanwege die complete opluchting doet hij nog meer zijn best om te doen wat de Here Jezus graag wil, maar nu zonder vrees voor straf.

Relevante bijbelgedeelten

  • Romeinen 8:15: Wij hebben de Heilige Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven. Hier wordt ook de angst bedoeld of we wel genoeg doen om Gods genade in elk geval achteraf een beetje waardig te zijn. Onze ‘plus’ zogezegd. Maar nu Christus al het onze volbracht heeft, is ook die vrees niet meer nodig volgens Romeinen 5:1.

  • Galaten 5:13-26: Dit bijbelgedeelte gaat over de werken van het vlees en de vrucht die de Geest werkt. Hoe? Door ons in te lijven in Christus, zodat Zijn levenwekkende ‘sapstroom’ in ons goede vruchten laat groeien.

  • Titus 2:11-15: In dit korte bijbelgedeelte staat met andere woorden precies wat we met deze leerdienst de gemeente willen aanreiken: de zaligmakende genade van God, die in Christus aan de mensen verschenen (geopenbaard) is, die leert ons om goddeloosheid en wereldse begeerten los te laten en godvruchtig te leven. Oftewel: Gods genade motiveert.

  • Jakobus 2:26: Vanaf vers 14 schrijft Jakobus over het gevaar van een dood geloof. Dat is niet het thema van deze leerdienst, maar de waarschuwing van Jakobus is ook in deze dienst op zijn plaats. Het gevaar om Gods genade te misbruiken bedreigt ook onze gemeenten.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze leerdienst weet de gemeente nog duidelijker dat Gods genade werkelijk genade is, en dat de vreugde van dit weten ons motiveert om voor Hem vrucht te dragen.

Homiletische aanwijzingen

  • Inleiding. In de vorige leerdienst is nagedacht over Gods rechtvaardigverklaring door het offer van Christus. Dit roept wel een logische vraag op: Is die levenslange goedkeuring en vrijspraak uit genade alleen geen gevaar voor de motivatie om tot eer van God goede werken te doen?

  • Wat genade is. Het is niet zo eenvoudig om helemaal helder te krijgen wat in de Bijbel met genade wordt bedoeld, omdat het haaks staat op ons moralistische hart. We zouden genade kunnen omschrijven als Gods onvoorwaardelijke liefde voor zondaren. Zulke liefde kun je dus niet verdienen door goed gedrag, maar zulke liefde kun je ook niet verliezen door fout gedrag. Dat zit besloten in het woord ‘onvoorwaardelijk’. Toch hebben we een bijna onuitroeibare neiging om bij Gods genade iets op te tellen, om balans in het christelijk geloof te brengen. Dan wordt het genade plus onze toewijding waardoor we behouden worden – met als gevolg dat de oude vrees of we in Gods oog wel goed genoeg zijn, weer terug is. Opnieuw slavernij, maar nu van onze ‘geestelijke prestaties’ (vgl. Rom. 8:15). Wie denkt genade in balans te moeten brengen, raakt zodoende alle genade kwijt.

  • Gevolg: onverschillige en goddeloze mensen? Maar als het werkelijk zo is dat God ons bij voorbaat liefheeft (dus dat Hij daarvoor alle redenen in Zichzelf vindt) en ons daarom onvoorwaardelijke genade bewijst, waarom zouden we dan nog langer tegen de zonde strijden? Dan is christelijke levenskunst blijkbaar toch hetzelfde als wat de wereld als levenskunst beschouwt: doe gewoon wat je wilt.

    In zijn boek Genade, wat een wonder! geeft Philip Yancey het trieste voorbeeld van een vriend, die na vijftien jaar huwelijk zijn vrouw verlaat voor een mooiere vrouw, en dan vraagt: ‘Denk je dat God in Zijn genade zoiets ergs wat ik wil gaan doen kan vergeven?’ Toen zei Yancey niet dat genade natuurlijk wel grenzen kent, want dat staat nergens in de Bijbel. Hij zei ook niet dat zo’n bewuste zonde te groot is om vergeven te kunnen worden. David deed tenslotte nog ergere dingen, en ook heel bewust. Samengevat zei Yancey het volgende: ‘God kan en wil vergeven en dat is inderdaad uit genade alleen. Maar wie bewust voor zonde kiest en dat wil volhouden, die verwijdert zich van God. En er is geen enkele garantie dat je dan ooit nog bij Hem terug zult komen. Het is daarom zeer de vraag of je die vergeving dan nog wel ontvangen wilt. Vooral ook omdat vergeving ontvangen zal betekenen dat er berouw groeit in je leven.’ Een beter antwoord is nauwelijks te bedenken. Elk antwoord dat Gods onvoorwaardelijke liefde en vergeving minder maakt, loopt uit op moralisme. Goddelijke genade kent geen balans. Zo gauw je iets aan Gods genade denkt te moeten toevoegen, ben je alle rijkdom kwijt.

    Maar daarmee blijft de vraag of zo’n opvatting van genade mensen niet oppervlakkig en goddeloos maakt, helemaal staan. Het antwoord van de catechismus is kort en goed: nee. En waarom niet? Omdat het onmogelijk is dat wie door een oprecht geloof één met Christus geworden is, geen vruchten van dankbaarheid zou voortbrengen. Uiteraard wordt hiermee ook niet een bijdrage achteraf bedoeld, vanuit het denken: voor wat, hoort wat. Zie verder bij de uitleg van vraag en antwoord 64.

    De catechismus schrijft over ‘oprecht geloof’. Daarmee wordt een levend geloof bedoeld. Er bestaat ook dood geloof, waar geen vruchten uit groeien. Dat ‘gevaarlijke’ geloof komt binnen elke gemeente voor en vraagt om radicale bekering. Waar levend geloof is, zal de vrucht van de Geest groeien en toewijding aan Hem een plaats krijgen. Want juist die goddelijke genade motiveert je daartoe.

  • Motiverende genade. Wanneer u vooraf het liefdesverhaal voor de tieners (zie hierna) verteld hebt, kunt u daar nu op aansluiten door te zeggen: de liefde van een jongen voor een meisje motiveert die jongen. De liefde en genade in de relatie met de Here God gaat die tussen een jongen en meisje ver te boven. En zou zulke onvoorwaardelijke genade van de Allerhoogste dan niet motiveren tot het goede? Dat is wat Paulus bedoelt in Titus 2:11-12. Gods genade die in Christus naar ons toe gekomen is, leert en motiveert ons om goddeloze en wereldse begeerten af te wijzen. Hoe leert die genade ons dat? Vooral vragenderwijs. En dan zo dat we vanwege de ‘sapstroom’ uit Christus, die ons nieuw leven geeft, met een dankbaar hart ‘ja’ zullen zeggen op deze vragen: Als de Here Jezus alles voor ons gedaan heeft, zouden wij dan ook niet iets voor Hem willen doen? Als Hij ook voor onze onreinheid, hoogmoed en verkeerde begeerten aan het kruis gehangen heeft, zouden wij dat verkeerde dan niet willen loslaten? Zo leren we vrucht te dragen voor onze Redder.

Met het oog op de tieners

Voorafgaande aan de preek zou u met het oog op tieners en (oudere) kinderen een verhaal kunnen vertellen om uit te leggen hoe genade motiveert. Bijvoorbeeld dit verhaal, gebaseerd op een verhaal uit Genade, wat een wonder! van Philip Yancey:

‘Wat zou mij destijds echt hebben kunnen inspireren om Frans te leren? Dat weten jullie natuurlijk niet, maar ik weet het wel: als mijn vrouw destijds een Française geweest was, die alleen maar Frans sprak. Ik zou er bijna wanhopig naar hebben verlangd om in het Frans te kunnen zeggen hoe mooi ze was. En nog veel meer natuurlijk. Ik zou ’s avonds heel laat opgebleven zijn. Ik zou de regelmatige en onregelmatige werkwoorden erin gestampt hebben. Ik zou alle belangrijke vervoegingen en naamvallen geleerd hebben om toch maar fatsoenlijke e-mailtjes en sms’jes te kunnen sturen. Wat alle leraren op school niet lukte en wat door de reële dreiging van onvoldoendes op mijn lijst ook niet lukte, dat zou zomaar gebeuren vanwege de liefde die voelt als een genadegeschenk. Dat motiveert. Zelfs zozeer dat ik plezier zou krijgen in het leren van die Franse rijtjes.’

In de preek moet vervolgens worden ingegaan op het verband tussen dit liefdesvoorbeeld en deze dienst.

U kunt de preek ook beginnen met de vraag: ‘Wat zou jou kunnen inspireren om goed Frans te leren, terwijl je een vreselijke hekel aan vreemde talen hebt? Het antwoord komt straks in de preek…’

Met het oog op de kinderen

Mocht u in de preek het beeld van de levenwekkende ‘sapstroom’ van Christus gebruiken, dan kunt u een plaatje (of plaat, als u geen beamer gebruikt) laten zien van een tak, die geënt is op een gezonde onderstam van een appelboom. Omdat die ent helemaal verbonden is met die onderstam, zorgt de sapstroom uit de onderstam voor prachtige appels aan die tak. Die groeien ‘vanzelf’.

Pastorale aanwijzingen

De pastorale aanwijzingen zijn al verwerkt in het voorgaande. Zie met name bij ‘Leefwereld’ en ‘Relevantie van het thema’.

Met het oog op de tieners

Juist tieners zijn gevoelig voor radicaliteit. Maar soms richt deze radicaliteit zich totaal op ‘toewijding en heiliging’, omdat zij vrezen nooit genoeg te doen. Van die vrees mag de verkondiging hen bevrijden.

Met het oog op de kinderen

Zie bij Relatie van het thema tot het hoofdthema.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 25:6, 7 (OB); Psalm 86:4, 5 (NB); Psalm 108:1, 2 (OB); Psalm 119:3, 5, 6 (NB); Psalm 139:1, 14 (OB of NB).

  • Liedboek voor de Kerken, Gezang 20:1, 2, 5, 7; Gezang 289.

  • Als u na de preek meer dan één lied wilt zingen, kunt u ook denken aan Opwekking 268 en 569. Een aansprekend lied voor tieners is Opwekking 497.

Helpende vormen

Over het nut van een samenvatting is in dit boek al eerder geschreven. U zou daar ook nog enkele gespreksvragen voor thuis aan toe kunnen voegen.

Met het oog op de tieners

Vraag (via e-mail, Twitter, Facebook, enz.) een aantal tieners in de gemeente om te reageren op de volgende stelling, en vraag of hun reacties in de preek gebruikt mogen worden: ‘Als je weet dat al je zonden al bij voorbaat vergeven zijn en God jou voor heel jouw leven al heeft goedgekeurd, dan ga je de rest van je leven natuurlijk doen wat je zelf wilt.’

Met het oog op de kinderen

Aan het begin van de preek zou u de kinderen de volgende vraag kunnen voorleggen (zo mogelijk ook via de beamer):

‘Als jij van je vader en moeder morgen iets moois krijgt, wat je heel graag wilt, wat doe je dan als dank? Je mag je vinger opsteken als je het een goed antwoord vindt:

a. De helft van mijn spaarpot geven aan een goed doel.
b. Beloven om een week lang boodschappen te doen.
c. Je vader en moeder een dikke knuffel geven.
d. Beloven dat je thuis nooit meer verkeerde dingen zult doen.’

Op een passende plaats in de preek kunt u hierop terugkomen door te zeggen dat c het mooiste antwoord is. ‘En na die knuffel help je je vader natuurlijk graag met grasmaaien in de tuin…’

Literatuur

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012. (CD)

  • Tim Keller, De vrijgevige God. Recht naar het hart van het christelijk geloof. Franeker, 2009.

  • Philip Yancey, Genade, wat een wonder! Heerenveen, 1998.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken