Menu

Premium

12.9. Eerlijk duurt het langst

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 112: Wat wil het negende gebod?

Antwoord: Dat ik tegen niemand een vals getuigenis afleg, niemands woorden verdraai, geen kwaadspreker of lasteraar ben, niemand lichtvaardig en zonder wederhoor veroordeel of laat veroordelen. Maar dat ik alle soorten leugen en bedrog als werken van de duivel zelf vermijd, als ik niet de zware toorn van God op mij wil laden. Evenzo, dat ik in rechtszaken en alle andere handelingen de waarheid liefheb, eerlijk spreek en getuig en ook de eer en de goede naam van mijn naaste naar mijn vermogen verdedig en die bevorder.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Taal is een onmisbaar element in het menselijk verkeer. Woorden hebben daarom grote betekenis en invloed. Het is een hele kunst om daar op een goede manier invulling aan te geven. Leven naar Gods geboden is ook zorgvuldig met je woorden omgaan, in het besef dat jouw woorden iemand kunnen maken en breken. Dat vraagt om een bewust spreken: je woorden wegen. Het gaat ook hier om de navolging van Hem die niet terugschold toen Hij werd uitgescholden (1 Petr. 2:23; vgl. 3:9). Deze levenskunst beoefenen we in de gemeente: omdat we elkaars ledematen zijn, leggen we de leugen af en spreken we de waarheid tegen elkaar (Ef. 4:25).

De leefwereld van de hoorder

De problematiek die hier speelt, staat nog altijd dicht bij ons. Wij leven in een wereld vol woorden, waarbij de devaluatie daarvan voortdurend op de loer ligt. Naast corruptie, laster en roddel is er ook de taalverruwing, die sluipenderwijs de wereld binnendringt – en ook in het leven van de gemeente is doorgedrongen. Woorden kunnen wapens worden, waarmee je een ander neerhaalt. Zeker als er (zoals het geval is) in toenemende mate een beroep wordt gedaan op de vrijheid van meningsuiting. Voor sommigen is dat het hoogste goed (recht!): ik mag zeggen wat ik wil – ongeacht wat een ander ervan vindt. Daar komt bij dat de communicatiemiddelen en -mogelijkheden alleen maar toenemen. Daardoor wordt de thematiek nog pregnanter: een boze e-mail is zó verstuurd. Om maar te zwijgen van de (anonieme) reacties die op internetfora te lezen zijn.

Een laatste aspect rond dit thema is het relativisme: ieder heeft zijn eigen waarheid. De vaak geroemde tolerantie grenst in veel gevallen aan onverschilligheid: jij hebt jouw waarheid, ik de mijne. Als het maar goed voelt. Daarnaast is er het pragmatisme: wat werkt is waar (waarbij het kan zijn dat het voor de een wel werkt, en voor de ander niet).

Met het oog op de tieners

Hoe wordt er over jou gesproken? Hoe lig je binnen de groep? Dat zijn vragen die tieners vaak bezighouden. Het onderling vergelijken en de rangorde bepalen is een belangrijk onderdeel van hun leefwereld. Daarbij is niet altijd het besef aanwezig dat het (kwaad)spreken over de ander wederzijds is: niet alleen kunnen zij er zelf onder lijden wanneer het hun wordt aangedaan (passief), ze kunnen het een ander ook aandoen (actief). Zeker voor jongeren geldt dat het internet de thematiek nog nadrukkelijker actueel maakt: digitaal pesten kan een groot probleem zijn. In de virtuele wereld van het internet is de vraag naar waarheid en leugen heel sterk. ‘Is degene met wie ik communiceer echt degene die hij zegt te zijn?’

Met het oog op de kinderen

‘Je mag niet liegen,’ zal het eerste zijn wat bij kinderen opkomt. Tegelijk zullen ze de ‘voordelen’ ervan al snel ontdekken. Nauw daarmee samenhangt het klikken en de verontwaardiging die daarover kan bestaan. Daarnaast is schelden en uitgescholden worden een thema dat hen raakt. Ook kleine kinderen zitten al op internet. Voor kinderen is alles ‘waar’ wat ze op internet lezen. Kinderen nemen heel snel iets voor ‘waar’ aan. De grens tussen waarheid en leugen is voor hen niet zo scherp. Fantasie en werkelijkheid kunnen door elkaar lopen.

Uitleg

Ook het negende gebod maakt deel uit van de liefde voor de naaste (de hoofdsom van de wet, Mat. 22:39). Daarbij beoogt het gebod de bescherming van de naaste. Dit relationele aspect is belangrijk. Het gaat niet over waarheid en leugen an sich, maar om de betekenis van woorden in relatie tot onze medemens. Diens welzijn wordt (mede) bepaald door wat over hem gezegd wordt en de waarde die aan zijn woorden geschonken wordt. Het gebod heeft één oog op de waarheid en één oog op de naaste (Miller, The Ten Commandments, p. 345).

De catechismus werkt het negende gebod naar veel kanten uit: hij betrekt het op alle gebruik en misbruik van taal ten opzichte van de medemens. Het raakt heel het leven. De oorspronkelijke betekenis van het gebod (eerlijke rechtspraak) klinkt ook nog door: door vals te getuigen kan het leven van de ander in gevaar worden gebracht. Maar dit is niet het enige dat genoemd wordt: op tal van andere terreinen kun je je naaste kwaad berokkenen. Daarbij wordt niet alleen verkeerd gebruik afgewezen, maar ook gewezen op het goede gebruik: dat ik de eer en de goede naam van mijn naaste bevorder. Je bent er dus nog niet als je de leugen uit je leven gebannen hebt.

De catechismus schuwt scherpe taal niet: er wordt gesproken over ‘werken van de duivel’ en de ‘zware toorn van God’. Er staat dus wel wat op het spel! Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt dit onderstreept. Valse getuigen moesten zwaar worden gestraft. De zonde is begonnen met leugenachtig spreken (Gen. 3). Daarbij is het verdraaien van Gods woorden (‘Heeft God niet gezegd dat…’) een geëigende tactiek van de duivel (vgl. Mat. 4:6). De essentie van de leugen is de verbondenheid met de vader van de leugen, de duivel (Joh. 8:44). De waarheid spreken is verbonden zijn met Hem die de waarheid is (Joh. 14:6). In onze woorden klinkt dus door met wie wij verbonden zijn. Het gaat in ons leven uiteindelijk om de strijd tussen de Geest der waarheid en de vader van de leugen. Het eigendom van Christus zijn (HC 1) werkt ook door in ons spreken.

Dat wij mensen kunnen spreken, onderscheidt ons van de overige levende wezens. Het onderstreept het beeld van God zijn (alleen van de mens wordt gezegd dat hij geschapen is naar Gods beeld). God schept door te spreken. Alles komt tot stand door Zijn Woord. Zo kan ook de mens dingen tot stand brengen met zijn woorden: woorden scheppen een werkelijkheid (de performatieve werking van taal). Met je woorden kun je mensen, relaties enzovoort helen, maar ook kapotmaken.

Relevantie van het thema

Bij deze Zondag is de relevantie niet moeilijk op het spoor te komen. We herkennen de problematiek die speelt. We kunnen zelfs stellen dat deze alleen maar urgenter geworden is. De algemene taalverruwing in onze samenleving en de ik-gerichtheid (die ten koste kan gaan van de medemens) onderstrepen het belang van het negende gebod. Daarbij moeten we waken voor een wij-zij gevoel: alsof de problematiek in de kerk niet aan de orde zou zijn. Daar komt het net zo goed voor. Tegelijk klinkt het appèl: ‘Gij geheel anders; gij hebt Christus leren kennen’ (Ef. 4:20). Volgelingen van Christus laten zich aanspreken op betrouwbaarheid in hun spreken.

Met het oog op de tieners

In de tijd van de HC was er nog geen telefoon, internet enzovoort. Maar wat de HC hier zegt over het negende gebod is in onze tijd alleen maar actueler geworden. Door de snelle communicatie komen constant woorden en beelden bij tieners binnen. De woorden uit de HC mogen de tieners aansporen om kritisch te zijn op hun eigen woordgebruik, zeker ook in alle snelle berichtjes die ze versturen.

Met het oog op de kinderen

‘Als iemand tegen jou iets lelijks zegt wat niet waar is, dan word je daar heel verdrietig en boos van. Maar als iemand iets moois over jou zegt, of jou een compliment geeft, dan word je daar heel blij van. De HC leert ons dat we juist goede dingen over en tegen elkaar moeten zeggen. Eerlijke woorden, die waar zijn.’

Relevante bijbelgedeelten

In de geschiedenissen van Jozef (Gen. 39) en Nabot (1 Kon. 21) blijkt de desastreuze uitwerking van de leugen. Hetzelfde geldt voor de geschiedenis van Ananias en Saffira (Hand. 5). De brief van Jakobus spreekt als geen ander over de betekenis en kracht van woorden (m.n. Jak. 3). Verschillende Psalmen gaan in op de leugen: 12, 15, 24, 27, 35. Zie daarover ook Mattheüs 12:34, 37. Ook theologie kan leugens voortbrengen, zo blijkt in het boek Job (bijv. 13:4-8). Van belang is ook Johannes 8, waar Jezus leert dat de waarheid vrijmaakt en dat de duivel de vader van de leugen is. De eerste brief van Petrus geeft aan hoe je als christen met kwade woorden omgaat (1 Petr. 2:21-23; 3:9-12, 15-17). Voor het leven van de gemeente is van belang dat Paulus’ spreken over de nieuwe mens nadrukkelijk gerelateerd is aan waarheid en leugen (Ef. 4:22-25; vgl. Ef. 4:29, 5:4, 6 en Kol. 3:8-10). Dit gedeelte loopt uit op de hoogste taaluiting: de lofzang (Ef. 5:19-20; Kol. 3:16-17).

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

De gemeente heeft na het horen van deze preek (opnieuw) beseft welke kracht woorden hebben en dat een leerling van Christus ook in zijn spreken geroepen is zijn Meester te volgen.

Homiletische aanwijzingen

Het is mogelijk om de preek op te bouwen rondom een driedeling: Woord, anti-woord en antwoord. God spreekt Zijn Woord (met de Zoon als Gods ultieme Sprake), en spreekt de mens daarmee aan. Tegelijk is er een anti-woord actief, dat Gods Woord(en) ongedaan wil maken en de mens verleidt tot zonde. De mens geeft hoe dan ook antwoord (een neutrale zone bestaat niet), en aan zijn antwoord is af te lezen wie hij gehoorzaamt. In deze opbouw kunnen onderstaande opmerkingen worden verwerkt.

– Met deze inzet komt aan het licht dat het in het negende gebod gaat om meer dan braaf burgermansfatsoen. Het gaat om een leven dat met God verbonden is en beantwoordt aan Gods bedoelingen. Welke gevolgen ondervindt mijn medemens van mijn spreken? Dat heeft alles te maken met al onze taaluitingen. De uitleg die de catechismus geeft, heeft het voordeel dat het aan heel het leven raakt. Het besef dat woorden (gesproken of geschreven) grote invloed hebben en enorme schade kunnen aanrichten, is van belang.

  • Jakobus maakt in zijn brief duidelijk dat de liefde tot God en de liefde tot de naaste onlosmakelijk verbonden zijn. Als wij zeggen dat we God dienen, kan het niet zo zijn dat we onze tong niet in bedwang kunnen houden. Je kunt niet met dezelfde tong God loven en over je naaste kwaadspreken. Dat is spreken met een dubbele tong, en dat is een teken van dubbelhartigheid.

  • Wat in de catechismus niet aan de orde komt, maar vaak wel leeft in de gemeente (en zeker bij jongeren), is de vraag naar een ‘leugentje om bestwil’: mag dat? Juist omdat het in dit gebod om het welzijn van de naaste gaat, kan dit soms niet alleen geoorloofd, maar zelfs geboden zijn. Denk aan Sifra en Pua (Ex. 1:19) en Rachab (Joz. 2:4-5; vgl. Jak. 2:25). Een ander bekend voorbeeld is het verbergen van Joden in de Tweede Wereldoorlog. Criterium voor de leugen om bestwil is het welzijn van de naaste. Wanneer een ander door de waarheid in gevaar komt of geschaad wordt, gaat het belang van de ander boven de waarheid. Waarheid in de Bijbel is waarachtigheid: ben je een betrouwbare naaste?

  • Het is goed om in de preek concreet te benoemen welke macht taal heeft. Dat vraagt om een cultuurkritische peiling: hoe functioneert het woord in onze cultuur – in media, reclame, social media, politiek, internet, enzovoort? De preek heeft daarin ook iets van een ‘tijdspiegel’. Het is zaak om het zuiver te houden en niet met een beschuldigende vinger naar de ander te wijzen. De christelijke gemeente is zelf ook onderdeel van deze cultuur.

    Tegelijk is de gemeente geroepen tot een tegencultuur of contrastgemeenschap (Stanley Hauerwas): een gemeenschap die woorden weet te wegen, in navolging van haar Heer. De recente aandacht voor de gemeente als ‘oefenplaats’ kan ons verder helpen: in de samenkomst van de gemeente en in het ‘leven met elkander’ beoefenen we de navolging van Christus. Als het ons in de gemeente van Christus niet lukt, waar dan wel? In het verlengde hiervan ligt: in hun spreken (en zwijgen) zijn christenen beelddrager van God, en eren (of onteren) zij de naam van hun God met hun gedrag (‘Op zondag zitten ze vooraan in de kerk, maar verder…’). Hier ligt een relatie met het derde gebod.

  • De prediker blijft niet steken bij een beschouwing over van de waarde van woorden in onze cultuur, maar benoemt ook concreet de roeping die de gemeente hierin heeft. Dat mag radicaal (denk aan Jakobus), zonder moralistisch te worden (Luther sprak van ‘poppenzonden’; het heeft de schijn concreet te zijn, maar mist de diepte en reikwijdte van het gebod). Het gaat om de vraag wiens leerling je bent: van Hem die de waarheid is, of van de vader van de leugen. Daarbij heeft het gebod een ontdekkende functie en fungeert het als wegwijzer in het dagelijks leven (regel der dankbaarheid).

  • Het is goed dat de prediker niet alleen het verkeerde spreken benoemt en afwijst, maar ook het goede gebruik bevordert. Dat vraagt om het zorgvuldig wegen van woorden. Een verhaal over de Griekse wijsgeer Socrates illustreert dit mooi. Socrates loopt door de straten van Athene. Plotseling komt een man opgewonden naar hem toe. ‘Socrates! Ik moet je iets vertellen over je vriend die…’ ‘Ho eens even,’ onderbreekt Socrates hem. ‘Voordat je verder gaat: heb je het verhaal dat je mij wilt vertellen gezeefd door de drie zeven?’ ‘De drie zeven? Welke drie zeven?’ vraagt de man verbaasd. ‘Laten we het proberen,’ stelt Socrates voor. ‘De eerste zeef is de zeef van de waarheid. Heb je onderzocht of het waar is wat je mij wilt vertellen?’ ‘Nee, ik hoorde het vertellen en…’ ‘Ah, juist! Dan is het toch zeker wel door de tweede zeef gegaan? De zeef van het goede? Is het iets goeds wat je over mijn vriend wilt vertellen?’ Aarzelend antwoordt de man: ‘Eh, nee, dat niet. Integendeel…’ ‘Hm,’ zegt de wijsgeer. ‘Laten we dan de derde zeef gebruiken. Is het noodzakelijk om mij te vertellen wat jou zo opwindt?’ ‘Nee, het is niet direct noodzakelijk,’ antwoordt de man. ‘Welnu,’ zegt Socrates daarop glimlachend. ‘Als het verhaal dat je mij wilt vertellen niet waar is, niet goed is en niet noodzakelijk is, vergeet het dan en belast mij er niet mee.’

Met het oog op de tieners

Richting tieners kan het verslavende karakter van leugens en roddel belicht worden. De ene leugen heeft een volgende ‘nodig’, enzovoort. U kunt de tieners het volgende voorbeeld voorleggen. Een meisje zei: ‘Ik lieg zo veel en voel me er ook wel schuldig over. Maar het is zo moeilijk om ervan los te komen. Het gebeurt gewoon zo snel… En soms gebruik ik mijn ene leugen om een andere leugen te verbergen.’ Stel vervolgens de vraag: ‘Welke goede raad zou jij dat meisje geven?’ Laat de tieners hier even over nadenken. ‘Maar nu jij zelf: wat zijn voor jou de moeilijke situaties om echt eerlijk te zijn? Als je echt eerlijk wilt zijn, maar het lukt steeds niet, dan zijn dit een paar concrete tips:

  • Vertel het aan God en vraag Hem jou de kracht te geven eerlijk te zijn.

  • Besluit dat je ervan los wilt komen. Schrijf het woord ‘eerlijk’ met duidelijke letters op een briefje en hang dat boven je bed. Zo word je steeds aan je voornemen herinnerd en mag je ervoor blijven bidden.

  • Vertel het aan een goede vriendin, vriend, clubleider of mentor. Spreek af dat je af en toe samen bespreekt hoe het is gegaan.’

Met het oog op de kinderen

  • Over eerlijk zijn: Aan kinderen wordt vaak verteld dat liegen nog erger is dan iets verkeerd doen: ‘Dat je een snoepje hebt gepikt vind ik niet goed, maar het is veel erger dat je erover liegt. Dat wil ik niet hebben.’

  • Over de kracht van woorden: Vaak wordt gezegd: ‘Schelden doet geen pijn.’ Maar is dat zo? Aan de buitenkant doet schelden geen pijn (zoals een klap of een schop wel pijn doet), maar vanbinnen, in je hart, doet schelden wel pijn. Een scheldwoord is eigenlijk een klap of een schop in je hart. Woorden kunnen heel gemeen zijn. Maar woorden kunnen ook heel fijn zijn. Als jouw vriend tegen jou zegt: ‘Je bent mijn beste vriend!’, dan word je daar blij van. Je weet natuurlijk wel dat hij jouw vriend is, maar als hij dat dan ook zegt met woorden, dan lijkt het wel alsof jullie vriendschap nog veel sterker is. Woorden hebben heel veel kracht!

Pastorale aanwijzingen

Mensen kunnen beschadigd zijn door woorden, gesproken of geschreven door een medemens: wellicht zijn er gemeenteleden die slachtoffer zijn geworden van een lastercampagne, of doen er allerlei (onbevestigde) geruchten de ronde die hun uitwerking niet missen. Jongeren (en niet alleen zij) kunnen lijden onder roddel en groepsdruk. Neem als prediker zo iemand in gedachten bij het schrijven van de preek.

Met het oog op de tieners

De tienertijd is een tijd waarin gezocht wordt naar het antwoord op de vraag: ‘Wie ben ik?’ Door eindeloos met en over elkaar te praten en te roddelen, bakenen tieners (vooral tienermeiden) zichzelf af: dit past bij mij en dat niet. Het oordeel van anderen is hierbij heel belangrijk. Tieners zijn heel zwart-wit in hun oordelen. Leer tieners om bij elk oordeel dat ze over zichzelf horen, of over zichzelf geven, te zeggen: ‘… en toch houdt God van mij. Ik mag Zijn kind zijn.’ Gods woorden zijn krachtig en waar! Laat tieners dit uit het hoofd leren of boven hun bed hangen.

Met het oog op de kinderen

De kracht van woorden, en vooral van goede woorden, leren kinderen thuis. Er is geen andere omgeving die zo veel invloed heeft op de manier van praten van een kind als de thuissituatie. Welke woorden gebruiken de ouders, welke intonatie? Zijn ze eerlijk tegen elkaar? Spreken ze gevoelens uit? Geven ze complimenten?

Liturgische aanwijzingen

  • Psalmen in de oude berijming: 12:3, 4, 6; 15:2; 34:7; 40:2, 5; 59:4, 7; 101:7; 119; 120:1, 2; 141:3.

  • Psalmen in de nieuwe berijming: 5:2; 7:6; 12; 15:2; 27:6; 34:5; 40:2,4; 119; 120:1; 141:3.

  • Liedboek voor de Kerken Gezang 92:1; 240:2; 252; 268:2; 473:3.

  • Op Toonhoogte lied 42.

Helpende vormen

Verhalen kunnen verbeelding oproepen en inzicht geven (zie het verhaal van Socrates en de drie zeven hierboven). Dat geldt zeker (ook) voor kinderen.

Met het oog op de tieners

Stuur de tieners vóór de dienst via Facebook of de website van de gemeente de volgende leugentest. Of geef deze test bij binnenkomst in de kerk aan de tieners en jongeren.

Leugentest

Graag eerlijk invullen…

Heel vaak Elke week wel een keer Soms Nooit
Ik lieg…
Tegen mijn ouders
Op school (spieken is ook liegen)
Tegen mijn vrienden
Op de sportclub
Door te roddelen

Geef de tieners na de dienst de volgende opdracht mee: ‘Geef de komende week elke dag een compliment aan iemand in je omgeving. Geef ook elke dag een compliment aan jezelf! Schrijf ze op in je agenda of in een dagboekje. Zo kun je ze nog eens teruglezen. En… meen het ook echt, wees eerlijk.’

Met het oog op de kinderen

Laat de kinderen tijdens de preek een compliment verzinnen voor degene die naast hen in de kerk zit. Na afloop van de preek mogen ze dat tegen die persoon zeggen. Waarschijnlijk zult u als prediker veel blije gezichten zien. Benoem dat vanaf de preekstoel. Goede woorden hebben de kracht om mensen blij te maken. Vervolgens kunt u de kinderen stimuleren om de komende week eerlijke complimenten te blijven geven aan elkaar (zie ook Met het oog op de tieners).

Literatuur

  • Patrick D. Miller, The Ten Commandments. Louisville, 2009.

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken