Menu

Premium

12.1. Gods goedkeuring

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 56: Wat gelooft u over de vergeving van de zonden?

Antwoord: Dat God vanwege de genoegdoening door Christus al mijn zonden en ook mijn zondige aard, waartegen ik mijn leven lang te strijden heb, niet meer wil gedenken, maar mij uit genade de gerechtigheid van Christus wil schenken, opdat ik nimmer in het gericht van God zal komen.

Vraag 59: Maar wat baat het u nu dat u dit alles gelooft?

Antwoord: Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam van het eeuwige leven.

Vraag 60: Hoe bent u rechtvaardig voor God?

Antwoord: Alleen door een oprecht geloof in Jezus Christus. Al klaagt mijn geweten mij aan dat ik tegen al de geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb en nog steeds tot alle kwaad geneigd ben, toch schenkt God mij, zonder enige verdienste van mijn kant, uit louter genade, de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus. En Hij rekent mij die toe als zou ik nooit zonde hebben gehad of gedaan, ja als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, voor zover ik deze weldaad met een gelovig hart aanneem.

Vraag 61: Waarom zegt u dat u alleen door het geloof rechtvaardig bent?

Antwoord: Niet omdat ik vanwege de waarde van mijn geloof God welgevallig ben, maar omdat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God uitmaken, en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof kan aannemen en mij toe-eigenen.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Zoals bij de omschrijving van het hoofdthema al vermeld is, omvat ‘levenskunst’ meer dan in de elf thema’s van dit hoofdstuk aan de orde komt. Dat goed leven een kunst is zal niemand ontkennen. Daar zijn gelovigen en niet-gelovigen het over eens. Zoals zij het er ook over eens zijn dat het goede van het leven alles te maken heeft met je aanvaard weten door anderen. Een christen beseft echter dat aanvaarding door God pas werkelijk grond onder de voeten geeft. Vindt Hij mij waardevol? Wanneer ben ik in Zijn ogen goed genoeg? Het antwoord dat de catechismus geeft, met name in vraag en antwoord 60, is even verrassend als moedgevend: nooit goed genoeg (voor mijn geweten) en tegelijk voor God levenslang goed genoeg (door Christus). Daaruit door het geloof te leven is levenskunst.

De leefwereld van de hoorder

Het besef schuldig te zijn voor God is in onze samenleving grotendeels afwezig. Het lijkt nu omgekeerd: God moet Zich verantwoorden voor de moderne mens, omdat Hij het niet beter doet in deze wereld met zo veel onrecht en leed.

Intussen is er vandaag de dag sprake van een nieuw schuldgevoel. Je bent zelf verantwoordelijk voor je succes; als iemand mislukt, is het dus zijn eigen schuld. Deze maakbaarheidsgedachte is breed aanwezig. Maar dat is een hard leven. Niet iedereen is in staat om er in de ogen van de ander het beste van te maken. Falen voelt zwaar. Geen wonder dat velen half of helemaal depressief door het leven gaan. Ook christenen ademen die seculiere sfeer in. Twijfel aan de goedkeuring van anderen (en van de samenleving) kan een sluier leggen over de vreugde van Gods goedkeuring.

De leefwereld van de hoorder (ook die van de tieners en kinderen) is er een van de moderne autonome mens, voor wie zaken als schuld en vergeving identiteitsgebonden zijn. Vergeving door plaatsvervanging is dan ook voor gelovigen soms moeilijk te bevatten. Van nature rechtvaardigt de mens zichzelf. Jezus doorbreekt juist deze autonomie. Mooie inzichten hierover levert D. Bonhoeffer in zijn boek Ethik.

Rechtvaardiging alleen door geloof betekent voor de moderne hoorder overigens wellicht iets anders dan in de periode van de Reformatie, waar gelovigen te maken hadden met een zwaar boete- en biechtsysteem.

Met het oog op de tieners

Wat volwassenen ‘in het groot’ meemaken, overkomt tieners regelmatig ‘in het klein’. Ook tieners kunnen beseffen dat ze niet voldoen aan de norm binnen hun tienerwereld: te klein, te groot, te dik, te dun, enzovoort. Denk ook aan hoe tieners kunnen worden afgerekend op hun (gebrek aan) sport- en schoolprestaties. Vandaar dat juist tieners hunkeren naar goedkeuring en bevestiging. Het is veelzeggend dat het woord ‘falen’, vaak afgekort als ‘faal’, bij tieners anno nu weer volop in zwang is. Dit of dat, hij of zij faalt of is falend, zo wordt gezegd wanneer een tiener vindt dat er iets niet in de haak is.

Mogelijk zijn er tieners in uw gemeente die worstelen met het thema vergeving vanwege seksueel misbruik of incest. Voor tieners is het gezin de leefomgeving waar vergeving en goedkeuring ervaren worden, maar juist die plek is ook kwetsbaar omdat het gaat om relaties die gegeven zijn en nooit meer overgaan. Er kan zo makkelijk iets misgaan tussen ouders en kinderen.

Met het oog op de kinderen

Zo jong als ze zijn worden ook onze kinderen beïnvloed door de gedachte dat je prestaties aangeven hoe goed en belangrijk je bent. Hun prestaties worden op de basisschool al van het begin af aan gemeten in een ‘leerlingvolgsysteem’. In die sfeer groeien ze op. Daar rekenen ze ook elkaar (ongenadig) op af. Iets ‘zomaar’ krijgen komen ze in de computerspelletjes die ze doen niet tegen. Het mag duidelijk zijn dat ‘gratis toerekening’ van het allermooiste ook voor kinderen haaks staat op wat zij elke dag meemaken.

Wat voor de tieners geldt voor de leefomgeving van het gezin, geldt ook voor de kinderen. Jongere kinderen zijn in het algemeen vergevingsgezinder dan tieners, die als ze in de puberteit komen sterk op zichzelf gericht zijn. Kinderen worden over het algemeen niet gehinderd door blokkades of belemmeringen, en durven te dromen van een betere wereld waarin mensen elkaar vergeven.

Uitleg

Vraag en antwoord 56

Als u deze vraag bij een onverwachte enquête in uw gemeente zou stellen, is de kans groot dat de antwoorden nogal afwijken van wat de HC aanreikt. Met name bij het persoonlijke is nog weleens aarzeling. Reden te meer om het elkaar te leren zeggen: dat God al mijn zonden en ook mijn zondige aard niet meer wil gedenken. In een vorige vertaling van de HC wordt hier het woord ‘toerekenen’ gebruikt. Het is Zijn ‘vreemde’ rekenkunde.

Het is heel bevrijdend dat hier ook mijn zondige aard genoemd wordt. Met die ‘kwaliteit’ ben ik levenslang behept. Maar voor God ben ik daar intussen levenslang van bevrijd. Meer nog: de zondeloze aard van Christus wordt mij geschonken, doordat God mij uit genade, dat wil zeggen ‘zomaar’, de volkomen gerechtigheid van Christus (dat is: alle gehoorzaamheid van Christus aan al Gods geboden; zie antwoord 60) schenkt, door mij die toe te rekenen alsof ik het zelf allemaal volbracht had (zie antwoord 60). Mijn erflater is gestorven en nu ben ik een erfgenaam van het eeuwige leven.

Vraag en antwoord 59

Het is verhelderend te beseffen dat de HC de 12 artikelen niet kent als een leer die men onderschrijft, maar als een geleefde geloofsbelijdenis waarin Gods belofte (v/a 22!) van de rechtvaardiging van de goddeloze het kloppende hart is.

Zie verder bij Vraag en antwoord 56, Vraag en antwoord 60 en Vraag en antwoord 61.

Vraag en antwoord 60

Hier klinkt het hart van het Evangelie, en daarom ook van de reformatie. In de dogmatiek wordt dit meestal aangeduid als ‘rechtvaardiging van de goddeloze’. Een uitdrukking die vermoedelijk velen in de gemeente niet zonder meer zullen begrijpen. Een benaderende omschrijving zou kunnen zijn: levenslange vrijspraak (vergeving en verzoening) en volkomen goedkeuring (als een rechtvaardige gerekend worden). Niet op grond van iets in of van ons, maar vanwege Christus’ volbrachte werk.

Een belangrijk grondwoord hierbij is ‘toerekening’. In dubbele zin: Christus’ lijden en sterven komen ons ten goede in de vorm van vergeving, en Zijn volmaakte leven wordt mij toegerekend (op mijn naam gezet) als mijn volmaakte leven. Zo vinden we onze ware identiteit te midden van de vele rollen die wij spelen. Het antwoord op de vraag wie we nu echt zijn, verwijst ons naar Christus, die ons ondanks ons falen op onze voeten zet, zodat we er mogen zijn voor God.

Hierbij komt de vraag op: maakt God ons daadwerkelijk rechtvaardig (zodat we voortaan alleen maar goed doen, of in elk geval meer en meer), of verklaart Hij ons rechtvaardig terwijl we dat feitelijk niet zijn? Heel helder is wat Van den Brink en Van der Kooi hierover schrijven (CD, p. 597).

Vraag en antwoord 61

De uitdrukking door het geloof wordt instrumenteel bedoeld (de lege hand van de bedelaar) en niet causaal, want dan zouden we aan ons geloven verdienstelijke waarde toekennen, wat het niet heeft. We zouden dan toch weer moeten presteren!

De HC laat hier dus zien hoe diep de neiging om dat te denken overal in probeert door te dringen, als een computervirus. Maar wanneer we die gedachte toegang verlenen, zijn we datgene waar het om gaat (het heil, de vrijspraak, de rust) weer helemaal kwijt… Het is daarom goed om kritisch te zijn naar wat vaak gezegd wordt: ‘Maar je moet het wel aannemen en je hart ervoor openstellen.’ Nog afgezien van de vraag hoe dat dan gaat: je hart openstellen, klinkt zo’n opmerking al gauw als de eigen bijdrage die wij moeten leveren, als onze ‘verdienste’. Het is waar dat we alles wat God ons toerekent en belooft, moeten aannemen door het te geloven. Maar dat is wel een wonderlijke manier van ‘moeten’. Wil het tussen een jongen en meisje wat worden, dan moeten ze wel verliefd op elkaar worden. Dat is ook zo’n vreemde manier van moeten. Als het gebeurt, overkomt het je en kun je het niet meer tegenhouden om verliefd te zijn. Je ‘moet’ wel. Je zou kunnen zeggen, in een niet zo fraaie Nederlandse zin: Gods toerekening en al Zijn beloften hebben aannemende kracht. Een meisje op catechisatie zei: ‘Het ging in mij geloven.’ De oproep tot geloven is tegelijk de lokroep die je daartoe brengt. (Zie verder CD, §15.4.)

Leestips voor de gemeente

  • C. Bos, Bevrijd geloven. De catechismus als pastorale gids. Heerenveen, 2013.

  • Tim Keller, De vrijgevige God. Recht naar het hart van het christelijk geloof. Franeker, 2009.

  • Tim Keller, Bevrijd van je zelf. De weg naar echte christelijke blijdschap. Franeker, 2012.

Relevantie van het thema

Sprekend over Gods vrije genade en dat Hij daarom niet doet naar onze zonden, schrijft dr. Wim Dekker in het izb-blad Tijding (sept. 2013):

‘De kerk heeft ongelooflijke dingen gehoord. Als de kerk ze niet meer vertelt, wie zal ze dan vertellen? Ze komen nooit zomaar in een mensenhart op. Het is best mogelijk, dat mensen weer religieus worden. Misschien worden ze zelfs weer zo religieus, dat ze over God beginnen te praten. Er moet toch wel iets zijn… Misschien zeggen ze over een tijdje: onze verlichte vaderen meenden, dat God er niet toe deed, maar daarin vergisten ze zich. Er is een geheim, dat alle dingen omsluit en dat noemen we God. Maar wie is deze God dan? En wat betekent dat woordje “genade” dan en nog zo’n vreemde uitdrukking: de rechtvaardiging van de goddeloze? Zonder de kerk zal niemand het weten.’

Het mag zo zijn dat in onze samenleving het besef schuldig te zijn ten opzichte van God grotendeels afwezig is, evengoed kan het voor hen die gebukt gaan onder de maakbaarheidsidee, een verademing zijn dat er een God is voor Wie het niet gaat om prestatie, maar om gratie. Die God wordt in de aan de orde zijnde vragen helder beleden.

Maar ook ‘de kerk’ is dat wonderlijke geheimenis van verzoening en genade weleens kwijt. Dan wordt God vooral de weldoener, die voor een goed leven hier en nu moet zorgen als beloning voor goed gedrag. Een moralistische, therapeutische god. Het is een zegen dat de catechismus ons weer op het goede spoor wil brengen, het spoor van verzoening en vergeving, van goedkeuring en kwijtschelding, kortom: van eeuwig heil.

Dit ‘kwijtraken’ van Gods rechtvaardigverklaring kan ook meer innerlijk zijn: door aanvechting en twijfel. Is het wel voor mij? Ben ik wel goed genoeg (of: weet ik me wel slecht genoeg; maar dat is in wezen dezelfde vraag) om Gods goedkeuring en volkomen vrijspraak mij te mogen toe-eigenen? Met name de verkondiging van vraag en antwoord 60 kan hier genezend en bevrijdend werken.

Dat geldt ook voor allen die niets liever willen dan leerling van Jezus Christus zijn, maar die telkens weer ontdekken dat navolging zoiets is als struikelend achter Jezus aan gaan. Toch gaan zij door op die weg, want juist het bevrijdende van antwoord 60 motiveert hen daartoe van binnenuit. Maar daarover gaat de volgende leerdienst.

Met het oog op de tieners

Zijn volwassenen al kwetsbaar voor de maakbaarheidsidee, tieners zijn dat zeker. Telkens als ze in de spiegel kijken komen ze tot de conclusie: ik ben lang niet zo mooi, slim en aantrekkelijk als de meiden en jongens in films en op de covers van Nouveau en Cosmopolitan. Ook al weten ze dat je met Photoshop jezelf mooier kunt maken dan je bent, toch hebben al die gepimpte foto’s iets verleidelijks, een soort belofte: misschien kan ik ook zo worden als… Vroeg of laat is de teleurstelling groot: zie je wel, ik deug niet.

Dat klopt op een nog veel diepere manier dan zij beseffen. Het is ook voor tieners een uitkomst dat de aan de orde zijnde vragen en antwoorden hun niet alleen dat ‘veel diepere’ leert, maar vooral ook de veel hogere beloften van het Evangelie: toch schenkt God mij, zonder enige verdienste van mijn kant, uit louter genade, de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus (antw. 60). Hij accepteert mij!

Met het oog op de kinderen

Het is goed als kinderen van jongs af aan er (enig) besef van hebben dat Gods genade echt genade is, die ‘zomaar’ gegeven wordt, en die je ook niet hoeft af te betalen door goed gedrag. Ze worden overal afgerekend op wat ze fout doen, behalve in het Evangelie. Ze krijgen de ‘rapportcijfers’ van Jezus op hun lijst met onvoldoendes. Waarom? Omdat God is zoals Hij is.

Relevante bijbelgedeelten

  • Mattheüs 20:1-16: De werkers van het laatste uur kregen hetzelfde uitbetaald als alle andere werkers. De heer van de wijngaard telt niet de uren, maar rekent met genade.

  • Romeinen 3-5: Hier schrijft Paulus over de rechtvaardiging van de goddeloze.

  • Filippenzen 3: Alles wat ‘meer’ is dan Gods genade in Christus, kun je beter als vuilnis weggooien.

  • Galaten 2:15-21: De vertaling van vers 16 luistert nauw. Met name de uitdrukking ‘gerechtvaardigd worden uit/door het geloof van/in Christus’. Het Grieks heeft hier de tweede naamval. Vreemd dat de HSV deze tweede naamval de eerste keer vertaalt met ‘in’, en even verder in de tekst met ‘van’. Niet alleen omdat het nauwkeuriger aansluit bij het Grieks, maar ook omdat het elke gedachte aan verdienstelijkheid van mijn geloven uitsluit, heeft de vertaling ‘van’ de voorkeur.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze leerdienst weten jong en oud niet alleen wat ‘rechtvaardiging’ betekent, maar ook dat het voor hen bedoeld is. Hoe zij er ook aan toe zijn.

Homiletische aanwijzingen

  • Door het geloof… Een 89-jarige mevrouw had als jong meisje haar kind laten weghalen. Toen haar predikant over vergeving sprak, reageerde zij: ‘Natuurlijk vergeeft God wel zonden, maar mij niet. Ik heb mijn eigen kind vermoord.’ Zij was er helemaal zeker van: voor haar was geen goedkeuring van God. Onmogelijk. Onvergeeflijk, dacht ze.

    Toen dit verhaal verteld werd in een zestienplus-catechesegroep, lag de vraag naar goddelijke vrijspraak en goedkeuring (rechtvaardiging) op tafel. Eén van de jongeren zei: ‘Ik weet wel dat Gods liefde en Jezus ook voor mij bedoeld zijn, maar hoe weet je dat nu echt?’ Met vraag 61 is het antwoord: alleen door het geloof. Zie verder bij de uitleg van vraag en antwoord 61. Met een gelovig hart aannemen is dus: je lege handen ophouden, door de verkondiging van het Evangelie Gods goedkeuring er in laten leggen, je handen dichtdoen en ‘Dank U wel, Here’ stamelen.

  • Wat mag je dan geloven? Hier kan iets worden weergegeven van de uitleg van vraag en antwoord 60.

  • Een diep verlangen. Ook wie niet religieus is, zal het verlangen naar goedkeuring herkennen in een samenleving die ons telkens weer afrekent op prestaties. Dan kan het op z’n minst nieuwsgierig maken om te horen dat de ‘God van de christenen’ mensen niet afrekent op hun mislukkingen en zwakke momenten, maar liever genade bewijst. (Zie verder bij ‘Leefwereld’ en ‘Relevantie’.)

  • De weg naar goddelijke goedkeuring. Nagenoeg ieder mens die gaat geloven dat God er werkelijk is, stelt zich vervolgens de vraag: Hoe zal God over mij denken? Het meest gegeven antwoord is: God beloont het goede en straft het kwade. De gedachte dat we voor God een soort examen moeten afleggen, zit heel diep. En door te zorgen voor voldoende goede cijfers, verplichten we God ons te belonen met het goede op aarde en voor straks de hemel.

    De Here God laat ons met dat hele idee van ‘behouden worden door goed doen’ soms jarenlang begaan, om het ten slotte op Zijn tijd finaal aan flarden te scheuren (vgl. Paulus in Filp. 3:8; ‘schade’ en ‘vuilnis’). Adrian Plass zegt het zo: ‘Al die strijd om het maar goed te doen; ik mocht het opgeven. Jezus had het al gedaan’ (EO Visie, dec. 2008). Bij die belijdenis begint de christelijke levenskunst. Dus bij het uitrusten aan de voet van het kruis, waar we mogen genieten van Zijn volbrachte werk. Onze schuld is verzoend in Zijn dood, en onze gehoorzaamheid is volbracht in Zijn leven. Daardoor kan het leven echt beginnen. Vanuit die rust.

  • Geloof zoekt bevestiging. Als het verlangen naar Gods goedkeuring en volkomen vrijspraak wakker geworden is, dan wil je het steeds weer horen. Evenals ware liefde zoekt ook oprecht geloof steeds weer bevestiging. Dat is zo tussen mensen, en in onze relatie met God is het niet anders. Het is dus niet vreemd om het na die eerste keer steeds weer te willen horen dat God, door lied en verkondiging, tegen je zegt: ‘Ik spreek je vrij. Door het bloed van Mijn Zoon ben je volkomen goed in Mijn ogen.’ Om je daar helemaal aan over te geven is voor veel mensen een lange weg. Vooral ook omdat het – ook na ‘ontvangen genade’ – ingaat tegen hoe wij ons van nature voelen en tegen wat we vanuit onszelf denken.

  • Afsluiting. Hierna zou u de preek kunnen afsluiten met het verhaal over Joost (zie hierna bij Met het oog op de tieners).

Met het oog op de tieners

Wie voor tieners en jongeren op zoek is naar een verhaal dat de rijkdom van vraag en antwoord 60 samenvat in één woord, ‘nochtans’, kan denken aan het verhaal van Joost. Het taalgebruik is dat van een behoudende gemeente, maar voor andere gemeenten kan dit verhaal aangepast of bewerkt worden.

Joost knielde elke avond voor z’n bed. En elke avond moest hij bedenken dat hij het gevecht weer verloren had. Je zonden overwinnen valt niet mee. Daarom zet hij elke avond een potloodstreepje achter de mooie lijst met zijn belijdeniskaart. De tekst kent hij uit z’n hoofd: ‘Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere’ (Rom. 6:11). Een onbegrijpelijke tekst, vindt Joost. Voor hem is het precies andersom. De zonde is springlevend en hij is dood voor God. Daarom al die streepjes.

Totdat z’n moeder met de grote schoonmaak de schilderijtjes van de muur haalt. ‘Jongen,’ zegt ze, ‘waar is dat goed voor?’ ‘Dat zijn mijn nederlagen,’ antwoordt Joost. ‘En zolang ik steeds weer streepjes moet zetten, durf ik niet geloven dat al mijn zonden vergeven zijn en blijven.’

Bij de grote schoonmaak had moeder alle streepjes nauwkeurig laten staan. Maar voor zij de grote lijst met de belijdeniskaart van Joost terughing, pakte ze een rode stift. En met duidelijke letters schreef ze over alle potloodstreepjes heen: nochtans.

Naar gewoonte knielde Joost ook die avond. Om te danken, om te bidden, om zijn zonden te belijden. Zijn hoogmoed, zijn felle begeerten, zijn fantasieën en nog veel meer. Na het ‘amen’ schoof hij zijn belijdeniskaart opzij. Er moest weer een potloodstreepje bij. En daar las hij, na de schoonmaak van zijn moeder dat ene woord: nochtans. In rode letters. Zo rood als het bloed van het Lam.

Toen brak zijn hart open en werd het feest in zijn ziel. Toch gereinigd en gered. Door Jezus alleen!

(Overgenomen uit: W. Markus, Hij en jij. Ongewone bijbelstudies over jouw leven en God. Zoetermeer, 2000, p. 77 vv.)

Met het oog op de kinderen

Onderstaand verhaal, dat Gerie-Anne van den Brink ooit vertelde in De Waarheidsvriend, zal kinderen helpen om te begrijpen wat genade is. Soms krijg je wat je niet verdient en krijg je niet wat je wel verdient. Dat is in kindertaal een omschrijving van ‘rechtvaardiging van de goddeloze’. U zou dit verhaal kunnen vertellen voorafgaande aan de preek. Laat dan wel in de preek af een toe een verwijzing klinken naar dit verhaal.

‘Dat ouders hun kinderen zonder woorden veel duidelijk kunnen maken over hoe God is, ontdekte ik zelf als kind. De herinnering daaraan is een van de mooiste uit mijn jeugd. We waren als broers en zussen al officieel naar bed gebracht, toen we verwikkeld raakten in een intens spannend kussengevecht. De eerste waarschuwing van onze ouders sloegen we in de wind. De tweede ook. Een kracht die sterker was dan onze goede wil sleepte ons mee in de opwinding van het moment. En we gingen maar door. Het bleef leuk tot onze vader ons op strenge toon sommeerde om naar beneden te komen. Op dat moment beseften we dat we te ver waren gegaan. Haarscherp voelde we aan dat er nu geen weg terug meer was. Met knikkende knieën daalden we de trap af, absoluut zeker van een straf die niet mals zou zijn. Mijn vaders ernstige blik hield ons vast tot we in de gang stonden en toen sprak hij het vonnis uit. “Jullie hebben héél veel geluk gehad dat het precies vanavond de Omgekeerde Wereld is”, sprak hij. En voor we het door hadden, zaten we in de kamer op de bank te smikkelen van een lekkere soes. Die avond proefde ik genade.’

Pastorale aanwijzingen

Voor zover specifieke pastorale aanwijzingen bij deze leerdienst van belang zijn, vindt u deze al beschreven bij ‘Leefwereld’ en ‘Relevantie’.

Liturgische aanwijzingen

Dat de christelijke leer en de lofprijzing elkaar wederzijds nodig hebben, is bij dit thema dubbel duidelijk. Het kan helpen om harten te raken wanneer na de preek enkele liederen klinken die het heil in Christus bezingen! U zou daarvoor kunnen kiezen uit: Psalm 98, 100, 103, 124:4 (NB), 130; Liedboek voor de Kerken Gezang 440, 451, 460; Opwekking 392, 407, 706.

Andere liederen: Psalm 32:1 en 2 (NB), Psalm 43, Psalm 65:2 en 3 (NB), Psalm 145; Liedboek voor de Kerken Gezang 477, Gezang 449:1, 3, 4, 5.

Helpende vormen

Als gekozen wordt voor een Schriftlezing uit Romeinen, kan het de gemeente helpen om op de samenvatting van de preek ook de bijbeltekst af te drukken, met daarnaast een kolom met een korte toelichting.

Met het oog op de tieners

Via de catechese, het kerkblad of de weekbrief zou u de tieners een week van tevoren onderstaande vraag kunnen meegeven (iets gewijzigd overgenomen uit Wim Markus, Grond onder je voeten, Zoetermeer, 2012, p. 141), met de toezegging dat u daar in de preek op zult terugkomen.

Durf je vast te geloven dat jij in Gods ogen goed genoeg bent? Kies uit de antwoorden hieronder en ga volgende week na of jouw keuze ‘klopt’ met de themadienst over deze vraag.

  • Ja, want Christus is voor al mijn zonden gestorven.

  • Nee, want morgen of overmorgen ga ik waarschijnlijk weer de fout in.

  • Nee, want dan zou er veel meer vreugde en rust in mijn hart moeten zijn.

  • Ja, want het lukt me om steeds meer overwinningen op allerlei zonden te behalen.

  • Ja, want ik geloof dat de cijfers van Jezus op mijn lijst staan.

  • Nee, want mijn zonden zijn te groot.

  • Nee, want het lukt me niet om echt diep berouw te hebben.

  • Ja, want vergeving en Gods goedkeuring zijn niet afhankelijk van mijn overwinningen of van de mate van mijn berouw.

  • Nee, ik ben nog steeds bang straks door God afgewezen te worden.

  • Ja, want…………

  • Nee, want…………

Met het oog op de kinderen

U kunt een strook papier meenemen die er als volgt uitziet:

ZWART

ROOD

WIT

GOUD

Ergens halverwege de preek kunt u dan zeggen: ‘We zijn “zwart”, maar door het offer van Jezus (rood van Zijn bloed) worden we voor God helemaal wit, en als Jezus terugkomt zo mooi als goud.’

Een andere mogelijkheid is om de kinderen voor de dienst papier en potlood te geven. U laat hen tijdens de preek iets opschrijven wat ze de afgelopen week verkeerd hebben gedaan (schelden, schoppen, pesten, etc.). Daarna geven ze hun briefje aan degene die naast hem of haar zit; die kan de tekst dan uitgummen of het hele briefje verscheuren.

Literatuur

  • D. Bonhoeffer, Ethik. Zusammengestellt und herausgegeben von Eberhardt Bethge. München, 1966.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012. (CD)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken