14.3. Kerk zonder Israël?
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 54: Wat gelooft u over de heilige, algemene, christelijke kerk?
Antwoord: Dat de Zoon van God van het begin van de wereld tot aan het einde Zich uit het gehele menselijke geslacht een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren, door Zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof vergadert, beschermt en in stand houdt, en dat ik hiervan een levend lid ben en eeuwig zal blijven.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
‘Een gereformeerde ecclesiologie die niet de lijn naar Israël trekt zou een contradictio in terminis zijn. Zonder Israël kan de kerk niet tot haar bestemming komen’ (W. Verboom, ‘Kerk en Israël’, p. 285). Met andere woorden, wie over de kerk nadenkt zal zich ook rekenschap moeten geven over de relatie tot het volk waarmee de Here in oude tijden Zijn verbond heeft opgericht, een verbond dat van de Here uit gekwalificeerd wordt als eeuwig. De diepe tragiek van het schisma met Israël, waarvan de wortels al in het Nieuwe Testament te vinden zijn, wordt tot op de huidige dag scherp gevoeld. We zullen ons rekenschap moeten geven van hoe nu die relatie is.
Opmerking: In deze schets is bewust de problematiek van de landbelofte buiten beschouwing gelaten. Dat is een thema apart waarover verschillend wordt gedacht. Bespreking daarvan voegt niets toe aan het hoofdthema en subthema.
De leefwereld van de hoorder
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was de berichtgeving over Israël over het algemeen heel positief. De jonge staat die van alle kanten werd bedreigd kon op veel sympathie rekenen. De Shoah heeft daar voor een groot gedeelte toe bijgedragen. Israël werd een thuis van rust en vrede gegund. In de kerk werd de stichting van de staat gezien als een teken van hoop.
In onze tijd is die sympathie behoorlijk geslonken. De politiek en het harde optreden van de staat Israël tegen Palestijnen wekken af en toe felle kritiek. Ook in de kerk is de bijzondere positie van Israël niet meer vanzelfsprekend. Sommigen spreken zelfs van Israël als een splijtzwam in de kerk. Visies lopen sterk uiteen. De terecht gevoelde verbondenheid met Palestijnse christenen maakt het geheel zeer gecompliceerd.
Met het oog op de tieners
Tieners worden geconfronteerd met negatieve berichtgeving over Israël. Waar een joodse gemeenschap is, kunnen ook antisemitische uitlatingen aangetroffen worden. In de wereld van het betaalde voetbal heeft men er de handen vol aan om antisemitische leuzen tijdens voetbalwedstrijden waarin Ajax speelt, tegen te gaan. Kerkelijke jongeren kennen Israël als Gods volk in de Bijbel. In de wereld van nu is het een volk dat onder felle kritiek staat. Dat de verhouding van de kerk tot Israël een theologisch kwestie is, zal overigens voor weinig tieners bekend zijn. De relevantie van het onderwerp voor henzelf gaat aan de meeste jongeren voorbij. Uitzondering zijn natuurlijk de tieners die opgroeien in een gezin waar bijvoorbeeld Christenen voor Israël elke maand door de brievenbus valt.
Met het oog op de kinderen
In de kerk komen de kinderen Israël tegen via de bijbelse verhalen. In plaatsen met een joodse gemeenschap zien ze misschien wel eens jongeren met een keppeltje. Verder zijn beelden van het nieuws mogelijk. Verbanden zullen ze niet direct zien.
Uitleg
Als het waar is dat een gereformeerde ecclesiologie niet om Israël heen kan en dat de kerk zonder Israël niet tot haar bestemming komt, dan roept antwoord 54 op zijn minst wat vragen op. Is het bijvoorbeeld wel juist om met twee woorden te spreken, ‘Israël’ en ‘kerk’? Gaat het volgens de catechismus van den beginne af al niet om de kerk waarbij voor de bijzondere positie van Israël geen aandacht is?
De geschiedenis van de relatie kerk-Israël is op zijn zachtst gezegd weinig verheffend geweest. Was er aanvankelijk sprake van een zekere relatie tussen joodse mensen die van ‘die weg’ (van Jezus, Hand. 9:2) waren en hen die niet van die weg waren, er ontstond al spoedig verwijdering. Het intern joodse gesprek aangaande de messianiteit van Jezus werd al vrij gauw gestaakt. De wegen gingen definitief uiteen. Eeuwenlang heeft de kerk zich superieur gevoeld ten opzichte van het Joodse volk.
Zeer lang leefde de gedachte – en die is in delen van de kerk nog aanwezig – dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen, de zogenaamde vervangings- of substitutietheorie. Door de weigering van het joodse volk om Jezus als de Messias te erkennen, was het heil naar de volken gegaan. Israël heeft zichzelf daarbij buitenspel gezet. Sterker nog: God heeft het verbond met Israël opgezegd en is met de volken verder gegaan.
In zekere zin zou je kunnen zeggen dat antwoord 54 nog een stap verder gaat dan de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. In dit antwoord lijkt Israël als zodanig helemaal geen rol te spelen. In Israël ging het al om de kerk. Met andere woorden: is dit antwoord niet wat te kort door de bocht? Wordt alles wat in het Oude Testament over Israël is gezegd, niet te snel gerekend tot de geschiedenis van de kerk?
Dezelfde vraag zou gesteld kunnen worden bij artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar wordt gezegd dat God Zijn kerk bewaart of staande houdt, ondanks het woeden van de hele wereld. Gewezen wordt dan op de tijd van Achab toen zevenduizend mensen de knieën voor Baäl niet hebben gebogen. De geschiedenis van Israël is daar dus zonder meer de geschiedenis van de kerk.
De kerkgeschiedenis laat zien dat de houding ten opzichte van Israël er een is geweest van veroordeling, afwijzing en afschrijven. Israël speelde in zoverre nog een rol, wanneer individuele Joden zich bekeerden en ingelijfd werden bij de kerk die voornamelijk uit bekeerde heidenen bestond.
In het midden van de vorige eeuw is er een omslag te zien in het denken over Israël. Israël is niet langer de verguisde, maar de oudste broer met wie we wel een groot verschil van mening hebben. Afgeschreven wordt hij niet meer. Sterker nog: de kerk kan zichzelf niet meer verstaan los van Israël. Praat je over de identiteit van de kerk, dan kan daarbij de relatie met Israël niet vergeten worden. Kerk en Israël zijn immers onopgeefbaar verbonden! In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland wordt in artikel I-7 onder andere het volgende uitgesproken: ‘De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël.’ Het visiedocument waarin de Christelijke Gereformeerde Kerken onder woorden brengen hoe zij de relatie Kerk en Israël zien, draagt als titel ‘Voorgoed Verbonden’. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze omslag in het denken wereldwijd beslist nog geen gemeengoed is.
De verandering in het kerkelijk denken over Israël is op gang gezet door drie factoren: de vernietiging van Joden in de Tweede Wereldoorlog, de stichting van de staat Israël en, iets later, de literatuur die opkwam over de Holocaust of Shoah (zie CD, p. 318). Enerzijds was er schaamte over datgene wat gebeurd is. Anderzijds verwondering over wat er ondanks alles ook gebeurde: Israël herrees. Zou God dan toch nog iets willen met dat oude Bondsvolk? Het vroeg om nieuwe bezinning.
Meer en meer is het inzicht doorgebroken dat God het verbond met Zijn volk niet heeft opgezegd. Heidenen mogen erbij komen (Ef. 2:13). Dat was eerst niet het geval, nu wel. Als er in de Schrift wordt gesproken over een nieuw verbond (Jer. 31:31-34; Mat. 26:28; Mark. 14:24; Luk. 22:20; Hebr. 8:8-12, 10:16-17), dan is dat het oude verbond dat een nieuwe gestalte krijgt wanneer de Heilige Geest wordt uitgestort op alle vlees. En dan is het een wonder dat ook de volken daarin mogen delen. Erin delen is iets anders dan het stelen en het de ander ontnemen.
Het Evangelie van Jezus, de Messias, werd al in een vroeg stadium ook onder de niet-Joden verkondigd en vond daar ook geloof. Dat was ook de bedoeling (zie Mat. 28:19), maar dan niet los van Israël. Het tragische is nu, dat de evangelieverkondiging onder de niet-Joden mede op gang is gekomen door het verzet van de Joden tegen het Evangelie (zie Rom. 11:11-12). Dat is tegelijk ook een ‘geheimenis’ (vs. 25). Zoals Israël er vanouds was met het oog op de volken, zo zijn de christenen uit de volken er met het oog op Israël. Je zou kunnen spreken van een golfbeweging van het heil: het gaat van Israël naar de volken en omgekeerd. Daarin komt Gods ondoorgrondelijke wijsheid aan het licht.
Er wordt wel gesproken over een tweevoudigheid in de ecclesiologie. Israël heeft het eerstgeboorterecht, nog steeds, vanwege Gods verkiezing (Rom. 11:28-29), en de kerk erkent dat. In dat licht zou het goed geweest zijn als op een of andere manier in antwoord 54 Israël op zijn minst ook genoemd was en niet was geabsorbeerd door het woord ‘kerk’.
Relevantie van het thema
De bovengenoemde tweevoudigheid in de ecclesiologie is zeker nog geen gemeengoed in het hart en leven van de gelovigen. Of Israël is onbewust een vergeten hoofdstuk in de kerk, of wordt bewust als achterhaald beschouwd (vervangingsleer), of Israël (jodendom) wordt naast de kerk (christendom) als een weg gezien die naar het heil voert (twee-wegenleer). Deze diversiteit levert spanningen op in het kerkelijke leven. Deze spanningen laten zich ook gelden in het leven van kerkmensen.
De omslag in het denken die in het midden van de vorige eeuw in de theologie heeft plaatsgevonden, werd ook wel opgevangen in plaatselijke gemeenten en door gemeenteleden. Maar gelet op de huidige discussies en veranderingen in houding en beleid ten aanzien van Israël is wel gebleken hoe kwetsbaar die omslag was. De concrete (politieke) situatie hoeft maar even te veranderen en er vindt weer een omslag in die omslag plaats. Dat geeft allerlei verwarring. Alleen dat al geeft genoeg aanleiding om vanuit de Schrift de gemeente(leden) te wijzen op het feit dat de kerk er niet was geweest zonder Israël, en wat dat in de praktijk betekent. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat vraag en antwoord 54 ons daarbij niet direct helpen.
Met het oog op de tieners
De context waarin jongeren leven is op geestelijk gebied zeer verwarrend. De multireligieuze samenleving waarin het christelijk geloof een van de vele geloven is en waarin de waarheid in het midden wordt gelaten, heeft ontegenzeglijk invloed. Dat we als kerk een bijzondere relatie hebben met Israël en het Joodse volk (anders dan bijvoorbeeld met de islam), zal niet voor iedere jongere direct duidelijk zijn. Dat vraagt om goede tekst en uitleg.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen is deze materie zeker niet eenvoudig. In Amsterdam kunnen kinderen gemakkelijk joden tegenkomen. Er zijn ook verschillende synagogen. En anders hebben ze ze vast wel eens op televisie gezien: mannen met keppeltjes op en kinderen met van die haarlokken. Als Jezus in deze tijd geboren was, had Hij er misschien ook wel zo uitgezien. Maar dan had Hij ook tegen deze mensen gezegd: ‘Ik ben de Messias, op Wie jullie al zo lang wachten!’ Zouden ze Hem dan hebben geaccepteerd?
Op een speelse manier kan over verschil en overeenkomst met de kerk gesproken worden. In ieder geval moet duidelijk gemaakt worden dat ‘we wat met elkaar hebben’.
Relevante bijbelgedeelten
Aangezien de tekst van de catechismus zelf niet direct aanleiding geeft om Israël aan de orde te stellen, zal zeker hierbij een bijbelgedeelte als uitgangspunt voor de prediking genomen moeten worden.
-
Romeinen 9-11 spreekt hierbij vanzelf. Juist in dit gedeelte wordt de relatie kerk en Israël helder, waarbij de kerk (uit de heidenen) opgeroepen wordt om geen hoogmoedige houding aan te nemen tegenover Israël.
-
Om de doorgaande lijn van het verbond te laten zien, zijn onder andere de volgende gedeelten van belang: Genesis 12:1-9; Exodus 24:1-8; Jeremia 31:31-34; Mattheüs 26:26-29; Hebreeën 8:8-12, 10:16-17.
-
Teksten als Handelingen 28:23-28, Galaten 3:29 en 1 Petrus 2:9-10 wekken de indruk dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. De beloften voor Israël gelden nu ook voor de volken; maar dat is iets anders dan vervanging. Het slot van Handelingen laat de spanning zien tussen geloof en ongeloof, en heeft een open einde.
-
Kinderen zal Lukas 2:40-52 en 4:14-30 ook aanspreken. Er kan een link gelegd worden met de catechisatie en de kerkdienst.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Het doel van deze leerdienst is: de gemeente zich bewust laten worden van de bijzondere relatie van kerk en Israël en wat dat voor de kerkelijke en geloofspraktijk betekent.
Homiletische aanwijzingen
Vermeden moet worden dat de verkondiging een uiteenzetting wordt van een visie op Israël, volk, land en staat. Ook moet ervoor gewaakt worden dat de gemeente wordt aangemoedigd tot een vorm van filosemitisme. In deze leerdienst gaat het om het krijgen van een juist zicht op wat de kerk is. Daarbij moet helder gemaakt worden wat de eerdergenoemde tweevoudigheid betekent in het spreken over de kerk.
De uitspraak dat de kerk onopgeefbaar verbonden is met Israël, blijft een loze kreet als dat niet tegelijk handen en voeten krijgt in de praktijk van het kerkelijke leven. Verbondenheid veronderstelt ook elkaar ontmoeten. Die ontmoeting zal niet voor ieder gemeentelid op dezelfde wijze kunnen plaatsvinden. Maar in de verkondiging kan wel voelbaar gemaakt worden wat er speelt als het gesprek met Israël wordt gevoerd rondom een open Bijbel.
Er zijn twee sporen die elkaar voortdurend raken of kruisen. Het ene spoor is de visie dat de niet-Joden van huis uit geen deel hebben aan de God van Israël. Wij, christenen uit de volken, zijn tussen (niet: in de plaats van!) de edele takken geënt. Nog steeds zal gewerkt moeten worden aan het besef dat de nieuwtestamentische gemeente ‘erbij gekomen’ is en door Christus mag delen in Gods beloften, die eerst aan Israël zijn gegeven. Dit besef moet telkens weer leiden tot ootmoed, verwondering en beleving van de verbondenheid. Aan de andere kant zal de kerk uit de volkenwereld toch ook ‘een voortdurend hartzeer’ (Rom. 9:2) kennen. Juist het hart van het belijden van de kerk – Jezus is de Messias, de Zoon van God, de Redder van de wereld – vormt een diepe kloof met Israël. Op dit kardinale punt wordt het pijnlijke meningsverschil op zijn scherpst gevoeld. Het is een uitdaging om in een leerdienst de spanning die dit met zich meebrengt duidelijk te maken en de gemeente toe te rusten hoe er met die spanning omgegaan moet worden.
Die spanning wordt het sterkst ervaren in de ontmoeting. Het is winst als dat op een of andere manier op de gemeente(leden) kan worden overgebracht. Voortdurend moet het besef aanwezig zijn dat Israël Gods eerstgeroepene is. Met daarnaast de volstrekt heldere uitspraak van het Evangelie dat Christus ‘dé weg, dé waarheid, en hét leven’ is (Joh. 14:6), niet alleen voor de volken, maar ook voor Israël.
In de ontmoeting met Israël is ‘luisteren’ de allereerste grondhouding. Wie luistert naar Israëls stem, zal geconfronteerd worden met het feit dat voor veel joden het kruis dezelfde verschrikkelijke lading heeft als het hakenkruis. Dit pijnlijke proces zullen we ons moeten laten welgevallen. Daarnaast hebben we te luisteren naar de wijze waarop binnen het jodendom de Schriften zijn en worden verstaan. Zou hun eeuwenlange omgang met de Schriften ons nog iets te zeggen kunnen hebben? Ook het gesprek inzake het verstaan van de Heilige Schrift en in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk, zal beginnen met luisteren naar de ander, de oudste broeder. Ongetwijfeld valt daarvan nog veel te leren voor christenen uit de volkenwereld.
Een tweede woord dat als grondhouding in de ontmoeting een rol speelt is ‘dienen’. Daarbij dient de kerk niet te handelen met aanzien des persoons en zal de bewogenheid in Israël uitgaan naar zowel de Joodse als de Arabische bevolking. Daarin mag dan iets van Christus’ bewogenheid oplichten voor alle mensen.
Het derde element van de grondhouding in de ontmoeting met Israël is ‘getuigen’. Daarin komt de kerk zelf aan het woord. Het is een moment in het gesprek waarin we nadrukkelijk aandacht vragen voor het Evangelie van Jezus Christus zoals wij dat vanuit de Schriften hebben leren verstaan. Daarbij zullen uiteraard onze daden niet in strijd mogen zijn met de woorden die we spreken. Als gesprekspartners elkaar serieus nemen, zullen ze elkaars diepste motieven en bedoelingen willen leren kennen. Dat is een spannend en boeiend proces dat de mogelijkheid van een verrassing in zich bergt. Dat mogen we geduldig (ver)wachtend aan Israëls God overlaten, die alleen wonderen doet.
Met het oog op de tieners
De verbondenheid van de kerk met Israël kan wellicht het beste bij tieners aan de orde komen door hen vanuit het Evangelie te laten zien hoe Jezus Zelf als Jood heeft geleefd. Jezus is niet als Amerikaan of Nederlander in de wereld gekomen, maar als Jood. En dat was geen toeval. Dat was verkiezing van God. Het verbond met Israël is door God niet opgezegd. Dat wij er ook bij mogen horen is een wonderlijke genade, zoals het ook voor Israël een wonderlijke genade is. Dat mag voor tieners des te meer reden zijn om een respectvolle houding aan te nemen ten opzichte van het Joodse volk en waakzaam te zijn voor antisemitische tendensen in hun omgeving.
Tegelijkertijd kan de vraag opkomen (of opgeworpen worden) hoe het dan komt dat de meeste Joden niet in Jezus geloven. Hierbij kan gewezen worden op Messias-belijdende joden, die dat vanuit hun Joodse identiteit wél doen! We mogen bidden voor een organisatie als Jews for Jesus (‘Established 32 AD’, zie) die onder hun ‘geloofsgenoten’ willen getuigen van Jezus.
Met het oog op de kinderen
Aan de hand van joodse feesten is aan kinderen enerzijds de verbondenheid met Israël te illustreren, anderzijds ook het verschil. Het avondmaal is wat dat betreft een goed voorbeeld.
Pastorale aanwijzingen
Als het waar is dat Israël door sommigen als een splijtzwam voor de kerk wordt gezien, dan vraagt dat ook in de verkondiging behoedzaamheid. Zeker als er in de gemeente enerzijds aanhangers zijn van Christenen voor Israël en anderzijds gemeenteleden die de rechten en het lijden van de Palestijnen benadrukken, dan vraagt dat om bijzondere wijsheid. Aan de voet van het kruis moet het mogelijk zijn om bruggen te slaan. Ook daar mogen we verwachtingsvol naar uitzien.
Met het oog op de tieners
Tieners kan voorgehouden worden dat het huidige jodendom nog steeds elementen heeft die ‘passen’ bij het christendom en waaraan wij zelfs een voorbeeld kunnen nemen. Bijvoorbeeld: in de joodse traditie is ‘leren’ een heel belangrijk begrip. Doel is om te komen tot een (dieper) verstaan van Tenach in zijn brede samenhang met het oog op de dagelijkse levenspraktijk. De manier waarop dit leren plaatsvindt zou je ‘dialogisch’ kunnen noemen. In het leerhuis bevraagt men elkaar, luistert men naar elkaar, daagt men elkaar uit. Kortom: men leert van en met elkaar (lehren en lernen) Ook de ‘onderwijzer’ leert in de dubbele betekenis van het woord. Lerenderwijs heeft Israël het volgehouden door de eeuwen heen. Het is een middel dat ertoe heeft bijgedragen dat Israël er nog steeds is. Het belang van deze vorm van leren kan op jongeren overgebracht worden. Zo ontdekken we in deze tijd opnieuw hoe de verschillende generaties van elkáár kunnen leren (het zogenaamde intergeneratieve leren).
Pastoraal gezien mag het voor tieners een issue worden dat het Joodse volk, aan wie wij menselijkerwijs gesproken Jezus te danken hebben, nog steeds te maken heeft met antisemitisme. De Jodenhaat van de nazi’s mag hier in herinnering worden geroepen – én waar die haat toe heeft geleid. Hoe komt het dat Joden vaak nog steeds de schuld krijgen van alles wat er mis is in deze wereld? Als christenen moeten we strijden tegen iedere vorm van discriminatie, maar zeker ook die van Joden.
Met het oog op de kinderen
Kinderen kennen de verhalen over de Tweede Wereldoorlog en wat er toen met de Joden is gebeurd. Verteld kan worden over christenen die toen geprobeerd hebben Joden te redden, juist ook omdat ze hen zagen als ‘kinderen van Abraham’ (al waren er helaas ook die dat níet deden).
Liturgische aanwijzingen
Het zingen van psalmen laat op zich al de verbondenheid met Israël zien en horen. Psalmgebeden zoals in de getijden is een christelijk gebruik met joodse wortels. Een zangdienst met als leidraad de drie cantica uit Lukas 1 geeft goede mogelijkheden om de verbondenheid van de kerk met Israël te laten zien. Te denken valt ook aan Gezang 868:5 uit het Liedboek (2013) (= LvdK 434).
Helpende vormen
Het is goed om zo veel mogelijk in elke dienst een oudtestamentische en een nieuwtestamentische lezing te hebben. Als de oudtestamentische lezingen identiek zijn aan wat er in die periode in de synagoge gelezen wordt, dan laat dat iets zien van verbondenheid.
Met het oog op de tieners
Het Geneefse Psalter, afgewisseld met psalmgebeden en Psalmen voor Nu kan ook voor tieners verrassend zijn – zeker als ze zelf daaraan actief een bijdrage kunnen leveren. Vertel dat de psalmen zowel door joden als door christenen gezongen worden (met dit verschil dat christenen de psalmen lezen met het oog op Christus).
Te denken valt ook aan Hebreeuwse versies van psalmen, zoals lied 20 en 34a en b uit de Evangelische Liedbundel. De Hebreeuwse tekst van Deuteronomium 6:4 is in deze bundel opgenomen als lied 45.
In de aankondiging van deze dienst kan (via Facebook) het volgende aan tieners gevraagd worden: ‘Er is een joodse organisatie die beweert te zijn opgericht in het jaar 32. Wat vind jij? Is deze organisatie vooral christelijk of vooral joods?’
Met het oog op de kinderen
Hier kunt u iets vertellen over concreet aanwezige joodse attributen, zoals bijvoorbeeld de menora of sjofar. Laat een kind maar eens proberen om geluid uit de sjofar te krijgen. Vertel er – in kindertaal – bij waar deze attributen voor dienen.
Literatuur
-
G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 309-346. (CD)
-
W. Verboom, ‘Kerk en Israël’, in: Belijden met hoofd en hart. Gereformeerd leven tussen gisteren en morgen. Kampen, 2003, p. 285-289.
-
G.C. den Hertog, Gedeelde hoop. Israël en de kerk op de weg der verwachting. Willem de Zwijgerstichting, Baarn, 2003.
-
Veel informatie is te vinden op de website van het deputaatschap Kerk & Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland en de website van stichting Centrum voor Israëlstudies.
-
Zie ook het PreekWijzer-themadossier en het trefwoord ‘Israel’, en de materialen op PreekWijzer van de bron ‘Centrum voor Israelstudies’.