15.3. Benoemd tot Zijn kind
Zie ook
Klassiek gereformeerde doopformulier
Daarom worden wij gedoopt in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest (Mat. 28:19).
Als wij gedoopt worden in de Naam van de Vader, betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht en ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt (Rom. 8:17). Daarom wil Hij ons met al het goede verzorgen, al het kwade van ons weren of dat kwade voor ons doen meewerken ten goede (Rom. 8:28).
Als wij gedoopt worden in de Naam van de Zoon, verzegelt ons de Zoon dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden en ons in de gemeenschap van Zijn dood en opstanding inlijft (1 Joh. 1:7). Zo worden wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend.
Als wij gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest, verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig sacrament, dat Hij in ons wonen en ons tot leden van Christus heiligen wil. Zo wil Hij ons schenken wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonde en de dagelijks vernieuwing van ons leven, totdat wij uiteindelijk in de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven geheel rein een plaats zullen ontvangen (Ef. 5:27).
Relatie van het thema tot het hoofdthema
In deze preekschets gaat het in het bijzonder om de betekenis van de doop, toegespitst op ons eigen, persoonlijk geloofsleven: hoe de doop zo kan functioneren dat deze een inspiratiebron voor onze relatie met God is, ook als het leven het karakter krijgt van kruisdragen. Dat we gedoopt worden in de Naam van de Drie-enige God helpt ons hierin. We zijn benoemd tot Zijn kind. Het gedeelte uit het hierboven genoemde doopformulier biedt ons er prachtig, praktisch onderwijs voor.
De leefwereld van de hoorder
Ons dagelijks leven als christen is vol… Vol van werk, studie, zorg, haast, enzovoort. Het is soms zo vol dat we ons leeg voelen als het gaat om onze relatie met God. Dat geeft gevoelens van falen en schuld. In dit getob van elke dag biedt de doop hulp. De doop keert de dingen om. De doop richt onze blik niet op onszelf, maar op God. Hij kent ons en is met ons lot bewogen. Het gaat er niet om dat er in ons volle leven nog net een plekje voor God gevonden wordt. De doop zegt: Jij wordt met je volle, lege leven door God gedragen. Hij heeft Zijn Naam voorgoed met jou verbonden.
Met het oog op de tieners
Het is maar de vraag of tieners in hun dagelijks leven bezig zijn met hun gedoopt zijn. Voor sommigen is het een vanzelfsprekendheid, iets wat ze gemeenschappelijk hebben met klasgenoten en vrienden. Andere tieners zullen juist leven in een omgeving waarin ze als gedoopte een eenling zijn.
Net als volwassenen kennen tieners gevoelens van falen en schuld heel goed. Dat levert soms een eenzaam gevecht op. God zegt in de doop tegen hen: ‘Zoals jij bent, zo ben je van Mij. Ik heb je bij je naam geroepen.’
Met het oog op de kinderen
Ook jonge kinderen maken het in hun (directe) omgeving mee dat een vader of moeder ‘weg’ is. Dat botst met hun behoefte aan geborgenheid. In de doop heeft God een arm om hen heen geslagen (het kleine, kwetsbare). Hij blijft altijd bij hen (HC 53, slot).
Uitleg
Kenmerkend voor de christelijke doop is dat deze plaatsvindt in de Naam van de Drie-enige God. Toen Jezus Zijn discipelen als apostelen uitzond en hun het zendingsbevel gaf in Mattheüs 28:19, droeg Hij hun op het Evangelie wereldwijd bekend te maken, alle volken tot Zijn volgelingen te maken en hen te dopen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
‘Dopen in de naam van’ betekent: in nauwe gemeenschap worden gebracht met de persoon wiens naam wordt uitgesproken. Gedoopt worden in de Naam van de Drie-enige God betekent dat de Drie-enige God Zijn zeggenschap over het leven van die mens doet gelden (Versteeg, p. 13; zie ook het Lima-rapport Doop, Eucharistie en Ambt van de Wereldraad van Kerken, 1982).
Op diepzinnige wijze expliceert het klassiek gereformeerde doopformulier de trinitarische doopformule. De dopeling deelt in de weergaloze beloften van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het hele heil van de Drie-enige God wordt over ons leven uitgezongen (KV, p. 235).
Wanneer we gedoopt worden in de Naam van de Vader, betuigt en verzegelt God de Vader ons Zijn belofte van heil:
-
Hij wil de God van het verbond zijn. Hij is dat niet zozeer als God die als Schepper onze Vader is, maar als God die om Jezus’ wil onze Vader is.
-
Hij neemt ons tot Zijn kinderen aan, terwijl wij in zonden ontvangen en geboren zijn en daarom kinderen van Zijn toorn zijn. Hierin schittert Zijn grote liefde en genade voor zondaren. Als Zijn kinderen zijn we ook nog eens erfgenamen van het heil dat Christus tot stand bracht (Rom. 8:17).
-
Als Vader belooft Hij ons met al het goede te verzorgen, al het kwade van ons te weren of dat kwade voor ons te doen meewerken ten goede (Rom. 8:28). Deze paradox biedt troost en houvast voor kruisdragers (zie HC Zondag 9).
Wanneer we gedoopt worden in de Naam van de Zoon, verzegelt God de Zoon ons Zijn belofte van heil:
-
Hij wast ons in Zijn bloed van al onze zonden. Op onze zonden als onreinheid wijst het doopwater: je bent vuil, je moet gewassen worden. Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde (1 Joh. 1:7). Zie verder schets 15.1.
-
Hij lijft ons in de gemeenschap van Zijn dood en opstanding in. De trinitarische doop kent een christocentrisch hart (zie hiervoor schets 15.2).
-
Zo worden wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend. Hierin horen we de bevrijdende boodschap van HC Zondag 23, het kloppende hart van de Reformatie.
Wanneer we gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest, verzegelt God de Heilige Geest ons Zijn belofte van heil:
-
Hij wil in ons wonen en ons tot leden van Christus heiligen. De Heilige Geest wil ons leven herscheppen tot Zijn tempel. De onbewoonbaar verklaarde woning krijgt een nieuwe bestemming: woning voor Jezus.
-
Hij wil ons schenken wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonde en de dagelijkse vernieuwing van ons leven. We voelen hierin de spanning tussen enerzijds de ernst van Gods belofte van heil voor ons en anderzijds de noodzaak van de toepassing van dat heil aan ons hart.
-
Hij plaatst ons leven in een eschatologisch perspectief. Het bouwplan van de Geest om ons tot een volmaakte tempel te maken, wordt eenmaal gerealiseerd. Zijn werk komt klaar. Het werk van de Drie-enige God loopt uit op een doxologie. (Zie ook CD, p. 109-112.)
Relevantie van het thema
De relevantie van de doop voor ons geloofsleven wordt zichtbaar met behulp van de drieslag: geloof, hoop en liefde.
-
Wat is voor ons de relevantie van de doop als het gaat om het geloof, als het vertrouwen dat wij om Jezus’ wil mogen delen in het heil? De doop schept voor ons de zekerheid dat wij daarin delen. Wie van ons kent niet de aanvechting of wij ons het heil van Christus wel mogen toe-eigenen, met andere woorden: de aanvechting of we werkelijk kind van God zijn. Hier komt de doop ons te hulp, trekt ons af van onze eigen (on)zekerheden en zwakheden en plaatst ons op de betrouwbaarheid van Gods belofte van heil. Die belofte is verzegeld in onze doop. We zijn niet zeker van onszelf, van ons geloof, maar we mogen absoluut zeker zijn van de betrouwbaarheid van Gods belofte. Beloofd is beloofd. Gedoopte mensen mogen – hoe zwak ook in zichzelf – getuigen van de zekerheid van Gods heil.
-
Niet minder relevant voor ons is de betekenis van de doop als het gaat om de hoop. Als we als gelovigen één ding nodig hebben in onze tijd, dan is het wel de bijbelse hoop (elpis). Er gebeuren zo veel dingen die ons de moed ontnemen. Rampen van allerlei aard treffen de volken, oorlogen woeden, epidemieën slaan toe. Broeders en zusters worden vervolgd om de Naam van Jezus. Deze vervolging neemt hand over hand toe. In ons eigen leven kunnen we een kruis te dragen hebben. Hier komt de doop ons opnieuw te hulp. We worden door de doop gewezen op het plan van God met Zijn wereld, met onszelf, zoals de Schrift daarover spreekt. Ondanks alle tegenkrachten zal Hij Zijn beloften vervullen. Die dag zal zeker komen. Uiteindelijk zullen wij in de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven geheel rein een plaats ontvangen. Hij laat geen van Zijn kinderen in de steek!
-
In de derde plaats is de doop ook relevant als het gaat om de liefde. Onze doop is het bewijs van de liefde van God voor ons. Als we aan onze doop denken als teken en zegel van Gods grenzeloze liefde voor ons, dan schept deze liefde onze wederliefde, zoals de liefde van een vader en moeder de wederliefde van een kind oproept. Het verbond van God met ons moet worden beantwoord in een nieuwe gehoorzaamheid: dat wij deze enige God aanhangen, betrouwen en liefhebben. De doop roept ons op om Jezus te volgen in zelfverloochening en ons leven als (dank)offer aan Hem te wijden. Dat dit geen idylle betekent, maar strijd tegen de machten van de satan, blijkt uit de belofte van de dopeling in de vroege kerk: ‘Ik zweer u af, satan, en al uw pracht (pompa) en al uw werken.’ De handoplegging die daarna plaatsvindt, betekent toerusting met de Heilige Geest om de strijd te aanvaarden en die vol te houden. De enige kracht die daartoe in staat is, is de kracht van de liefde.
Met het oog op de tieners
Sommige tieners zullen worstelen met de vraag of zij kind van God zijn. ‘Wil God mij wel echt hebben?’ De doop onderstreept het ‘ja’ van Gods kant. Hij wil met ons leven te maken hebben, ondanks onze zwaktes en schuld. Ook als we er in ons leven een potje van maken, mogen we dat bij God brengen. Door de doop laat Hij zien dat Hij steeds weer opnieuw met ons wil beginnen.
Anderzijds kunnen tieners het kindschap van God ook als vanzelfsprekend ervaren. De doop kan deze vanzelfsprekendheid doorbreken, waardoor de genade die de doop verzegelt weer betekenis krijgt.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen is het belangrijk te beseffen dat zij bij God geborgen zijn. Denk hierbij aan het beeld van een kind te midden van het drukke verkeer. Aan de hand van papa gaat het veilig en verdwaalt het niet. Bovendien kent God hen bij naam. Als iemand je kent, hoef je je nooit alleen te voelen.
Relevante bijbelgedeelten
-
Mattheüs 28:18-20: het zendingsbevel met de opdracht om te dopen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
-
Markus 16:15-16: over de onlosmakelijke band tussen doop en geloof; de ernst van het ongeloof.
-
Romeinen 8:14-17: de Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.
-
1 Korinthe 13: over geloof, hoop en liefde; de meeste van deze is de liefde.
-
Hebreeën 6:1-3: voor de Hebreeën is de doop een van de fundamentele onderdelen van het christelijk geloof.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
De gemeente heeft gezien en hopelijk ook ervaren dat de doop van grote waarde is in de persoonlijke relatie met God: Hij heeft ons benoemd tot Zijn kind. De doop plaatst kleine, kwetsbare mensen, die ieder moment tot wankelen geneigd zijn in een wereld vol onzekerheden en tegenkrachten, op het betrouwbare fundament van Gods beloften van heil. De beloften van de Drie-enige God vormen een drie-eenheid van heil, om te geloven, te hopen en lief te hebben. Tegelijk is er de schaduw van het ongeloof.
Homiletische aanwijzingen
Men kan de preek op verschillende manieren beginnen. Bijvoorbeeld met het verhaal over Luther, die eens hevig aangevochten werd door de duivel en te midden van de aanvechtingen op zijn schrijftafel schreef: baptisatus sum (ik ben gedoopt). Waar het in een meer missionaire, open gemeente een functie heeft, kan men ook beginnen met het verhaal dat een meisje, dat van haar klasgenoot over een doopdienst hoorde vertellen, meende dat het over een ‘dope-dienst’ ging. Dit laat zien hoe vreemd het doop gebeuren voor de meeste mensen in onze tijd geworden is.
Beide voorbeelden leiden tot de vraag: Waar gaat nu het om in onze doop? Wat is de betekenis, de relevantie ervan in onze relatie met God? Het antwoord op deze vraag kan worden uitgewerkt met behulp van de drieslag: de doop als beloofde werkelijkheid, als geloofde werkelijkheid en als geleefde werkelijkheid. Waarbij de nieuwe werkelijkheid kan worden samengevat in vier woorden: ik ben Gods kind.
-
De doop als beloofde werkelijkheid. Hier kan de betekenis van de doop in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest worden uitgelegd, zoals beschreven onder ‘Uitleg’. In de preek kunnen we uit de negen genoemde punten die onderdelen kiezen die in het bijzonder van belang zijn voor het geloofsleven van de betreffende gemeente, en deze toespitsen op het wonder dat wij aangenomen kinderen van God zijn.
-
De doop als geloofde werkelijkheid. Gods belofte van heil, betekend en verzegeld in onze doop, wil geloofd worden. Ongeloof ten aanzien van de belovende God is een kwalijke, ernstige zaak. Zie ook Markus 16:16: ‘Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben zal verdoemd (veroordeeld) worden.’ Hoe belangrijk het geloof is, zien we bij de doop in de vroege kerk. De dopeling belijdt bij zijn doop in de Naam van de Drie-enige God zijn of haar geloof in deze God, zoals verwoord in de Twaalf Artikelen.
Ook in de doopvragen die aan de dopeling gesteld worden in het klassiek-gereformeerde volwassendoopformulier (zie onder) wordt het belang van het geloof zichtbaar. Het geloof is ons niet aangeboren. Juist daarom worden we gedoopt. Het geloof is een geschenk van God dat de Heilige Geest bij onze doop belooft in ons hart te werken. Geloven is zich overgeven aan de belovende God. Geloven is de sprong van het kind uit een brandend huis in de armen van zijn vader.
Toch moeten we het geloof niet zien als een voorwaarde die we moeten vervullen. Met een variatie op HC 61 kan men zeggen: ‘Waarom zegt u dat u alleen door het geloof deelt in het heil dat God in de doop belooft? Niet omdat ik vanwege de waarde van mijn geloof God welgevallig ben, maar omdat ik het heil dat God in mijn doop bezegelt, niet anders dan alleen door het geloof kan aannemen en mij toe-eigenen.’ Denkend aan bovenstaand voorbeeld: de open armen van de vader en de nood van het kind wekken het geloof en het vertrouwen om in zijn armen te springen. De doop is het teken en zegel van Gods open vaderarmen voor ons. De ‘zeggingskracht’ van dat teken en zegel schept in mij het geloof dat ik Zijn kind ben.
(Belijdenis)vragen aan de volwassene die gedoopt zal worden: 1. Gelooft u in de enige waarachtige God – Vader, Zoon en Heilige Geest – die hemel en aarde en al wat daarin is, uit niets geschapen heeft en nog onderhoudt en regeert, zodat er niets gebeurt zonder Zijn goddelijke wil? 2. Gelooft u dat u in zonde ontvangen en geboren bent, dat daarom de toorn van God op u rust en dat u van nature onbekwaam bent tot enig goed en geneigd tot alle kwaad; en dat u met gedachten, woorden en werken de geboden van de Heere dikwijls hebt overtreden? Hebt u over deze zonden oprecht berouw? 3. Gelooft u dat Jezus Christus, die tegelijk waarachtig en eeuwig God is en waarachtig mens, die Zijn menselijke natuur uit het vlees en bloed van de maagd Maria heeft aangenomen, u tot een Zaligmaker door God geschonken is en dat u door dit geloof vergeving van zonden in Zijn bloed ontvangt; en dat u door de kracht van de Heilige Geest een lid van Jezus Christus en Zijn Kerk bent geworden? 4. Stemt u in met al de artikelen van het christelijk geloof die hier naar het Woord van God in de christelijke kerk geleerd worden? Hebt u zich voorgenomen in deze leer tot het einde van uw leven standvastig te volharden en alle ketterijen en dwalingen die hiermee in strijd zijn te verwerpen? Belooft u in de gemeenschap met de Kerk niet alleen te volharden in het horen van het Woord van God, maar ook in het gebruik van het Heilig Avondmaal? 5. Verlangt u van harte altijd als christen te wandelen en zich af te keren van de wereld en haar kwade begeerten, zoals het de leden van Christus en van Zijn gemeente past? Zult u zich gehoorzaam onderwerpen aan alle christelijke vermaningen? (Dienstboek, een proeve. Deel II, p. 94-95. Naast dit formulier kent het Dienstboek het formulier voor de openbare geloofsbelijdenis, waarin na de ‘gewone’ belijdenisvragen de doop bediend wordt aan hen die niet als kind ten doop zijn gehouden: p. 140-143). |
-
De doop als geleefde werkelijkheid. In het geloof mag de kracht van de doop worden ervaren. We horen de klop van Gods vaderhart en voelen de warmte van Zijn armen om ons heen geslagen. Dat is de existentiële, bevindelijke kant van het leven als gedoopt mens. De doop brengt je zo tot de oefening in kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Het is in onze tijd van groot belang dat gedoopte mensen niet slechts een doopkaars hebben, maar zelf een doopkaars zijn, aangestoken door het vuur van Gods vaderliefde.
Van al de gaven die God ons in de doop schenkt, is de hoop vandaag wel heel belangrijk. De hoop als gave van de doop geeft ons moed en kracht om te volharden. Zie hiervoor bij ‘Relevantie van het thema’, punt 2.
Sluit de preek af met het dankgebed van het doopformulier, uitlopend op de doxologie: ‘Dan zullen zij U en Uw Zoon Jezus Christus, en de Heilige Geest, de enige en waarachtige God, eeuwig loven en prijzen. Amen.’
Met het oog op de tieners
Het verhaal van Luther kan voor tieners aansprekend zijn, mits in hun taal verteld. Voor tieners is het belangrijk om ergens bij te horen. Dat zij bij God mogen horen, kan hen aanspreken.
Met het oog op de kinderen
De preek zou kunnen beginnen met het laten zien (of beschrijven) van een fotoboek, waarin alle kinderen van een gezin staan. De Here God heeft ook een soort fotoboek. Daarin staan de foto’s van de kinderen uit Zijn grote gezin. ‘Jouw foto staat er ook in; dat weet je omdat je gedoopt bent.’ Dit beeld kan op latere momenten in de preek terugkomen.
Pastorale aanwijzingen
Zie hiervoor bij de pastorale aanwijzingen in de vorige schets (15.2). Laat merken oog te hebben voor de moeite die gemeenteleden ermee kunnen hebben om hun doop als beloofde, geloofde, geleefde werkelijkheid te ervaren, en om als gedoopt mens in de eigen omgeving een ‘doopkaars’ te zijn. Vertel van de opzoekende liefde voor het afgedwaalde schaap.
Met het oog op de tieners
Bemoedig jongeren door hen te wijzen op de betrouwbaarheid van Gods beloften. Dit kan bijvoorbeeld met het verhaal van Luther. Hoewel tieners zich soms onbegrepen voelen, mogen zij zich gekend en geliefd weten door God.
Met het oog op de kinderen
‘Je bent als een lammetje van de Goede Herder. Je bent van Hem. Vertrouw op Hem, want je bent gedoopt.’ Hierbij past het al aangehaalde beeld van de vader die zijn kind door het drukke verkeer leidt.
Mogelijk kan ook aandacht besteed worden (zeker als bekend is dat dit in gezinnen in de gemeente speelt) aan het feit dat er niet in alle gezinnen een vader is, of dat kinderen soms niet bij (allebei) hun ouders kunnen wonen. Ook in het leven van jonge kinderen kan wat dit betreft al veel leed zijn. Wat fijn om juist ook aan hen te mogen vertellen dat we kinderen van God mogen zijn en dat Hij te vertrouwen is.
Liturgische aanwijzingen
-
Psalmen in de oude berijming: 27:7; 42:3; 48:6; 119:37.
-
Psalmen in de nieuwe berijming: 33:8; 43:5; 57:5, 6; 119:7, 12, 19; 121.
-
Enige Gezangen 12:7 (Avondzang).
-
Liedboek voor de Kerken Gezang 231:1, 2, 4; 254; 255:1, 4; 257; 258.
– Zie ook de liturgische aanwijzingen in preekschets 15.2.
Helpende vormen
-
Geef een samenvatting van de preek mee, met enkele gespreksvragen of stellingen voor het gesprek thuis of in een kring.
-
Houd een goed voorbereide gemeenteavond, waarop enkele gemeenteleden vertellen hoe zij hun doop beleven.
-
In sommige gemeenten wordt een tentoonstelling gehouden van diverse voorwerpen die bij de doop behoren. Deze activiteit trekt veel mensen en heeft ook een missionaire functie.
Met het oog op de tieners
-
Leg een verbinding tussen de leerdienst over de doop en de catechisatie. Bekijk samen het doopboek van de gemeente, waarin de jongeren hun namen terugvinden. Laat kinderen hun eigen doopkaart opzoeken en meenemen.
-
Laat jongeren participeren in de dienst, bijvoorbeeld door het voordragen van een gedicht over de doop.
-
Betrek catechisanten bij de keuze van liederen en dergelijke.
-
Inventariseer bij de tieners of zij weleens aan hun doop denken. De reacties kunnen in de preek verwerkt worden.
Met het oog op de kinderen
Kinderen kunnen bij de dienst betrokken worden door het opzeggen van enkele relevante vragen en antwoorden uit De catechismus voor kinderen (W. Verboom, Heerenveen, 2011).
Er kan een verbinding gelegd worden tussen de leerdienst over de doop en de kindernevendienst, catechese aan kinderen of andere vormen van kinderwerk.
De predikant kan een gesprekje met de kinderen voeren rondom de doopvont. ‘Er zijn nu weliswaar geen dopelingen, maar toch is het goed om met elkaar na te denken over de doop. Wie van jullie doet dat weleens? Waar denk je dan aan? Waarom dopen we de kleine kinderen van de gemeente eigenlijk?’ Enzovoort. De kern van de preek kan in kinderwoorden op dit voor kinderen bijzondere moment samengevat worden.
De predikant kan zijn eigen doopkaart laten zien, zijn eigen dooptekst voorlezen en vertellen uit zijn eigen leven wat dit voor hem betekent en op welke momenten dit extra bijzonder voor hem is.
Literatuur
-
J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993. (KV)
-
G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012. (CD)
-
J.P. Versteeg, ‘De doop volgens het Nieuwe Testament’, in: W. van ’t Spijker e.a. (red.), Rondom de doopvont. Leer en gebruik van de heilige doop in het Nieuwe Testament en in de geschiedenis van de westerse kerk. Goudriaan, 1983.