17.3. Bidden: God bewonderen
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Zondag 47
Vraag 122: Wat is de eerste bede?
Antwoord: Uw naam worde geheiligd. Dat wil zeggen: geef ons ten eerste dat wij U op de juiste wijze kennen en U heiligen, roemen en prijzen om al Uw werken, waaruit Uw almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid helder stralen. Vervolgens dat wij ons gehele leven, onze gedachten, woorden en werken, daarop richten dat Uw naam om onzentwil niet gelasterd maar geëerd en geprezen wordt.
Zondag 52
Vraag 128: Hoe besluit u uw gebed?
Antwoord: Want van U is het rijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Dat wil zeggen: dit alles bidden wij U, omdat Gij als onze koning, die de macht over alles bezit, zowel de wil als het vermogen hebt ons alle goeds te geven; en dit alles opdat daardoor niet ons, maar Uw heilige naam eeuwig lof wordt toegebracht.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
Het leven van Jezus’ volgelingen is te typeren als een biddend onderweg zijn. Daarmee is het ook en vooral aanbiddend onderweg zijn. Dat laat de opbouw van het Onze Vader zien: het begin en het einde van dit gebed staat in het kader van de aanbidding, van het bewonderen van God.
Dat zet meteen al in het begin de toon: het gaat in het gebed om God. Om de eer en verheerlijking van Zijn Naam. Wij zijn altijd weer geneigd eerst aan onszelf te denken en dan pas aan een ander. Ook in het gebed. Nu begint het Onze Vader niet bij ons, maar bij de Heere, de Vader. Niet onze naam moet geheiligd worden, maar Zijn Naam. Door in het gebed niet bij onszelf te beginnen, maar bij onze Vader, leert Christus ons om Hem aanbiddend en bewonderend in het middelpunt van ons leven te stellen.
De leefwereld van de hoorder
Als het gaat om het bewonderen van God kan de link worden gelegd met het bewonderen van idolen in onze maatschappij. Wij allemaal hebben zo onze sporters, zangers en andere helden die we bewonderen. We hebben er behoefte aan om iets of iemand bovenmatig te vereren. Zo zijn we geschapen. Maar ook die in wezen goede neiging is van nature niet meer op God gericht. De eerste bede van het Onze Vader wil ons leren onze bewondering van meet af aan te richten op God. Dat is de betekenis van ‘Uw Naam worde geheiligd’. Daarmee staat deze eerste bede minder ver van de hoorder af dan we op het eerste gezicht misschien zouden denken. Woorden als ‘Naam’ en ‘heiligen’ kunnen namelijk vervreemding oproepen. Tegelijk zal de geoefende hoorder bij deze bede misschien denken aan het derde gebod, over het onzorgvuldig omgaan met de Naam van God. God wil dat Zijn Naam verheerlijkt wordt en Hij houdt niet voor onschuldig die Zijn Naam ijdel (zonder reden, leeg) gebruikt (zie schets 4.5 over het derde gebod).
Met het oog op de tieners
Iets ‘heilig’ vinden komt in de leefwereld van tieners nauwelijks voor. Het woord roept misschien wel allerlei verkeerde suggesties op. Aanbidden en bewonderen staat veel dichterbij. Zij bewonderen van alles en nog wat. Tieners hebben vaak idolen (sporters, muzikanten, zangers, acteurs, enzovoort). Woorden als ‘fantastisch’ en ‘geweldig’ zijn niet van de lucht als het in gesprekken gaat over deze helden. Wat aanbidden is, weten tieners dus wel. Maar voor velen is God aanbidden en bewonderen een (bijna?) nieuwe gedachte. Bovendien: Hoe aanbid je God dan? Gaat dat op dezelfde manier als bij idolen? Velen van hen zouden het niet weten. Reden genoeg om hun in deze dienst ook hierin de weg te wijzen.
Met het oog op de kinderen
De kinderen van de gemeente ervaren het loven en prijzen van God over het algemeen als heel belangrijk. Het hoort er voor hen helemaal bij, bij het geloof in God. Velen van hen oefenen het op school in de klas, op de zondagsschool en club. Ze doen het ook spontaan thuis, terwijl ze bijvoorbeeld aan het spelen zijn. Vloeken ervaren ze als erg, ze zullen daar ook snel iets van zeggen of over opmerken.
Uitleg
Zondag 47 moeten we lezen in nauwe aansluiting bij de vragen en antwoorden 120 en 121 van Zondag 46. Of anders gezegd: we moeten de eerste bede van het Onze Vader lezen in nauwe aansluiting met de aanspraak: ‘onze Vader die in de hemelen zijt’. We ontdekten in schets 17.2 dat deze aanspraak het in zich heeft om zowel ontzag als vertrouwen in ons op te roepen. God is de heilige Vader, die anders is, enig en uniek in Zijn soort. Daarbij sluit de eerste bede aan: ‘Abba, geheiligd worde Uw Naam.’
De Griekse tekst van Lukas 11 gebruikt hier voor ‘heiligen’ de aoristus imperatief passief, een werkwoordstijd die niet een voortdurende of herhaalde handeling aangeeft, maar één enkele handeling, voor eens en voor altijd. Dat wil zeggen: het vraagt onmiddellijke vervulling van wat gevraagd wordt. Het is een wens in de vorm van een eis. Bovendien staat het werkwoord in de passieve vorm en dat betekent dat God het onderwerp van het werkwoord is. We komen daardoor tot de volgende vertaling: ‘Wilt U er Zelf voor zorgen dat Uw Naam door ons geheiligd wordt.’ Deze bede doet dus een rechtstreeks beroep op God om Zijn eigen werk te volbrengen (zie Evans, Het Onzevader, p. 38 vv.).
Als we vervolgens inzoomen op de beide kernwoorden van deze bede, ontdekken we het volgende. Met name het Oude Testament laat ons zien dat een naam meer is dan een toevallige benaming waarmee men een persoon identificeert. De naam vertelt iets over de persoon die de naam draagt, over zijn aard en wezen. Dit geldt zeker voor de naam van God. Zijn Naam vertelt iets over Hemzelf, meer nog: Zijn Naam, dat is Hijzelf. En nu moet die Naam ‘geheiligd worden’. Het woord ‘heilig’ betekent oorspronkelijk ‘afzonderlijk, onderscheiden, anders’ en daarmee is dit het woord dat het verschil benadrukt tussen God en alles wat niet God is. Als we zeggen dat God heilig is, betekent dat in feite hetzelfde als dat we zeggen dat Hij God is.
In deze lijn denkend, betekent het werkwoord ‘heiligen’: afzonderen met een bijzondere bedoeling. Gods Naam heiligen is Zijn Naam afzonderen van alle andere namen, opdat Hij erkend wordt als de God Die Hij is.
Het Oude Testament zegt dat God Zijn eigen Naam heiligt (Ez. 36:22-23). Dat wil dus zeggen: Hij brengt mensen tot de erkenning dat Hij de enig ware God is. Daarbij sluit deze eerste bede van het Onze Vader aan: ‘Heere, werk zo dat alle mensen zullen erkennen dat U Heere bent.’
De catechismus sluit in het tweede gedeelte van antwoord 122 aan bij deze missionaire spits in de eerste bede: ‘Leer ons ook in alles wat wij doen ervoor te zorgen dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd wordt, maar geprezen.’ De Heere wil ons ook gebruiken opdat anderen Zijn Naam gaan eren en prijzen. Dat kan alleen als die anderen die Naam ook ‘op de juiste wijze’ kennen. En daarom spreekt antwoord 122 daar in het eerste gedeelte over: ‘Leer ons U te kennen zoals U bent, om U in alles wat U doet te prijzen.’
Hier bidt de gemeente dus om betrouwbare kennis van God Zelf, en vraagt zij om betrokken te mogen zijn bij de verheerlijking van Gods openbaring in natuur, eigen leven en geschiedenis. Want wij kunnen Gods Naam niet heiligen als wij Zijn Naam niet kennen, als wij Hem niet kennen. Daarom: Vader, geef…
Die verheerlijking van Gods Naam breekt aan het einde van het Onze Vader ook daadwerkelijk door: ‘want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in eeuwigheid.’ Hier gaat ons bidden over in aanbidden. Vraag en antwoord 128 gaan hier nader op in.
Bij Lukas ontbreken de slotwoorden van het Onze Vader, en ook de beste handschriften bevatten ze niet. Zij vormen waarschijnlijk het liturgische antwoord van de gemeente, dat met het ‘amen’ later in de tekst is opgenomen. Ook in de versie van Mattheüs is de doxologie niet oorspronkelijk. Ze komt voor het eerst voor in een vijfde-eeuws manuscript en is zo uiteindelijk terechtgekomen in latere manuscripten, totdat ze ons bereikt via het twaalfde-eeuwse manuscript dat de basis van sommige bijbelvertalingen vormt (zie Evans, a.w., p. 14). Op een bepaald moment, dat we niet meer kunnen nagaan, is men deze doxologie gaan gebruiken. Dat blijkt uit het vroegchristelijke geschrift van de Didachè (de leer van de twaalf apostelen) dat stamt uit Syrië tussen 90 en 230. Hierin komt het Onze Vader voor in de versie van Mattheüs met doxologie. Deze doxologie was een bekende joodse vorm van gebed, zoals we die bijvoorbeeld terugvinden in het gebed van David in 1 Kronieken 29:11.
Relevantie van het thema
De catechismus is relevant omdat hij uitlegt hoe wezenlijk het is dat een christen de eer en de verheerlijking van Gods Naam in zijn gebed voorop laat gaan en met die eer en glorie aan God ook daadwerkelijk zijn gebed beëindigt.
We zeiden in schets 17.2 dat het Onze Vader het model geeft voor onze zelfgeformuleerde gebeden, om zo onevenwichtigheid in ons bidden te voorkomen. Hoe herkenbaar is het immers niet dat de lofprijzing en aanbidding van God vaak slechts marginaal in onze gebeden aan de orde komen. Maar de Heere Jezus Christus leert ons dat we mogen beginnen met te bedenken wie God is, en met de lofprijzing van Zijn Naam.
Als we dat gaan doen, veranderen onze gebeden. Als we beginnen met de grootheid en de goedheid van God, en die bewonderen, wordt Hij veel groter voor ons dan onze zorgen en problemen. Dan kunnen we ze ook beter aan en krijgen we meer vertrouwen dat God ook in die zorgen en problemen met ons is. Want alleen als God op de eerste plaats staat in ons leven, komen ook de andere dingen op de juiste plaats te staan.
Vervolgens helpt de catechismus ons ook concreet om de lofprijzing en aanbidding van Gods Naam vorm te geven. Want wat is aanbidding? Aanbidding betekent: God eren om wie Hij is, vol zijn van Zijn aanwezigheid en van Zijn adembenemende eigenschappen, zoals bijvoorbeeld Openbaring 15:2-4 daarover spreekt en zoals die in antwoord 122 worden genoemd. Door Gods almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid een voor een te overdenken, uit te spreken, uit te zingen in psalm of lied wil de Heilige Geest ons onder de indruk brengen van wie God is, zodat Zijn Naam geheiligd wordt.
Met het oog op de tieners
De uitleg die de catechismus geeft van de eerste bede kan tieners verrassen, omdat het ‘Uw Naam worde geheiligd’ verder gaat dan ‘je mag niet vloeken’. Daarbij komt dat lofprijzing en aanbidding een hot item voor tieners kunnen zijn, zeker ook in hun contact met evangelische jongeren. Het past bij hun leeftijd om ergens helemaal voor te gaan. Deze bede van het Onze Vader moedigt hen aan om God het adres van hun toewijding en aanbidding te laten zijn. Deze dienst kan ook hun niet alleen leren dat het belangrijk is om God te aanbidden, maar ook leren hoe ze dat kunnen doen, welke woorden en liederen ze daarvoor kunnen gebruiken.
Met het oog op de kinderen
De uitleg van de catechismus ondersteunt het door kinderen ervaren besef dat het loven en prijzen van God heel belangrijk is.
Relevante bijbelgedeelten
Als Schriftlezing is Exodus 3:1-15 aan te raden, omdat dit gedeelte spreekt over de betekenis van de Naam van God en het belang van het aanroepen van die Naam: ‘dit is voor eeuwig Mijn Naam, en zo wil Ik aangeroepen worden van generatie op generatie.’ Bovendien is het geschikt om meteen vanaf het begin van de preek de kinderen ‘mee te nemen’.
Een andere mogelijkheid is het zogenaamde hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17:1-6 en 24-26, omdat de Heere Jezus hier de Naam van God openbaart en deze Naam op het Vaderschap van God betrekt. Daarnaast valt nog te denken aan Johannes 12:23 vv., waar het doel van Christus’ komst wordt samengevat in de verheerlijking van Gods Naam. Ook kan een psalm worden gelezen, bijvoorbeeld Psalm 145, waarin Gods Naam gespeld wordt.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Na deze dienst heeft de gemeente geleerd om de eer en de verheerlijking van Gods Naam in het gebed voorop te laten gaan; met als gevolg dat heel haar levenshouding gestempeld wordt door de aanbidding en bewondering van God. Zij heeft ook geleerd dat God de eerste plaats inneemt in het leven van de gemeente en uiteindelijk in het leven van alle mensen.
Homiletische aanwijzingen
Als inleiding van de preek kan worden verwezen naar onze algemeen menselijke behoefte om iets of iemand bovenmatig te bewonderen en te vereren. Zo zijn we geschapen. De eerste bede van het Onze Vader wil ons leren onze bewondering van meet af aan te richten op God. Dat is de betekenis van die op het eerste gezicht moeilijke woorden: ‘Uw Naam worde geheiligd’.
Vervolgens kan de bijbelse betekenis van de beide kernwoorden ‘Naam’ en ‘heiligen’ uitgelegd worden, evenals de betekenis van de eerste bede en de gebruikte werkwoordsvorm vanuit de Griekse tekst. Alleen God Zelf kan er voor zorgen dat Zijn Naam door ons geheiligd wordt. Dat Hij in Zijn anders-zijn door ons erkend wordt.
Hoe gebeurt dat dan, hoe wordt die Naam van God de Vader dan geheiligd? De catechismus legt in antwoord 122 uit dat het heiligen van Gods Naam allereerst plaatsvindt door God op de juiste wijze te kennen. Dat betekent: een goed beeld van Hem hebben. De bereidheid ook om ons beeld van God te laten corrigeren door te luisteren naar de Bijbel. Want wanneer we bidden zonder de Bijbel te lezen, zullen we God niet leren kennen zoals Hij is, in Zijn heiligheid, in Zijn anders-zijn. Hier kan worden ingegaan op de verschillende godsbeelden onder christenen, zoals dat van een knuffelgod, of een god als onrechtvaardige rechter, of een god als gatenopvuller van ons leven.
Als we God leren kennen vanuit Zijn Woord, leren we Hem kennen in Zijn almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid. Dat brengt ons tot het bewonderen van Hem. Anders gezegd: tot lofprijzing en aanbidding. Als je van iemand houdt, wil je ook goed voor hem of haar zorgen. Als je de Heere liefhebt, wil je ook ‘goed voor Hem zorgen’ door Hem te loven en te prijzen. De catechismus zegt daarom dat het heiligen van Gods Naam in de tweede plaats plaatsvindt door God in al Zijn werken te heiligen, roemen en prijzen. Dan ontdek je overal Zijn werken en zie je Hem aan het werk in natuur, geschiedenis en eigen leven. Noem hier voorbeelden van Gods eigenschappen zoals die zichtbaar worden in de ontluikende natuur in de lente, in de bevrijding van nazi-Duitsland, in de stichting en onderhouding van de staat Israël, in persoonlijke uitreddingen uit noodsituaties, in verhoring van gebeden. Deze daden en eigenschappen van God kunnen persoonlijk overdacht worden en uitgesproken worden in ons gebed en lied. Ze kunnen ook genoemd worden richting anderen als getuigenis van de grootheid van God. Zo wordt Zijn Naam geheiligd.
‘Uw Naam worde geheiligd’: dat betekent als laatste ook dat we de Vader in onze gedachten, woorden en werken verheerlijken. God verheerlijken betekent Hem eer, heerlijkheid geven. De letterlijke betekenis van het Hebreeuwse woord kawood is ‘zwaarte, gewicht’. Ook in de vertaling met ‘eer en heerlijkheid’ klinkt dat mee. Iemand verheerlijken betekent: hem het gewicht geven dat hem toekomt. God verheerlijken wil dus zeggen: Hem de verschuldigde eerbied, het gewicht van Zijn God-zijn geven, Hem loven en prijzen.
Dit is de eerdergenoemde missionaire spits. Want dat zou het ergste zijn wat er gebeuren kan: dat andere mensen door ons, door onze liefdeloze en harde woorden en werken afhaken, bij de dienst van God vandaan raken. Het gaat in deze eerste bede daarom ook om het brede terrein van ons hele leven. Niet alleen in ons privéleven Gods Naam heiligen, maar ook in de samenleving, in de wereld om ons heen voor Zijn Naam uitkomen en opkomen. Opdat ook daar de Heere erkend en geloofd zal worden. Dat is een stimulans tot intens gebed nu: ‘Uw Naam worde geheiligd.’
Met het oog op de tieners
Tieners kan gevraagd worden zich voor te stellen hoe ze zouden reageren als er een meet-and-greet met hun held zou zijn. Wat zeg je tegen zo iemand? Je begint niet met vragen naar een handtekening of iets dergelijks. Eerst vertel je hoe fantastisch het is om deze persoon te ontmoeten en hoezeer je hem of haar bewondert. Een vorm van adoratie, aanbidding, dus! Dat is voor de betreffende persoon prettiger dan wanneer er alleen vragen gesteld zouden worden. Zo is het ook met God. Hij wil aanbeden worden. Hij wil dat we Zijn Naam verheerlijken. Niet onze problemen en zorgen, maar Zijn grootheid en goedheid hebben het eerste en laatste woord. Vanwege die grootheid en goedheid mogen we Hem met onze woorden en liederen loven en prijzen. Daarbij mogen tieners woorden gebruiken (zeker in hun persoonlijk gebed) die voor hen ontzag en bewondering uitdrukken, ook al zullen ouderen die misschien niet zo herkennen. De voorganger kan hun daarbij een handreiking doen: ‘Zeg maar in jouw persoonlijke gebed dat je God en de Heere Jezus geweldig vindt, en heel bijzonder.’ ‘Our God is an awesome God’ (M.W. Smith).
Met het oog op de kinderen
Vaak is er bij kinderen het besef dat het heel belangrijk is om God te loven en te prijzen. Daar kan in de preek bij worden aangesloten door voorbeelden te geven uit hun eigen leven, in het gezin, op school en in de gemeente, waar dat aanbidden en bewonderen van God plaatsvindt; met het doel dat ze nog meer onder de indruk komen van wie God als heilige Vader is. Ook kinderen zou u woorden kunnen aanreiken die bij hen passen, waarmee zij de Heere God kunnen loven en aanbidden. Zie bijvoorbeeld de kinderliederen Op Toonhoogte 414, 446 en 449.
Pastorale aanwijzingen
Vrijwel iedereen herkent het gegeven dat de lofprijzing en aanbidding van God vaak slechts marginaal in onze gebeden aan de orde komen. De prediker kan hier iets noemen uit zijn eigen ervaring. De eerste bede is een heilzame correctie: eerst Hij, dan wij. Wel moet voorkomen worden dat de hoorder het idee krijgt dat je nooit bij God met de deur in huis zou mogen vallen. De nood kan immers bij tijden zo hoog zijn dat het niet anders kan. De psalmen geven hiervan treffende voorbeelden.
Met het oog op de tieners
Tieners moeten pastoraal aangesproken worden in hun moeite om te bidden, en in dit kader in hun moeite om te aanbidden. Ingegaan kan worden op hun beeld van God en waardoor dat bepaald is. Tegelijk mag richting hen helder doorklinken hoe bewonderenswaardig en aanbiddenswaardig onze heilige Vader is. Concreet kan jongeren de handreiking gedaan worden om hun gebed te beginnen of te eindigen met een lofprijzing op wie God is, zodat hun gebeden in dat kader komen te staan in plaats van dat zij zomaar bij God met de deur in huis vallen.
Met het oog op de kinderen
Moedig de kinderen aan om het Onze Vader hardop aan tafel mee te bidden (of te zingen), zodat het aanbidden en bewonderen van God ook op deze manier geoefend kan worden. Noem hen ook gerust als voorbeeld voor tieners en volwassenen als het gaat om hun vaak spontane loven en danken van God in het gebed.
Liturgische aanwijzingen
-
Psalm 8, 33, 72, 75, 89, 111 en het Gebed des Heeren.
-
LB Gezang 48, 434 en 457.
-
OTH kinderliederen 134 en 442, en ook 408, 410 en 414.
Helpende vormen
Maak een hand-out met daarop de belangrijkste punten van de preek. Gemeenteleden hebben dan ook iets in handen om in de week over door te denken (biddend te verwerken). Het is ook mogelijk de gemeente het Onze Vader te laten meebidden en de uitleg van de catechismus als gebed in deze dienst te kiezen.
Met het oog op de tieners
Het is belangrijk om in de dienst ook daadwerkelijk plaats en tijd in te ruimen voor lofprijzing en aanbidding, en als het mogelijk is tieners daarbij in te schakelen. Misschien kan de tieners via het jeugdwerk gevraagd worden voor deze dienst zelf enkele aanbiddingsliederen te kiezen uit de bundels die in de gemeente gebruikt worden. Als daar ruimte (en voldoende muzikaliteit) voor is in uw gemeente, zouden ze de gekozen liederen ook zelf kunnen begeleiden.
Omdat nogal wat aanbiddingsliederen in het Engelse taalgebied zijn ontstaan, kan de tieners ook gevraagd worden om zo’n lied (plus een vertaling) in de dienst voor te lezen, met een korte uitleg waarom zij dit lied gekozen hebben. Een dergelijke voorbereidende opdracht voor tieners stimuleert hen om voorafgaande aan de dienst al eens goed naar de tekst te kijken!
Met het oog op de kinderen
Ook in het leven van kinderen speelt muziek een grote rol. Al van kleins af reageren de meeste baby’s intensief op muziek. Daarom zijn juist ook voor kinderen muziek en zang mooie manieren om God te prijzen. Als er in uw gemeente een kinderkoor is, zou dat koor misschien wel een of twee ‘kinder-aanbiddingsliederen’ willen zingen. Een dergelijk lied kan natuurlijk ook geciteerd worden in de preek.
Literatuur
-
C.F. Evans, Het Onzevader. Baarn, 1998.