Menu

Premium

17.6. Bidden: leren leven uit vergeving

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 126: Wat is de vijfde bede?

Antwoord: Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Dat wil zeggen: wil ons, arme zondaren, al onze zonden en ook de verdorvenheid die ons altijd aankleeft, omwille van het bloed van Christus niet toerekenen, zoals ook wijzelf het als een getuigenis van Uw genade in ons bevinden, dat het ons vaste voornemen is onze naaste van harte te vergeven.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Ook in deze bede wordt tot uitdrukking gebracht dat christenen onderweg zijn: ook zij hebben dagelijks vergeving nodig, omdat zij nog altijd hebben te strijden met hun zonden. In deze bede vragen christenen om de doorwerking van Gods Koninkrijk in hun eigen leven. Waar in de vorige bede werd gevraagd om de onderhouding van het leven, wordt in deze bede gevraagd om het van de zonden verloste leven. Waar de vorige bede christenen wil oefenen in het dagelijks vertrouwen op God de Schepper en Onderhouder, is deze bede een oefening in het zich verlaten op Christus’ genoegzaam zoenoffer. En, als teken daarvan, het voornemen anderen ook te vergeven.

De leefwereld van de hoorder

Wanneer het gaat om vergeving, dan laat onze maatschappij een paradoxale houding zien. Aan de ene kant is er een sterk toegenomen besef van onze menselijke onvolmaaktheid en de tekortkomingen in ons menselijk handelen die daarvan uiting zijn. En de daarbij horende verontschuldigingen (die soms als een sorry-cultuur worden afgedaan): ‘Ik heb dit met de beste bedoelingen gedaan.’ ‘Met de kennis van nu…’ Of de boekjes waarin bekende Nederlanders (voetballers, tv-persoonlijkheden, acteurs en actrices) zonder enige terughoudendheid hun leven met alle tekortkomingen aan het papier toevertrouwen. Typerend is een uitspraak van schrijfster Marion Pauw: ‘Ik dacht: ik zeg het gewoon allemaal. Mijn huwelijk met mijn tweeëntwintig jaar oudere man liep af doordat ik een relatie met een andere man kreeg. Ja, ik ben feilbaar. Wie niet?’ Aan de andere kant is er een toegenomen roep om vergelding. De media brengen met een ook toenemende gretigheid allerlei misstanden aan het licht. Op allerlei internetfora kookt de volkswoede. De roep om strengere straffen is overal hoorbaar. Daarnaast geven populaire tv-programma’s (Het familiediner, Het spijt me) uiting aan de intense behoefte van mensen om in vrede met hun naasten te leven én hoe moeilijk het is om over de kleinste voorvallen heen te stappen.

Deze paradoxen zijn tekenend voor de gefragmenteerde toestand van onze maatschappij, waarin een ideologisch kader ontbreekt dat mensen levensbeschouwelijk en moreel oriëntatie biedt op het handelen van zichzelf en anderen in deze wereld. Natuurlijk ontbreekt het niet aan opvattingen, maar het is juist een verwarrend amalgaam van uitgesproken en onuitgesproken vooronderstellingen die hierin doorklinken.

Verschillende antropologische vooronderstellingen liggen hieraan ten grondslag. Ten eerste wordt vanuit evolutionair perspectief de vinger gelegd bij de drijfkracht van onze dierlijke driften. Daarnaast beschouwen hersenonderzoekers de vrije wil als een illusie. Aan ons denken liggen louter materiële processen ten grondslag. Vervolgens wordt vanuit een postmodern gezichtspunt gewezen op de duizelingwekkende hoeveelheid aan (interne en externe) factoren en processen die bewust, maar vaker onbewust, op ons inwerken en ons handelen beïnvloeden. En tot slot heerst onder bevolkingsgroepen afkomstig uit met name de islamitische wereld een zogenaamde schaamtecultuur. Daarin draait het niet om schuld, maar om (gekwetste) eer.

Hoe verschillend deze vooronderstellingen onderling ook zijn, de gemene deler is dat zij afscheid hebben genomen van een optimistisch mensbeeld (Verlichting). Zij ondergraven elk op hun eigen wijze de idee dat mensen in staat zijn om op rationele wijze in vrijheid verantwoordelijkheid te dragen – iets wat in het dagelijks leven nog wel vaak als maatstaf wordt gehanteerd (denk bijvoorbeeld aan de opvoeding of aan het strafrecht). Deze nieuwe inzichten stellen grote vraagtekens bij de begrippen rationaliteit, vrijheid, verantwoordelijkheid enzovoort – kortom, bij de menselijke moraliteit.

Daarnaast is het (christelijk) theologisch gezichtspunt als serieus te nemen factor bijna geheel uit het maatschappelijk debat verdwenen. De mens weet zich niet langer geplaatst tegenover een persoonlijk God. Ik zou de stelling willen verdedigen dat met het wegvallen van deze fundamentele notie de dingen zo op drift zijn geraakt. Het christelijk geloof stelt deze wereld en ons mensen tegenover een persoonlijk God, die ons onze verantwoordelijkheid heeft geschonken (naar Gods beeld) en ons daarom verantwoordelijk houdt – tegenover Hem, onszelf, onze medemens en de hele schepping. Het is in die verhouding dat ons handelen morele betekenis heeft, en dat uiteindelijk daarin de begrippen als vrijheid, zonde, schuld, vergeving en bevrijding werkelijk tot hun recht komen. (Voor een indringende wijsgerige analyse: zie A. MacIntyre, After Virtue, p. 1-5. Voor een theologische analyse toegespitst op vergeving: zie M. Volf, Free of Charge.)

Met het oog op de tieners

Deze thematiek behoeft bij kinderen en tieners nauwelijks toelichting. Ongehoorzaamheid, straf, vergeving zijn ‘natuurlijke’ ingrediënten in hun leven. Al snel ontwikkelen zij een gevoel voor onrecht (van ‘hij heeft meer dan ik!’ tot ernstiger zaken als pesten). Hun leefwereld biedt dan ook tal van aanknopingspunten voor de thematiek die in deze bede aan de orde wordt gesteld. Ook een tiener vindt het moeilijker om de ander te vergeven dan het hem aangedaan onrecht te vergelden. Hij vreest dat door zo’n kwetsbare opstelling de ander hem de baas zal blijven, en hij zelf het onderspit moet delven. De vraag naar de vergeving van de eigen zonden tegenover God en zijn naaste wordt daarmee ook verder weggedrukt.

Met het oog op de kinderen

Het vermogen van kinderen om te denken vanuit het perspectief van de ander is nog in ontwikkeling. Dat geldt ook, binnen de kaders van hun belevingswereld, voor het denken vanuit het perspectief van God, van Wie ze veelal nog een sterk mensvormig beeld hebben.

Uitleg

Het antwoord van de catechismus biedt een heldere uitleg van deze bede. Een aantal opmerkingen daarbij:

  • De HC spreekt van ‘arme zondaren’. Dat raakt het gevoel en roept het beeld op van een bedelaar. Als zondaren leven wij in een ellendige toestand en hebben vanuit onszelf niets in te brengen.

  • Dit komt naar voren in de zinsnede ‘al onze zonden en ook de verdorvenheid die ons altijd aankleeft’. Het gaat niet alleen om ons handelen, maar evenzeer om onze verdorven natuur (zie daarvoor Zondag 3, v/a 7 en 8). Juist dit onderstreept ook het belang van het christologisch karakter van het gebed (zie de bijbels-theologische notities hieronder).

  • ‘Niet toerekenen’: kwijtschelden.

  • ‘Omwille van het bloed van Christus’: zie Zondag 5 tot en met 7.

In de zinsnede ‘gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’ wordt de menselijke vergeving als ‘getuigenis’ van Gods genade in ons gezien, en daarmee als uitvloeisel van de vergeving die wij van God hebben ontvangen. Het vat daarmee op treffende wijze het bijbels getuigenis samen.

Bijbels-theologisch moet bij deze bede het christologisch karakter onderstreept worden. Dit is de enige bede die Jezus niet voor Zichzelf hoefde te bidden: Hij was immers zonder zonde. En toch gaat Hij ons ook hierin voor, in Zijn identificatie met de zondaar (‘Hij werd tot zonde gemaakt’, 2 Kor. 5:21) om in het vergieten van Zijn bloed de vergeving van de zonden te schenken (Mat. 26:28).

Vergeving mogen wij dan ook nooit losmaken van de christologie, want dat maakt vergeving goedkoop. Omdat in Christus’ sterven Gods gerechtigheid en barmhartigheid zijn verzoend, mag vergeving niet aan het recht voorbijgaan. Daders moeten daarom ook altijd de gevolgen van hun (mis)handelen onder ogen zien én dragen (opvoeding, strafrecht). Vergeving is dan ook geen afdwingbaar recht – dan zouden de machtsverhoudingen blijven bestaan en niet worden doorbroken. De wijze waarop dictators gratie verlenen is eerder een demonstratie van hun macht dan een uiting van een werkelijke genadige gezindheid. Ten slotte: zoals wij bij Jezus verschillende emoties op onrecht zien (verontwaardiging, verdriet), zo moeten ook gelovigen zich niet schuldig voelen wanneer zij deze gevoelens hebben.

Daarnaast moeten wij ook wijzen op de positieve, helende en genezende werking van vergeving. Jezus is de Heiland, de Heler en Genezer! Vergeving is een nieuw begin en doorbreekt de eindeloze keten van vergelding. Vergeving is daarom ook het begin van genezing, iets wat op een heel mooie wijze naar voren komt in het gesprek tussen Jezus en Petrus in Johannes 21. Uiteindelijk gaat het erom dat dader en slachtoffer samen aan de voet van het kruis knielen – daarin ligt de diepste betekenis van het ‘onze’.

Treffend schrijft Joseph Ratzinger: ‘De bede om vergeving is meer dan een moreel appèl. Dat is ze óók, en daarmee daagt ze ons telkens weer uit. Maar ten diepste is ze, net als de andere gebeden, een christologisch gebed. Ze herinnert ons aan Degene die, om vergeving te bewerken, afgedaald is in alle last en lijden van het menselijk bestaan en die de dood op het kruis heeft willen ondergaan’ (Jezus van Nazareth, deel I, p. 161).

Relevantie van het thema

Deze bede plaatst ons als schepsel en zondaar voor God onze Schepper en Verlosser, en zo als schepsel onder de medeschepselen. Deze bede plaatst ons in de verzoende en daarmee gezuiverde verhouding tot God, en zo in een gezuiverde verhouding tot elkaar. Daarmee is deze bede een dagelijkse inoefening van het feit dat wij als gevallen schepselen mogen leven uit Gods vergeving, en dat dit ook onze omgang met onze naasten stempelt.

Dit gezichtspunt is om twee redenen belangrijk. Ten eerste moeten we leren om de vergeving van onze naasten te zien in het licht van Gods vergeving. Kerkmensen zullen over het algemeen (nog) vertrouwd zijn met woorden als zonde, schuld en vergeving. Wanneer zij deze bede horen, zal de aandacht worden getrokken naar de opdracht om de naaste te vergeven – en alle vragen die dat vanuit de praktijk van het dagelijks leven oproept. Soms zal ook de vraag opkomen waarom gelovigen zelf om vergeving moeten vragen. Al hún zonden zijn toch al vergeven?

En ten tweede moeten we in de maatschappelijke verwarring helder zien wie wij mensen zijn, en hoe in dat licht begrippen als ‘zonde’ en ‘vergeving’ tot hun recht komen. Kerkmensen staan natuurlijk niet buiten de maatschappij. Ook zij ondergaan de invloed van het verwarrende van de maatschappij, en vragen zich af hoe zij dit moeten verstaan vanuit hun geloof. De voorganger heeft de taak om juist dat beeld scherper te stellen en de gemeente de ogen te openen voor wat er op dit punt speelt en welke weg het Evangelie daarin wijst.

Met het oog op de tieners

Het is moeilijk voor een tiener om het onrecht in deze wereld te aanvaarden als een gevolg van de zonde van de mens. In de praktijk betekent dit, dat opkomen voor zichzelf vaak gelijkstaat aan het nemen van wraak. Het enige antwoord hierop, ook voor een tiener, is de koppeling te leggen tussen Gods vergeving en het daaropvolgend vergeven van elkaar. Zo alleen kan tegemoetgekomen worden aan zijn vrees om de onderliggende partij te zijn. Gód doet recht, en dat op Zijn tijd, zelfs bij het grootste onrecht. Wie de ander vergeeft, hoeft niet bang te zijn een ‘doetje’ te worden.

Met het oog op de kinderen

De manier waarop opvoeders met kinderen omgaan, bepaalt ook het godsbeeld van de kinderen. Een kind hunkert naar waardering van de opvoeders. Dit verlangen vormt een goede ingang voor geloofsopvoeding. Verkeerd gedrag van het kind mag best benoemd worden (‘schuld’), maar dat moet wel plaatsvinden op basis van een onvoorwaardelijke acceptatie van het kind door diezelfde opvoeders (‘vergeving’). Zo ziet het kind heel concreet in de ouders wat ze meer en meer bij God mogen gaan ervaren. Wellicht dat onwillekeurig de kinderen ook leren wat het betekent dat de naasten (in dit geval hun eigen opvoeders) hun het verkeerde gedrag vergeven, en zullen ze dat ook zelf leren toepassen op anderen.

Relevante bijbelgedeelten

Hoewel het woord voor ‘schulden’ in het Evangelie van Mattheüs en van Lukas verschilt, is de betekenis feitelijk hetzelfde: wij staan in een schuldige en zondige verhouding tot God. Mattheüs lijkt, in tegenstelling tot Lukas, in zijn tijdsaanduiding ‘als wij vergeven hebben’ (de aoristus), de menselijke vergeving als absolute voorwaarde voor de goddelijke vergeving te stellen. Quod non. Nielsen vat treffend samen: ‘Mattheüs gebruikt de aoristus om het van nu aan definitieve karakter van het vergeven te onderstrepen – het gaat om het nieuwe volk van God dat het Onze Vader bidt! Lucas gebruikt het praesens om de voortdurende noodzaak van het vergeven nadruk te geven’ (Lucas I, p. 329). Het gaat bij beiden om de noodzakelijke correlatie tussen de ons geschonken goddelijke vergeving en de door ons aan anderen geschonken vergeving.

Dit laatste wordt op indrukwekkende wijze uitgewerkt in Mattheüs 18:21-35, de gelijkenis van de onbarmhartige knecht. Op de vraag van Petrus hoeveel keer hij zijn broeder moet vergeven, plaatst Jezus de menselijke vergeving in het kader van de goddelijke vergeving. Het verrassende van deze gelijkenis – en de betekenis ervan draait altijd om de verrassende wending in het verhaal – ligt in de ongekende generositeit van de koning om de torenhoge schuld van zijn slaaf kwijt te schelden; én het in dat licht onbegrijpelijke feit dat deze slaaf zijn mede-slaaf niet wil kwijten – iets wat de andere slaven verdrietig maakt.

Enkele opmerkingen daarbij:

  • De schuld die wij mensen bij God hebben, is torenhoog, onbetaalbaar. In dat licht is de schuld van de mensen onderling zeer gering – wat overigens geen reden is die te bagatelliseren.

  • De goddelijke vergeving is primair en de menselijke vergeving is daarvan uitvloeisel en gevolg. De menselijke vergeving is een noodzakelijk correlaat van de goddelijke vergeving.

  • Wie zijn naasten niet wil vergeven, leeft blijkbaar niet uit de goddelijke vergeving en loopt het gevaar die te verspelen! Opvallend is de nadruk op het feit dat allen in een gelijke verhouding tot de koning en daarmee tot elkaar staan: als ‘mede-slaven’.

  • Zeventig maal zeven maal vergeven is: altijd vergeven. En ook steeds weer bedekken met vergeven, zo gauw wij het aangedane onrecht weer bedenken.

Behartenswaardig zijn de opmerkingen van Ridderbos: ‘De vergeving der zonde is niet een bijkomend, goddelijk correctief op de onvolmaaktheid der menselijke gerechtigheid, maar zij is de noodzakelijke, grondleggende voorwaarde voor de mens om voor God te kunnen bestaan en om in het algemeen de gedachte van “gerechtigheid” toe te laten. (…) Zij vormt het eigenlijke en diepste criterium van des mensen verhouding tot God’ (De komst van het Koninkrijk, p. 201-202). En over de verhouding tussen de goddelijke en menselijke vergeving: ‘In deze drie plaatsen (Mat. 6:12, 13-14 en 18:21-35) ligt vooral ook de nadruk op de onmisbaarheid van de menselijke bereidheid tot vergeving, indien men in de goddelijke vergeving wil delen. Dat is dus weer de voorwaarde-gedachte. Toch wil dat niet zeggen dat het doen der mensen aan het heilswerk Gods voorafgaat. In de gelijkenis van Mat. 18 wordt het eerste juist uit het laatste afgeleid (…) niet als grond (…) maar noodzakelijk accompagnement’ (p. 224). Dit wordt ook door Paulus onderstreept wanneer hij schrijft: ‘en vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft’ (Ef. 4:32b).

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

De gemeente heeft geleerd dat zij in deze bede zich tegenover God geplaatst weet als gevallen schepselen die mogen leven uit Gods vergeving door Christus’ verzoenend sterven – elke dag opnieuw. En als uitvloeisel daarvan weet ze zich opgeroepen deze vergevingsgezindheid ten opzichte van de medeschepselen uit te dragen.

Homiletische aanwijzingen

Een goede insteek zou zijn om te stellen dat vergeving iets is wat wij allen nodig hebben, maar wat wij op onze beurt niet gemakkelijk aan een ander verlenen. Dat kan op allerlei manieren worden geïllustreerd (zie ‘Leefwereld’).

Hoezeer de context ook kan verschillen, het thema is iets van alle tijden. Kijk naar Petrus die aan Jezus de vraag voorlegde hoe vaak een ander moet vergeven worden – en de herkenbare problematiek die aan die vraag ten grondslag ligt. Dat biedt de gelegenheid om de gelijkenis aan de orde te stellen die Jezus als antwoord geeft. Homiletisch komt het erop aan de twee verrassende wendingen uit deze gelijkenis ook werkelijk tot uiting te laten komen; en de performatieve lading ervan, wat het wil uitwerken.

1. Allereerst de ongekende generositeit van de koning. Hierbij komt naar voren wie wij voor God zijn en wie God voor ons is. Dat biedt een goede mogelijkheid om de huidige maatschappelijke context ter sprake te brengen: dat wij niet zomaar onvolmaakte mensen zijn, maar als diep gevallen schepselen tegenover God staan (denk aan het woordje ‘arme’ uit de HC); en dat slechts vergeving van Gods kant in die verhouding een wending kan brengen – en dat dat niets van doen heeft met ‘sorry’, de verontschuldiging dat ook wij niet volmaakt zijn.

Het is goed om hier een kleine culturele analyse te bieden: hoe door het verdwijnen van dit fundamenteel theologisch gezichtspunt het zicht is verloren op wie wij zijn, en op wat zonde en vergeving is. Beschrijf hoe verwarrend dit doorwerkt en benadruk het bevrijdend verschil dat het geloof maakt! In deze bede mag de gemeente zich elke dag opnieuw zo voor God stellen.

2. De tweede verrassende wending in de gelijkenis is dat de slaaf wiens torenhoge schuld is kwijtgescholden, op zijn beurt zijn medeslaaf zijn schuld niet wil kwijtschelden. Want juist in het licht van onze eigen vergeving is de vergeving van onze naaste geboden. Dit vraagt veel pastoraal invoelingsvermogen. De ene situatie is zeker de ander niet! Daarom is het goed om aan te geven wat vergeving niet is:

  • Vergeving is niet: voorbijgaan aan het recht (hierin zou ook de toegenomen roep om vergelding betrokken kunnen worden). Dit is met name ook van belang in situaties waarin vergeving ‘onmogelijk’ op te brengen lijkt, zoals in geval van seksueel misbruik of ander diepingrijpend onrecht. In zulke situaties betekent vergeving: zo’n onmogelijke situatie in Gods handen geven. Hij zal uiteindelijk oordelen.

  • Vergeving neemt niet weg dat mensen de gevolgen van hun (mis)handelen onder ogen moeten zien én dragen.

  • Vergeving is geen afdwingbaar recht.

3. Juist wanneer de christologische lijn wordt doorgetrokken, kan weer worden teruggebogen naar het startpunt van de gelijkenis: wie wij, ook als slachtoffers, zijn voor God en wat Christus voor ons heeft gedaan. Dan komt het op de heel indringende vraag aan: hebben wij voor onszelf Gods vergeving in Christus ook werkelijk geaccepteerd? Ook daarin is het Evangelie tegelijk kritisch én bevrijdend: kritisch over de mate waarin wij vergevingsgezind zijn; en bevrijdend wanneer wij de werkelijke bevrijdende en daarom ook helende en genezende werking van Gods vergeving laten doorwerken in ons leven en dat van anderen. Een prachtig voorbeeld is het verhaal dat iemand mij eens vertelde, dat hij in het politiebureau stond tegenover de mensen die bij zijn bedrijf hadden ingebroken, en zich afvroeg: ‘Wat is nu het verschil tussen mij en hen?’ En dat hij dacht: ‘Genade!’ Want ook al zijn onze zonden eens en altijd door Christus’ dood vergeven, bepaalt dat ook werkelijk altijd onze omgang met onze naaste?

4. Zo vormt de gemeente de gestalte waarin daders en slachtoffer naast elkaar aan de voet van het kruis knielen – en dat mag de gemeente elke dag inoefenen wanneer zij deze bede bidt.

Met het oog op de tieners

Jongeren en tieners hebben al snel een gevoel voor deze thematiek. De opvoeding is wat dat betreft een kraamkamer waarin zij gevoel voor recht en onrecht, straf en vergeving ontwikkelen. Op tal van punten kunnen zaken uit hun leefwereld geïllustreerd en in de preek vervlochten worden.

Opmerkingen van klasgenoten over het uiterlijk maken heel onzeker en roepen reacties van wrok en wraak op. Dat geldt ook voor vriendschappen die ophouden te bestaan, omdat anderen zogezegd nu leuker en interessanter zijn geworden. Dan is het noodzakelijk om de tieners indringend te vragen of de Here ook hiervan afweet. Ze mogen beseffen dat de Here oog heeft voor ons totale leven, juist ook voor de dingen waar wij ons kwetsbaar in voelen. Dat helpt hen om niet om te zien in wrok. Deze bede uit het Onze Vader wil hen daarbij leiden.

Met het oog op de kinderen

Straf is in de beleving van het kind een logisch gevolg van oneerlijk gedrag. Dat maakt het niet eenvoudig om het dragen van de straf door de onschuldige Christus, als noodzakelijke basis voor de vergeving van de zonden, uit te leggen aan kinderen. Het is in hun beleving oneerlijk dat juist de Here Jezus gestraft werd om iets wat Hij niet had gedaan. Het is dan ook belangrijk om dat gevoel van oneerlijkheid te benoemen, omdat zo het geheim van het christelijk geloof helder wordt: de Here Jezus wilde Zelf als zondeloos mens de straf dragen die wij hebben verdiend, zodat wij niet meer hoeven te boeten voor wat wij verkeerd hebben gedaan. Pas als dit enigszins gaat beklijven, is er ruimte om kinderen te leren dat het dragen van onrecht in hun eigen leven niets is in vergelijking met het onrecht dat Jezus heeft gedragen en dat wij Hem hebben aangedaan.

Pastorale aanwijzingen

Dat Jezus Christus vergeving schenkt, is werkelijk een bevrijdend Evangelie. De verwevenheid van de vergeving door Christus en het vergeven van elkaar maakt een preek over dit onderwerp niet alleen bevrijdend, maar ook spannend. Pastoraal luisteren de zaken dan ook nauw en het is belangrijk dat de voorganger deze gevoeligheid van het thema beseft. In de ‘Homiletische aanwijzingen’ zijn al pastorale aspecten verwerkt. Daarnaast kan een voorgesprek met gemeenteleden (zie ook bij ‘Helpende vormen’) de voorganger ook extra gevoelig maken voor de thematiek.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 32 is een lied waarin de psalmist zijn zonden niet langer verzwijgt, maar aan God bekendmaakt – en vertelt over de enorme bevrijding die dat voor hem betekent.

  • Psalm 51 is een van de boetepsalmen, waarin David zijn zonde met Bathseba belijdt. De psalm raakt door het diepe zondebesef en het berouw hierover.

  • Andere psalmen waarin wordt gevraagd om vergeving, zijn Psalm 6, 25, 65, 79, 103, 130.

  • In Gezang 285, 324, 365, 436, 440 (Liedboek voor de Kerken) wordt het leven uit Gods vergeving uitgezongen.

  • Er zijn geen psalmen waarin de vergeving van de naaste een plaats heeft. In de gezangen komt dat wel voor, zoals Gezang 285 en 324 (LvdK).

Helpende vormen

Vanwege de pastorale gevoeligheid kan het goed zijn om voorafgaande aan de dienst dit thema door te spreken met een groep gemeenteleden. Met name rond het vergeven van elkaar kunnen er veel vragen liggen. Een boekje dat helpend kan zijn voor mensen die worstelen met vragen over vergeving, is Altijd vergeven? van Nico van der Voet. Het bevat bovendien heel wat voorbeelden die in de preek gebruikt kunnen worden.

Met het oog op de tieners

Voorbeelden waarin sprake is van schuld en vergeving in intermenselijke relaties, kunnen als opstap dienen om de betekenis van deze bede uit het Onze Vader aan te tonen. Zo worden de tieners geholpen de samenhang te ervaren die het geloof in God biedt in de gefragmentariseerde samenleving waarvan ook zij deel uitmaken.

Met het oog op de kinderen

Een verhaal dat rijk is aan symbolische taal is een goed middel om de begrippen ‘schuld’, ‘vergeving’ en ‘de naaste’ bijbelse inhoud te geven. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door kinderen als personages in zo’n verhaal te laten optreden. De kinderen kunnen zich dan gemakkelijk met deze personages identificeren. De verhalen van Max Lucado zijn een goed voorbeeld van voor dit doel bruikbare verhalen.

Literatuur

  • MacIntyre, After Virtue. A study in moral theory. Londen, 2e druk, 1985.

  • J.T. Nielsen, Het Evangelie naar Lucas I. Nijkerk, 1986.

  • Joseph Ratzinger Benedictus XVI, Jezus van Nazareth. Deel I: Van de doop in de Jordaan tot de Gedaanteverandering. Tielt, 2007.

  • H. Ridderbos, De komst van het Koninkrijk. Jezus’ prediking volgens de synoptische evangeliën. Kampen, 3e druk 1985.

  • Nico van der Voet, Altijd vergeven? Zoetermeer, 1996.

  • M. Volf, Free of Charge. Giving and Forgiving in a Culture stripped of Grace. Grand Rapids, 2005.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken