3. Woord en werkelijkheid
De preek als gebeuren in het midden van de gemeente voor Gods aangezicht
Inleiding
De preek is de kern van de protestantse eredienst. De correctie die de Reformatie heeft willen maken om het Woord weer een centrale plaats in te laten nemen in het midden van de gemeente – met de eredienst op zondag als hoogtepunt – is duidelijk geslaagd. De nadruk op de verkondiging van het Woord is in alles zichtbaar en waarneembaar in de erediensten. Dat God zichzelf openbaart in zijn Woord aan de gemeente die samenkomt rondom dat Woord is een helder uitgangspunt.
De preek is bij uitstek de plaats waarin het Woord wordt opengelegd in het midden van de gemeente. We kunnen zeggen dat we ons tijdens de preek op heilige grond bevinden. Het gebeuren van de preek is een heilig gebeuren omdat God zelf spreekt door zijn Woord. Gods missie met deze wereld wordt in de preek sterk geconcentreerd onder ‘woorden’ gebracht. Deze inzet maakt direct duidelijk dat we de preek serieus nemen omdat het Woord van God openligt en wordt verkondigd. Zonder Woord van God kan er geen sprake zijn van een eredienst.
Tegelijkertijd belijden we in onze protestantse traditie dat Gods Woord wordt verkondigd in het midden van de gemeente. Dat betekent dat de werkelijkheid van die gemeente een gegeven is. Daar kunnen we niet omheen, daar mogen we niet omheen en gelukkig hoeven we daar ook niet omheen. De gemeente ontvangt het Woord van God. Er is dus sprake van een Boodschap, een Zender en een ontvanger die tot elkaar in relatie staan. Zonder werkelijkheid is er geen eredienst: in de eredienst ontmoeten Woord en werkelijkheid elkaar. De gemeente speelt dus ook eenwezenlijke rol in de eredienst. Ogenschijnlijk is zij vaak passief, zeker tijdens de preek. Maar hopelijk is dat gezichtsbedrog en speelt de gemeente, midden in haar werkelijkheid, een actieve rol, juist ook tijdens de preek! De veronderstelling in dit artikel is dat er tijdens de preek altijd iets plaatsvindt. Iedereen die een preek hoort is onderdeel van een gebeuren waarin het Woord iets zal doen in haar of zijn werkelijkheid. Niemand zal onveranderd onder een preek vandaan komen. Er zijn emoties gedeeld, er is kennis overgedragen, er is een oproep gedaan tot handelen, bepaalde (geloofs)beelden zijn bijgesteld, andere (geloofs)beelden zijn bevestigd. Er is altijd iets gebeurd, bij iedereen, jong of oud, in positieve of in negatieve zin.
De eredienst met de preek in het hart is een gebeuren in het midden van de gemeente. En als we gemeente zeggen, dan bedoelen we het geheel van de gemeente. De kinderen en de jongeren maken daar net zo goed deel van uit als de volwassenen en de bejaarden. Dit gebeuren, waarin Gods Woord op de werkelijkheid van de gemeente wordt betrokken, staat centraal in dit artikel. In dit artikel wordt deze onderlinge relatie tussen Woord en werkelijkheid nader verkend en in kaart gebracht. Het gaat hier dan vooral om het hermeneutisch proces van de preek, waarbij de werkelijkheid specifiek wordt gezien vanuit het perspectief van kinderen en jongeren.
Woord en werkelijkheid in contact gebracht
Volgens A. Zwiep heeft het Griekse woord waar het woord ‘hermeneutiek’ van is afgeleid drie betekenissen: (i) onder woorden brengen, (ii) vertalen en (iii) verklaren. Deze vormen ook de kern van een preek. De preek is een hermeneutisch proces waarin de inhoudvan het Woord in contact wordt gebracht met de leef- en belevingswereld van de hoorders, waarin het heil onder woorden wordt gebracht, waarin de Schrift verklaard wordt en het evangelie wordt doorvertaald naar het leven van de hoorders. In dit proces is sprake van een heen-en-weer bewegen tussen Woord en werkelijkheid. Hierbij worden Woord en werkelijkheid dus als twee aparte grootheden, of twee aparte dimensies gezien die tijdens de preek met elkaar in contact worden gebracht. In onderstaand model is dat weergegeven.
Het lijkt vanzelfsprekend om te zeggen dat de preek een gebeuren is waarin Woord en werkelijkheid op elkaar betrokken worden. Tegelijk blijkt dat deze onderlinge verhouding tussen Woord en werkelijkheid op heel veel verschillende manieren kan plaatsvinden.
De werkelijkheid van kinderen en jongeren is een eigen werkelijkheid. Deze werkelijkheid is duidelijk te onderscheiden van de werkelijkheid van oudere gemeenteleden. Dit heeft, zoals al beschreven werd, twee dimensies: (i) er is sprake van een eigen jeugdcultuur, ook al valt die nog niet zo eenvoudig te definiëren en (ii) met name bij het omgaan met kinderen en jongeren spelen ontwikkelingspsychologische aspecten een veel grotere rol dan op latere leeftijd. Als we dus in onze preken rekening willen houden met de werkelijkheid van kinderen en jongeren, zullen ook deze aspecten in ogenschouw genomen moeten worden.
Verschillende werkelijkheden
De kinderen en jongeren in de kerk zijn volop onderdeel van het gebeuren van de preek. Het kleine meisje dat met haar hoofd opde schouder van haar vader ligt te dromen, zal altijd bekende en onbekende woorden opvangen die iets met haar doen. De tiener die vol enthousiasme bezig is met zijn geloof, maar vol kritische vragen zit over de manier waarop het geloof vorm wordt gegeven in de (traditionele) gemeente, zal de woorden van de preek kritisch wegen en zal de manier waarop de preek wordt gehouden kritisch vergelijken met het enthousiaste verhaal dat hij de week ervoor in een evangelische gemeente heeft gehoord. De jongere van wie zojuist de verkering na drie jaar is uitgegaan zal de preek over Gods leiding in je leven op een bepaalde manier verstaan.
Genoemde voorbeelden maken duidelijk dat er sprake is van een verscheidenheid aan werkelijkheden, afhankelijk van de diversiteit in de gemeente (bijvoorbeeld opleidingsniveau, werkkring, sociale verbanden, persoonlijke situatie, levensfase). Dat maakt een preek tot een moeilijke en complexe onderneming. Het is natuurlijk onmogelijk voor een predikant om aandacht te geven aan al deze verschillende werkelijkheden van de hoorders. Toch is het antwoord om dan maar geen rekening te houden met een verscheidenheid aan werkelijkheden te gemakkelijk gegeven. Omdat de subgroepen kinderen en jongeren in de gemeente zulke wezenlijke subgroepen zijn, mag het specifiek aanspreken van deze groepen in hun werkelijkheid tijdens een preek niet ontbreken. De kinderen en de jongeren hebben juist een eigen specifieke aandacht nodig omdat zij nog volop in de fase van het inwijden in de gemeente zitten. Een mooi voorbeeld van het aanspreken van verschillende subgroepen, inclusief de kinderen, vinden we bij Paulus in Kol. 3:18-25.
Het pleidooi in dit boek is daarom dat de werkelijkheden van de subgroepen kinderen en jongeren specifiek aan bod komt in (ieder geval in) elke (ochtend)dienst. Dat hoeft niet gedurende de hele preek, mits er een aantal momenten is waarin de kinderen en de jongeren erkend worden in hun werkelijkheid. Dat hoeft niet elke week evenveel te zijn, maar het zou wel elke week moeten gebeuren.
Meeleesgroepen
Het is onmogelijk om de behoeften van elke doelgroep een plek te geven in de preek. Desalniettemin is het mogelijk in de voorbereiding diverse doelgroepen te peilen naar praktische voorbeelden en ervaringen rondom de centrale tekst van de preek. In diverse gemeenten zijn hiervoor meeleesgroepen in het leven geroepen om de predikant te ondersteunen in het vertalen van de preek naar de diverse doelgroepen. Een dergelijke meeleesgroep bestaat uit personen die een doorsnede van de gemeente representeren. De predikant bericht de meeleesgroep zijn tekstkeuze waarop de diverse leden (moeder, jongere, accountant, student, verpleegkundige, manager etc.) vanuit eigen perspectief en context een reactie geven. In dit proces zouden eenvoudig enkele social media ingezet kunnen worden. Zo kan een predikant zijn preektekst via Twitter wereldkundig maken en korte reacties ontvangen van de overwegend volwassen twitteraars. Een poll (peiling) op Hyves zou jongeren kunnen betrekken bij het preekvoor-bereidingsproces.
Niet kiezen is ook kiezen
Op de verhouding tussen Woord en werkelijkheid bestaan verschillende visies. De (al dan niet bewuste) keuze voor een visie kan afhangen van de theologische positie of van een specifieke voorkeur van de predikant, omdat het nu eenmaal past bij zijn persoon. Welke visie ook wordt aangehangen, de predikant zal zich in alle gevallen bewust moeten zijn van de werkelijkheid waarin het Woord wordt verkondigd. Of er nu sprake is van een sterk kerygmatisch uitgangspunt in de lijn van Luther of Barth, of dat er een voorkeur is voor didactische preek zoals Calvijn ons heeft geleerd, of dat er sprake is van een pastorale insteek, de werkelijkheid is en blijft een gegeven. Het niet meenemen van de concrete werkelijkheid van de gemeente – in de veronderstelling dat een deductieve verkondiging van het Woord boven elke werkelijkheid staat – is ook een bepaalde benadering van de werkelijkheid. Dit is echter wel een benadering waarbij vraagtekens gezet moeten worden, want de werkelijkheid waarin het Woord wordt verkondigd wordt dan geen recht gedaan. Een vooronderstelling dat de werkelijkheid wel in één (theologisch) concept kan worden samengevat (‘we zijn allen zondaars’ of ‘we zijn allen onderdeel van het verbond’) blijft ook problematisch in de hermeneutische uitwerking, aangezien de werkelijkheid (ook theologisch gezien) complexer is dan één (theologisch) thema.
In dit verband kan een aantal vragen boven komen: Het evangelie is toch krachtig genoeg om elke werkelijkheid binnen te dringen en om het hart van de hoorder te bereiken? Het is toch de kracht van Gods Geest die werkzaam is om het Woord te laten landen in de werkelijkheid? Als we ‘gewoon’ het Woord verkondigen, mogen we toch geloven en vetrouwen dat het relevant zal zijn en worden voor de hoorders, inclusief de kinderen en de jongeren? Is het opzetten en volgen van een ‘hermeneutische’ strategie niet veel te maakbaar en te menselijk gedacht? Dit zijn serieuze vragen die gesteld mogen en moeten worden.
Toch moeten we als antwoord op deze vragen zeggen dat in elke preek de vertaalslag vanuit het Woord naar de werkelijkheid gemaakt wordt en moet worden door de gekozen woorden van de prediker. Als we zeggen dat we ‘gewoon’ het Woord verkondigen en dat de ‘Geest het is die de woorden doet landen in de werkelijkheid’ gebeurt dat door middel van woorden die de prediker als hermeneut heeft gekozen. Het is bijzonder dat de Geest juist mensenwoorden uit deze werkelijkheid wil inzetten om Gods Woord te verkondigen. Hoe dicht we ook bij Gods Woord kunnen leven en willen leven, hoe dicht onze werkelijkheid ook komt bij de bedoelde werkelijkheid van God in Zijn Woord, er blijft een afstand bestaan tussen Woord en werkelijkheid. Deze vallen niet samen. Er is een afstand in tijd, in ruimte en in beleving tussen Gods Woord en onze werkelijkheid. Deze afstand kan niet zomaar terzijde worden geschoven. Er zal altijd sprake zijn van een vertaalslag van het Woord naar de werkelijkheid. Wanneer het verkondigen van Gods Woord betekent dat alleen het Woord (theologisch en dogmatisch)wordt uitgelegd en in een kader wordt geplaatst in de preek, is ook dat een hermeneutische strategie, namelijk een strategie waarin niet of nauwelijks recht wordt gedaan aan de werkelijkheid van het hier en nu waarin de hoorder zich bevindt.
Een hermeneutisch schema
Elke preek is een hermeneutisch proces waarin het Woord en de werkelijkheid op elkaar worden betrokken. Voor een groot deel is dat een open proces dat mede afhangt van de situatie van de hoorder. Het hermeneutisch proces kan niet volledig ‘gestuurd’ of ‘geregisseerd’ worden. Dat wil echter niet zeggen dat bij de voorbereiding van de preek geen aandacht aan dit hermeneutisch proces gegeven moet worden. Voor de hermeneutische lijn in de preek is het van belang een bewust doordachte hermeneutische strategie te hanteren, waarin keuzes worden gemaakt voor de hermeneutische lijn in de preek. Door hier in het voorbereidingsproces van de preek bij stil te staan kan ook een bewuste en weloverwogen keuze gemaakt worden voor de ruimte die gegeven wordt in de preek aan de verschillende subgroepen in de gemeente.
Het kan behulpzaam zijn om in het voorbereidingsproces van de preek een aantal handvatten te hebben waarmee getoetst kan worden of de verschillende hermeneutische stappen en de verschillende doelgroepen (kinderen, jongeren en volwassenen) van de preek ook voldoende aan bod komen. Nu kan vanzelfsprekend nooit in elke preek elke doelgroep volledig aan bod komen. Het is echter wel van belang om kritisch te kijken of bepaalde groepen niet structureel te weinig aan bod komen. Een hulpmiddel hiervoor is het hermeneutisch schema dat weergegeven is in bijlage 1.
In dit schema wordt de preek onderverdeeld in verschillende fragmenten (de preekonderdelen zoals weergegeven in de kolommen 1 en 2). Per fragment kan een subgroep van de hoorders worden gedefinieerd die in dat deel van de preek specifiek wordt aangesproken in taal, in voorbeelden en in boodschap.
Vervolgens kan worden aangegeven welk type verkondiging het specifieke fragment is. Is het meer beeldend door het gebruik van een voorbeeld, is het meer lerend door de uitleg of wordt er een appèl gedaan op de hoorders? In de tabel is dit aangegeven met ‘soort fragment’.
Ten slotte kan het fragment worden ingedeeld op basis van de onderdelen van het hermeneutisch model dat hieronder verderwordt uitgewerkt. Hierbij zijn in het bijzonder de overgangen van de verschillende fragmenten van belang. In tabel 1 staat als voorbeeld dat het eerste fragment uit de actuele werkelijkheid komt en dat het tweede fragment een actuele tekst is, speciaal gericht op kinderen. Er zal dus een overgang gemaakt moeten worden tussen deze twee fragmenten. Bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Beste kinderen, jullie kennen misschien wel dat bekende liedje dat over vriendschap gaat. Nou, dat liedje geeft precies aan waar we het vanmorgen over gaan hebben’
Dit hermeneutisch schema kan bij het maken van een opbouw van de preek gebruikt worden. Het schema kan ook gebruikt worden om een reeds bestaande preek te analyseren, met het oog op een evaluatie van die preek. Ook zou dit schema eventueel gebruikt kunnen worden bij een preekbespreking tussen predikant en kerkenraad of predikant en een aantal ouders of de jeugdraad.
De keuze van een hermeneutische strategie
Om de hermeneutische strategie verder te onderbouwen en uit te werken kan het hermeneutisch model, zoals hierboven weergegeven in figuur 1, uitgebreid worden.
Evert Jonker doet dit door aan het algemene model ‘actuele teksten’ en ‘werkelijkheid toen’ toe te voegen.
Jonker, E.R., Aan het Woord komen, Zoetermeer 1999.
Met ‘actuele teksten’ worden hedendaagse teksten (bijvoorbeeld literatuur, songteksten, krantenartikelen) bedoeld die bekend zijn bij de hoorder. Met de ‘werkelijkheid toen’ wordt een omschrijving van de leef- en belevingswereld ten tijde van de bijbeltekst bedoeld. Dit leidt uiteindelijk tot een hermeneutisch vierkant waarvan de hoekpunten van dat vierkant onderling met elkaar in relatie staan. In de wijze waarop de hoekpunten met elkaar worden verbonden, krijgt volgens Jonker het hermeneutisch proces dan gestalte. Het hermeneutisch vierkant van Jonker kan als volgt – op basis van een eigen weergave – in model worden gebracht:
In dit model wordt zichtbaar dat er in het hermeneutische proces een aantal middelen beschikbaar is dat het verstaan en vertolken kan ondersteunen. Deze middelen liggen op de verschillende lijnen tussen de hoekpunten.
In een preek kunnen de volgende middelen ingezet worden om het hermeneutisch proces tussen Woord en werkelijkheid te ondersteunen:
Op de lijn bijbeltekst – werkelijkheid toen: door in de preek te beschrijven wat de tekst betekend moet hebben in de tijd van het bijbelverhaal, in die werkelijkheid, kan de bijbeltekst dichterbij brengen voor de hoorders van nu. Er kan bijvoorbeeld iets over de emoties van de discipelen worden gezegd: ‘De discipelen voelden zich echt een beetje boos worden toen de Heere Jezus weg was gegaan. Hoe kon Hij nu weggaan terwijl er nog zo veel mensen genezen konden worden door Hem.’ Een dergelijk fragment kan dienstbaar zijn aan de verhouding tussen Woord en werkelijkheid nu: kinderen bijvoorbeeld kunnen zich dit goed voorstellen en worden dan als het ware meegenomen naar de eigen emoties die de bijbeltekst oproept.
Op de lijn bijbeltekst – actuele tekst: door bijbelteksten te vergelijken met actuele teksten kan extra inzicht ontstaan in de betekenis van een bijbeltekst. Door bijvoorbeeld een fragment uit een bekend lied van de populaire zanger Marco Borsato te noemen kan in één keer duidelijk worden dat de bijbeltekst andere betekenis toekent aan de bestemming van het leven dan heel veel mensen tegenwoordig doen (uit: ‘De bestemming’: ‘Ik lig op m’n rug in het gras en aanschouw de maan – ik vraag haar of zij misschien weet waarom wij bestaan – waarom we worden geboren en straks weer gaan – maar ze zwijgt en kijkt me lachend aan – laat me zien – waar ik voor leef – laat me voelen wat ik geef – één moment zodat ik weet – dat alles niet voor niets is geweest). Vooral voor jongeren kan zoiets herkenning oproepen.
Door in een preek bewust deze ondersteunende middelen in te zetten kan er een hermeneutische strategie worden ontwikkeld die concreet ingaat op de werkelijkheid van een aantal subgroepen in de gemeente. Elke subgroep heeft verschillende manieren waarop de werkelijkheid nu beleefd en ervaren wordt. Door verschillende ondersteunende middelen in te zetten kunnen vanuit dezelfde bijbeltekst de verschillende werkelijkheden worden aangesproken. Zoals eerder gezegd hoeven alle subgroepen niet elke zondag in dezelfde mate aan bod te komen. Het is wel aan te bevelen elke zondag een aantal fragmenten in de preek op te nemen met het oog op kinderen en jongeren, omdat juist hun werkelijkheid, hunleef- en belevingswereld soms zo ver af staat van die van de ouderen in de gemeente.
Ontmoeting tussen ‘Woord van God’ en ‘werkelijkheid nu’ nader bezien
Zoals hierboven al is verwoord is het hermeneutisch vierkant van Jonker enigszins aangepast weergegeven. Daar waar Jonker spreekt over ervaring-van-toen en ervaring-van-nu, gaan wij in het kader van de preek uit van werkelijkheid-van-toen en werkelijkheid-van-nu. Dit is een breder kader dan alleen (individuele) ervaring. Door over werkelijkheid te spreken geven we aan dat ook de werkelijkheid van het geheel van de gemeente, maar ook de werkelijkheid van een bepaalde subgroep van belang is (groepscultuur). Uiteraard blijft de individuele werkelijkheid van de hoorder met zijn ratio, zijn gevoel en zijn wil ook van groot belang. Het (geloofs)leven van de gemeente als geheel én het (geloofs)leven van de individuele hoorder wordt aangesproken door Gods Woord.
Een tweede aanpassing betreft het centraal stellen van de relatie tussen Woord en werkelijkheid. Deze beweging is de hoofdbeweging van de preek. De bewegingen tussen de andere hoekpunten staan in dienst van deze hoofdbeweging. Het is daarom beter om het model in figuur 2 iets anders weer te geven:
‘Woord van God’ en ‘werkelijkheid nu’: eenzijdig in aanvang, tweezijdig in uitwerking
Het hermeneutisch proces in een preek is niet zomaar een wisselwerking tussen spreker en gehoor zoals een toespraak, redevoering of conference dat wel is. Als Gods Woord klinkt en open gaat bevinden we ons, zoals in de inleiding ook is aangegeven, op heilige grond. Elk antwoord op Gods Woord is van een andere orde. Er is sprake van een andere orde vanwege het verschil tussen Schepper en schepsel, maar ook het verschil tussen Heilige God en zondige mens.
Dit uitgangspunt kan aanleiding geven tot de gedachte dat de menselijke inbreng in het hermeneutisch proces geen enkele waarde heeft. De mens heeft toch uit zichzelf niets in te brengen en zoekt toch niet zijn eigen heil als het heil wordt verkondigd in de preek? Zou het dan niet beter zijn dat in het model het hermeneutisch proces wordt weergegeven als een verticale lijn waarin Gods Woord van boven naar beneden wordt weergegeven en de lijn vanuit de werkelijkheid van de mens wordt geschrapt? Een preek is toch verkondiging die de gemeente ondergaat en het is toch Gods Geest die zal zorgen voor de uitwerking van het verkondigde Woord als de ‘naprediker’?
Nu komen we op een spannend punt. Zou het niet zo kunnen zijn dat het allebei waar is? God spreekt als eerste in Zijn Woord. Dat Woord staat centraal in de eredienst, daar mogen en willen we niets aan afdoen. Er is maar één grond waarop we als gemeente kunnen samenkomen en dat is Gods genade. De eredienst en de preek als hart daarvan is eenzijdig in aanvang.
Tegelijkertijd mogen we zeggen dat Gods Woord in deze werkelijkheid is geopenbaard. Midden in de realiteit van het leven worden Gods Woorden toegepast en hebben deze Woorden betrekking op de gehele werkelijkheid. Overal in Gods Woord horen we de oproep tot antwoord. Overal in Gods Woord zien we de menselijke emoties, het menselijk denken, het menselijk handelen als een beoogde reactie op Gods Woord. Juist in de preek zal daar dan aandacht voor moeten zijn, voor de mens in heel zijn bestaan, in zijn werkelijkheid, als schepsel, als zondaar, als kind van het verbond. Er zal aandacht moeten zijn voor de mens als burger in de samenleving, voor de mens in zijn familie, in zijn gezin en in de gemeente. Die hoorder wordt in de preek opgeroepen om antwoord te geven op Gods Woord. De hoorder heeft daarin ook een ver-ant-woordelijkheid. De eredienst, en de preek daarvan als het hart, is dus tweezijdig in uitwerking. Dit alles geldt ook voor de hoorder als kind en als jongere. Ook die werkelijkheid is volop aanwezig in de eredienst en zal volop gehonoreerd moeten worden.
Voortgaan in de traditie die ons is gegeven
Nu zou de indruk kunnen ontstaan dat bij elke preek de vertaalslag van Gods Woord naar onze werkelijkheid opnieuw gemaakt moet worden. In principe is dat natuurlijk ook het geval. Elke preek is een uniek gebeuren in de tijd en in de werkelijkheid. Tegelijkertijd mogen we weten dat we in een lange traditie gaan van uitleg van Gods Woord en toepassing in de werkelijkheid. Deze rijke traditie is een belangrijke bron om uit te putten. Gods Geest heeft door de eeuwen heen veel mensen geïnspireerd om zijn Woord uit te leggen en toe te passen. Deze inspiratie kan en mag bij de voorbereiding van een preek goed gebruikt worden.
In lijn met het hiervoor gebruikte model zouden we deze bron van de traditie kunnen onderscheiden in ‘teksten’ en in ‘toepassingen’. De ‘teksten’ zijn in deze definitie gerelateerd aan het Woord. Dit kunnen bijbelverklaringen, belijdenissen, oude preken en andere teksten zijn gericht op de uitleg van Gods Woord. De ‘toepassingen’ zijn voorbeelden van toepassingen van Gods Woord in het verleden, zeg maar Gods grote daden in de geschiedenis. Dat kan zijn in de ‘grote’ kerkgeschiedenis, maar ook – meer dichtbij – uit de geschiedenis van de gemeente of families of gezin. Zie ook het figuur op de volgende pagina.
Ook bij het preken voor kinderen en jongeren zijn er veel voorbeelden en mogelijkheden van ‘teksten’ en ‘toepassingen’ die gebruikt kunnen worden in een preek om kinderen en jongeren erbij te betrekken. Dit kunnen teksten zijn waar op een eenvoudige manier een bijbeltekst wordt uitgelegd of een beeld wordt gebruikt waardoor een bijbeltekst in één keer duidelijk wordt voor kinderen en/of jongeren. Het is aan te bevelen om concrete voorbeelden hiervan als predikant te verzamelen om in de toekomst te kunnen gebruiken. In de gemeente en ook in families is er tal van herinneringen aan bijzondere momenten waarop de toepassing van Gods Woord op de werkelijkheid van grote betekenis is geweest. Het is goed om als predikant open te staan voor deze verhalen uit de gemeente of uit de families tijdens bijvoorbeeld het pastoraat en aantekeningen te maken van deze verhalen. Deze verhalen kunnen dan eventueel een keer aangehaald worden in een preek, uiteraard rekening houdend met de pastorale gevoeligheden. Vooral voor kinderen en jongeren komen concrete voorbeelden uit hun eigen werkelijkheid erg dichtbij, bijvoorbeeld wanneer iets verteld wordt over wat de kinderen hebben meegemaakt op de kinderclub. Zowel bij het gebruik van ‘teksten’ als ‘toepassingen’ uit het verleden moet rekening gehouden worden dat ook hier sprake is van een tijds- en werkelijkheidsverschil. Het taalgebruik en de voorbeelden kunnen niet altijd één-op-één worden toegepast in het heden. Juist onder kinderen en jongeren moeten voorbeelden goed aanslaan, anders werkt het averechts.
In een preek kan gedacht worden aan de volgende voorbeelden die het hermeneutisch proces tussen Woord en werkelijkheid kunnen ondersteunen:
‘Tekst’ uit het verleden: een jongere die op de middelbare school bezig is met de oude Grieken kan extra aangesproken worden door een verhaal of een stelling uit de oudheid. Het verhaal van Plato in de grot kan een spiegel zijn om te laten zien dat het bijbels mensbeeld anders is dan dat van de oude Grieken.
‘Toepassing’ uit het verleden: een verhaal uit de kerkgeschiedenis van bijvoorbeeld Augustinus (‘Tolle lege’ of ‘De biddende moeder Monica’) kan voor kinderen op een aansprekende manier worden verteld. Maar ook verhalen uit de eigen geschiedenis van de gemeente kunnen hier gebruikt worden: ‘Weten jullie nog dat Piet vorig jaar zo ziek was en dat er op club en zondagschool voor hem is gebeden? Piet heeft gezegd dat hij dat echt heeft gemerkt.’
Belijdenisgeschriften
De belijdenisgeschriften van de kerk kunnen eveneens onder de noemer van ‘teksten’ uit het verleden geschaard worden. Deze teksten hebben een bijzondere plaats in de voortgaande traditie omdat hierin een manier van verstaan van Gods Woord is vastgelegd in tijden waarin discussies over het verstaan van Gods Woord bestonden. Daarom wordt (terecht) veel waarde gehecht aan de belijdenisgeschriften. Het is daarom ook van groot belang dat aan kinderen en jongeren op aansprekende manier wordt verwezennaar deze rijkdommen uit het verleden.
De belijdenisgeschriften zorgen voor een spanningsveld in de prediking. Aan de ene kant kunnen ze eenvoudig ter zijde worden geschoven onder het mom van ‘alleen het Woord is gezaghebbend en elke interpretatie uit het verleden is achterhaald’, terwijl aan de andere kant de belijdenisgeschriften haast gelijkgesteld worden aan het Woord of een bril worden waardoor het Woord gelezen, geïnterpreteerd en uitgelegd wordt. De kunst bij het maken van een preek is om midden in deze spanning te gaan staan door zowel recht te doen aan het gezag van Gods Woord en ook de belijdenisgeschriften als waardevolle interpretaties te zien waarin ook Gods Geest in het verleden heeft gewerkt en nog steeds doorwerkt. Kinderen en jongeren kunnen hierdoor ontdekken dat er een voorgeslacht is geweest waarmee ze verbonden zijn, waardoor bij hen respect kan ontstaan voor deze interpretaties en verhalen.
De preek als ontmoeting voor Gods aangezicht – coram Deo
In deze conceptuele en schematische voorstellingen van de opzet van een preek moeten we niet uit het oog verliezen dat uiteindelijk de preek een ‘gebeuren’ is dat plaatsvindt op een bepaald moment in een bepaalde ruimte met voorganger en hoorders. Een preek is dus wat anders dan een hoofdstuk uit een boek, of een artikel in een tijdschrift. De preek is een ‘gebeuren’ die de betrokkenen ook ondergaan. Het is echter niet zomaar een ‘gebeuren’. Het vindt plaats in de eredienst waarin het votum is uitgesproken dat deze dienst plaatsvindt in naam van de Drie-enige God. Tevens is voordat de Schrift openging gebeden om de opening van het Woord en de verlichting met de Heilige Geest. Daarmee is de preek expliciet een gebeuren geworden coram Deo, voor Gods aangezicht. Dit lijkt een vanzelfsprekendheid in de reformatorische traditie. De vraag is echter of we voldoende beseffen wat het betekent dat de preek een gebeuren is voor Gods aangezicht. Soms lijkt het wel alsof de preek gezien wordt als een verticale openbaring van Gods Woord op onze werkelijkheid. Alsof God alleen aanwezig is door het Woord dat wordt gelezen en de verkondiging van dat Woord die daarop volgt. Dat is een deductieve benadering waarin God alléén betrekking heeft op onze werkelijkheid door de verkondiging. Daarmee wordt tekort gedaan aan de manier waarop God werkt in onze werkelijkheid.
Het grote wonder van de preek als een gebeuren voor Gods aangezicht is dat we mogen geloven dat God in meerdere opzichten werkzaam is tijdens een preek:
-
God openbaart zich door Zijn Woord;
-
God wil het proces van uitleg van Zijn Woord in de concrete werkelijkheid van ons bestaan oplichten en inspireren door Zijn Geest;
-
God is betrokken op de werkelijkheid van de hoorders in hun persoonlijk leven en in het leven van de gemeente.
In het beeld dat is gebruikt in dit artikel zouden we dit kunnen weergeven zoals in figuur 5 is gedaan.
Hier ligt een belangrijk gegeven waar bij de voorbereiding van een preek en ook bij het houden van een preek voor kinderen en jongeren rekening mee gehouden moet (beter gezegd: mag) worden . God werkt reeds in het leven van de kinderen en de jongeren dieaanwezig zijn in de gemeente. Theologisch is dat te onderbouwen vanuit het verbond. Dat is niet alleen een theoretisch gegeven waarnaar in abstracte termen af en toe eens verwezen kan worden. Het is een realiteit waar de gezinnen ook uit mogen leven in de voorbereiding naar de zondag, naar de eredienst toe. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid bij de gezinnen in de huisgodsdienst. Ten slotte geeft dit ook de verantwoordelijkheid om in de opzet van de preek de werkelijkheid van de kinderen en de jongeren zo serieus te nemen dat we de Geest niet in de weg gaan staan door de preek nodeloos ingewikkeld te maken voor hen.
Door de preek te zien als een gebeuren voor Gods aangezicht waarbij God werkzaam is op verschillende terreinen van het leven van kinderen en jongeren, mogen deze terreinen ook concreet een plaats hebben in de voorbereiding en de uitvoering van de preek:
-
Concrete en actuele gebeurtenissen uit het leven van kinderen of jongeren mogen een plek hebben in de preek. Het is goed om in de week voorafgaand aan de eredienst open te staan voor gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van kinderen en jongeren in de gemeente, als het kan zo concreet mogelijk.
-
In het gebed om de verlichting met de Heilige Geest is het goed om in begrijpelijke taal voor kinderen en jongeren heel concreet te bidden of God met Zijn Geest ook de preek wil laten ‘gebeuren’ bij de kinderen en de jongeren. Niet alleen om hen het gevoel te geven dat ze erbij horen, maar als een gebed om de concrete werkzaamheid van Gods Geest op dat moment voor de aanwezige kinderen en jongeren.
Tot slot
Aan het einde van dit artikel zou de vraag kunnen ontstaan of een preek maken op deze manier niet te veel als maakbaar en programmeerbaar wordt verondersteld. De predikant is toch geen romanschrijver of scenarioschrijver, maar toch ‘gewoon’ dienaar van het Woord. Als het Woord maar opengaat en zuiver wordt verkondigd, is dat toch voldoende? Aan de ene kant is dat natuurlijk waar. Aan de andere kant moeten we ons wel realiseren dat de preek een ‘middel’ is dat gebruikt wordt in de verkondiging van Gods Woord. Een middel waarbij volop rekening gehouden mag en moet worden met de verschillende manieren waarop Gods Geest werkzaam wil zijn om het evangelie van Zijn liefde en verlossing bekend te maken aan alle generaties. Daarom is het van groot belang dat de preek ook hermeneutisch alle aandacht krijgt. Hierbij kunnen de hermeneutische aspecten vanzelfsprekend nooit los gezien worden van de leef- en belevingswereld en ook niet van de homiletische en theologische uitgangspunten. De hermeneutische keuze die wordt gemaakt en de strategie die wordt gekozen zijn hierbij wel cruciaal.