4.3. Geen afgoden
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 94: Wat gebiedt God in het eerste gebod?
Antwoord: Dat ik, zo lief mij de zaligheid van mijn ziel is, alle afgoderij, tovenarij, waarzeggerij, superstitie oftewel bijgeloof, aanroeping van de heiligen of van andere schepselen mijd en ontvlucht, en de enige, ware God op de rechte wijze leer kennen, alleen op Hem vertrouw, mij in alle ootmoed en geduld aan Hem alleen onderwerp, van Hem alleen alle goeds verwacht en Hem met mijn gehele hart liefheb, vrees en eer. En wel zo dat ik eerder alle schepselen prijsgeef en loslaat, dan dat ik in het minste of geringste Zijn wil overtreed.
Vraag 95: Wat is afgoderij?
Antwoord: Afgoderij is in plaats van de enige ware God die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, of naast Hem iets anders bedenken of hebben waarop de mens zijn vertrouwen stelt.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
In Deuteronomium 6:4 klinken de bekende woorden: ‘Luister, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één.’ Deze woorden leren ons niet alleen dat de Here één is, maar ook dat Hij de Enige is. Naast Hem is geen ander. De belijdenis dat de Here een Drie-enig God is, doet hieraan geen afbreuk. Het islamitische verwijt van polytheïsme is dan ook ten onrechte.
De leefwereld van de hoorder
De profeet Jesaja heeft gespot met de man die van een stuk hout een godenbeeld maakt en zich daarvoor vervolgens neerbuigt. Het hout dat is overgebleven gebruikt hij om een vuurtje te stoken voor het roosteren van vlees (Jes. 44). Deze vorm van afgoderij komen wij in onze Westerse samenleving nauwelijks meer tegen. Nu zijn het de imponerende wolkenkrabbers en bankgebouwen die symbool staan voor een samenleving die zich buigt voor de Mammon.
Met het oog op de tieners
Ook zonder het maken van beelden kun je afgoderij bedrijven. Iedereen heeft ermee te maken. In de film-, muziek- en sportwereld kunnen idolen als afgod vereerd worden. Jongeren zullen die vorm van afgoderij niet zo snel als afgoderij herkennen. Bovendien worden ze in onze prestatiegerichte cultuur er soms toe gebracht zichzelf en hun eigen kunnen op nummer één te zetten. En vergeet niet dat de jongeren op de middelbare school in aanraking kunnen komen met verschillende vormen van occultisme.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen zal het lastig zijn afgoderij te benoemen, omdat zij nog heel concreet denken en ze afgoden als iets letterlijks zien. Kinderen wordt, als het goed is, geleerd altijd op God te vertrouwen. Hun kan worden uitgelegd dat als ze dat niet doen, ze eigenlijk op iets of iemand anders vertrouwen (afgoderij).
Uitleg
Het eerste gebod kan niet los gelezen worden van de aanhef boven de Tien Geboden: ‘Ik ben de heere, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.’ Deze aanhef maakt duidelijk dat de Tien Geboden leefregels zijn voor een volk dat is bevrijd, en met wie de Here een verbond heeft gesloten. Door zich aan de geboden te houden, blijft het volk in de vrijheid van het leven met de Here.
Vraag en antwoord 94 benadrukken dat het eerste gebod vraagt om ongedeelde liefde voor de Here, de enige God. Hij moet de Enige zijn op Wie wij ons vertrouwen stellen. Ook naast Hem is er geen plaats voor iets anders waarop de mens zijn vertrouwen stelt (v/a 95). Daarom veroordeelt de HC alle vormen van afgoderij.
In 1 Korinthe 10 schrijft de apostel Paulus over het eten van het offervlees uit de afgodentempels. In dat verband stelt hij de vraag of afgoden echt bestaan. Zijn antwoord luidt: ‘Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, zij dit aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt.’ Dit betekent dat mensen hun afgoden weliswaar zelf bedenken, maar dat de duivel van deze illusie een werkelijkheid maakt. Daardoor brengt het dienen van deze afgoden mensen in de greep van de duivel en de demonen.
Tim Keller schrijft heel treffend over ‘namaakgoden’. In zijn gelijknamige boek laat hij zien dat een namaakgod alles is wat zó belangrijk voor je is dat jouw leven niet meer de moeite waard lijkt te zijn wanneer je het kwijtraakt (p. 16). In dit licht komt het helaas voor dat mensen zich het leven benemen wanneer ze hun geld, hun macht of vitaliteit zijn kwijtgeraakt. Afgoderij is een hard bedrijf! Tovenarij, waarzeggerij en bijgeloof – ze lijken misschien wat onschuldiger te zijn dan de afgoden, toch is de Here heel duidelijk in Zijn veroordeling. Denk aan wat Mozes heeft geschreven in Deuteronomium 18 over het in contact treden met de geesten van overleden mensen. Mozes ontkent niet dat dit mogelijk is, maar verbiedt het namens God.
Wie de enige God liefheeft met een ongedeeld hart, wil Hem ook steeds beter leren kennen. Onderhouding van het eerste gebod zet aan tot de bestudering van de Bijbel. Het maakt je ook alert op Gods leiding in het leven. En zo leer je als gelovige jouw geluk te zoeken in God en nergens anders in.
De Heidelbergse Catechismus zet hoog in bij de behandeling van het eerste gebod. Wie overgaat tot afgoderij zet zijn (eeuwig) heil op het spel. Vandaar dat de gelovige belijdt dat hij eerder alle schepselen prijsgeeft, dan het minste of geringste tegen Gods wil te doen. Wie kan dit waarmaken? Voor de beantwoording van deze vraag kan weer worden gewezen op de aanhef boven de Tien Geboden. Juist die aanhef laat zien dat het de Here is, de God van het Verbond, die mensen bevrijdt uit de greep van de afgoderij en alle andere kwaad. En geheel in deze lijn heeft de apostel Paulus aan de gemeente te Rome geschreven (Rom. 8) dat niets ons kan scheiden van de liefde van God. Niet omdat gelovigen zelf zo sterk zijn, maar omdat de trouwe God van het verbond hen vasthoudt door Zijn Woord en Geest.
Relevantie van het thema
Mensen bedenken hun eigen afgoden. Soms zijn het de voorouders die tot goddelijke proporties worden opgeblazen en als zodanig worden vereerd. Ook rivieren, bergen en dieren kunnen worden vergoddelijkt. Denk bijvoorbeeld aan ‘moedertje Ganges’ in India. Dan gaat het om natuurkrachten waartegen mensen het moeten afleggen. Mensen verklaren deze krachten goddelijk en hopen greep op hen te krijgen door hen te vereren.
Wat brengt een gelovige tot afgoderij? Bij het lezen van het Oude Testament valt het op dat het volk Israël vaak tot het dienen van de Baäls en de Astartes is vervallen, en dat zonder afscheid te nemen van de Here. De Baäls en de Astartes werden vereerd als lokale godheden die zorgden voor de vruchtbaarheid van mensen, dieren en planten. Baäl-Berith (Ri. 8:33) had zo zijn plaats naast Baäl-Hermon (Ri. 3:3). De Here werd vereerd als een verre god (high god) die zorgde voor de orde in de schepping en de grote lijnen in het leven van het volk. Voor de dagelijkse behoeften bogen de Israëlieten zich voor de plaatselijke goden en godinnen. Voor hen werd geofferd op de hoogten. Vandaar dat de woestijn de uitgelezen plaats was waar het volk Israël moest leren dat het alleen door de Here kan overleven. De woestijn viel in de beleving van die tijd buiten het machtsgebied van de afgod Baäl (zie Gert Kwakkel, ‘The Wilderness in Hosea’).
De afgoderij kan nog een stap verder gaan. Dan wordt Gods wereld helemaal op de kop gezet. Paulus schrijft over mensen die de waarheid over God hebben ingewisseld voor de leugen. En het geschapene wordt vereerd in plaats van de Schepper (Rom. 1:25).
Daartegenover stelt de HC in vraag en antwoord 94 heel scherp dat je als christen bereid moet zijn alles prijs te geven wanneer gehoorzaamheid aan God dat vraagt. De waarde van het leven wordt bepaald door de relatie met God. Denk ook aan de woorden van de Here Jezus in Mattheüs 10:39: ‘Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden.’
Wanneer je dit op je laat inwerken, wordt het gemakkelijker de lijnen verder door te trekken naar de actualiteit van elke dag. Je kunt op de zondag de Here loven en prijzen, terwijl je door de week je heil verwacht van de aandelenkoersen en de gunstige economische vooruitzichten. We kunnen ook denken aan de rol van de gezondheidszorg in onze samenleving. Heel gemakkelijk stellen we al ons vertrouwen voor lichamelijke genezing op artsen en medicijnen. Dan is de Here er alleen nog voor het ‘zielenheil’. Het is schrijnend om te merken dat de kerkelijke voorbede soms pas wordt aangevraagd wanneer de medische wereld dreigt te falen. Bonhoeffer zou in dat geval zeggen: ‘Gott ist kein Lückenbüsser’ – Hij is niet een vangnet wanneer alle andere pogingen falen.
Verder mag niet worden vergeten dat heel veel mensen te rade gaan bij horoscopen, om te bepalen welk moment het geschiktst is voor het nemen van een beslissing. Dit zijn praktijken die door de Here heel nadrukkelijk worden verboden (zie Deut. 18).
Met het oog op de tieners
De HC laat in vraag en antwoord 94 zien dat het in het eerste gebod niet alleen gaat om het buigen voor afgoden. Dit gebod gaat ook over tovenarij, waarzeggerij en bijgeloof: zaken die actueel zijn in onze samenleving. Denk aan het ‘glaasjedraaien’. Al experimenterend kunnen jonge mensen zomaar in aanraking komen met de wereld van het occulte. Een wereld die doorklinkt in de black metal-muziek. Verder is er de blijvende aantrekkingskracht van de astrologie met de horoscopen.
Ook voor tieners kan het moeilijk zijn hun vertrouwen alleen op God te stellen, en niet ook nog op iets of iemand anders. Het leven op zondag kan heel ver af staan van het leven doordeweeks. God is dan voor de zondag en de namaakgoden voor de overige dagen van de week.
Met het oog op de kinderen
De kinderen van deze tijd groeien op in een digitale wereld. Hun gadgets kunnen zó belangrijk worden dat ze niet meer zonder kunnen. We kunnen daarom niet vroeg genoeg beginnen met hun duidelijk te maken dat ze het geluk daarin niet moeten zoeken.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
De gemeente is na het horen van deze preek tot (vernieuwd) inzicht gekomen dat:
-
afgodendienst nog altijd op de loer ligt, ook al maak je geen afgodsbeelden;
-
afgoderij mensen onvrij maakt: ‘… afgoden moet je zelf dragen’ (Jes. 46);
-
de Here Zijn volk heeft bevrijd van de afgoderij en in de vrijheid heeft gebracht;
-
deze vrijheid is gegarandeerd door Jezus Christus, die de duivel heeft overwonnen.
Homiletische aanwijzingen
Laat de prediker beginnen met te wijzen op de inleidende woorden boven de Decaloog. De Tien Geboden zijn regels voor het leven van een door God verlost volk. Die verlossing gaat dieper dan de bevrijding van letterlijke slavernij. Het is de verlossing die door de Here Jezus tot voltooiing wordt gebracht. Na deze inleiding kan de prediker achtereenvolgens ingaan op de breedte en de diepte van het eerste gebod.
-
De breedte van het eerste gebod: Het is begrijpelijk dat bij het horen van het eerste gebod in eerste instantie wordt gedacht aan de afgoden van de heidenen. In Jesaja 46 wordt beschreven hoe de heidenen hun eigen afgoden moeten dragen. Toch heeft ook het volk Israël zich bezondigd aan het maken en vereren van goden en godinnen. Denk aan de Baäls en de Astartes. Rachel nam stiekem afgodsbeeldjes mee toen zij vertrok uit het huis van haar vader (Gen. 31).
Het zondige verlangen om in plaats van God of naast Hem iets anders te hebben waarop de mens zijn vertrouwen kan stellen, komen we ook in de nieuwe bedeling tegen. Op veel plaatsen in het Nieuwe Testament wordt gewaarschuwd tegen afgoderij. De afgod van het geld wordt bij zijn naam genoemd: Mammon. Mensen plegen niet alleen afgoderij met geld en bezit, maar ook met macht, seksualiteit en sport. De prediker kan in dit verband ook aandacht geven aan eigentijdse vormen van occultisme. Het gaat bij dit alles om door mensen verzonnen goden en godinnen, die geen mens kunnen redden.
-
De diepte van het eerste gebod: Afgoden zijn slavendrijvers. Verafgood je geld, dan is je banksaldo altijd te laag. Aanbid je je eigen lichaam, dan sterf je duizend doden voor je wordt begraven. Leef je voor intellectuele erkenning, dan ben je altijd bang dat je door de mand valt. Kortom: je ben een gevangene van je eigen begeerten en verlangens.
De HC roept heel scherp op afgoderij te ‘vermijden en ontvluchten’. Ons eeuwig leven staat hierbij op het spel. In Jozua 24 wordt verhaald hoe Jozua het volk Israël voor de keuze heeft geplaatst. Het is de keuze tussen de afgoden (welke dan ook, dat maakt niet uit) of de Here. Jozua gaat het volk voor op de goede weg met de woorden: ‘Maar ik en mijn huis, wij zullen de heere dienen.’
Nadat de prediker heeft gewezen op de breedte en de diepte van het gebod, moet hij de gemeente verwijzen naar de Here Jezus. Alleen Hij heeft dit eerste gebod volmaakt onderhouden. En alleen in verbondenheid met Hem is het mogelijk tot God te naderen als mensen die geen zonden hebben gehad of gedaan (Zondag 23). In dit verband is het nodig erop te wijzen dat de Tien Geboden in het leven van de gelovigen vooral functioneren als ‘regels voor een leven uit dankbaarheid’ voor de ontvangen verlossing. Aan het einde van de preek kan worden verwezen naar het gebed als het ‘voornaamste stuk van de dankbaarheid’. Alleen in het gebed geeft de Here door Zijn Geest de kracht om staande te blijven in de vrijheid van de kinderen Gods.
Met het oog op de tieners
Opgroeiende tieners ontdekken stap voor stap het leven. En ze hebben hun idolen voor wie ze helemaal ‘gaan’. ‘Theoretisch’ weten ze wel dat God de belangrijkste plaats in hun leven behoort in te nemen, maar ze beleven dat niet of nauwelijks. Daarom is het belangrijk dat ze in een preek over het eerste gebod krijgen uitgelegd wat het betekent dat de Here op de eerste plaats wil staan in hun leven. Als je in plaats van Hem iets of iemand anders op de eerste plaats zet, word je uiteindelijk teleurgesteld, omdat die ‘afgoden’ altijd meer van je vragen en je nooit geven wat je wilt. Het brengt je in onzekerheid. Ook in het omgaan met hun idolen heeft de Here het laatste woord. Om tieners te waarschuwen voor het gevaar van occultisme, zou u als het begin van de preek (dat ongetwijfeld ook de oudere kinderen zal aanspreken) het getuigenis van Gemma kunnen kiezen: ‘Toen ik nog klein was, deed ik iets wat ik nooit had moeten doen. Ik ging met een vriendin naar een waarzegger. We waren erg jong. We zaten nog op de basisschool. Wat die waarzegger tegen mij zei zit tot op de dag van vandaag in mijn hoofd. Ik haat het!’ Daarbij zou u de tieners als vraag kunnen voorleggen (om daarna met hen te zoeken naar antwoorden): ‘Wie van jullie heeft ook ervaring met zulke dingen? Hoe ga je daarmee om? Waarom zou de Here God al die occulte dingen afgoderij noemen? Wat is het gevaarlijke ervan?’
Ook het volgende getuigenis (afkomstig uit het HGJB-blad Cruciaal, jrg. 2, nr. 2) kan in de preek gebruikt worden om jongeren aan te spreken. Een meisje bleef even achter na afloop van de catechisatie. Ze had een vreemd probleem: ze kon haar handen niet meer bij elkaar krijgen om te bidden. Ze was wel in staat om haar handen samen te doen voor andere dingen. Maar niet voor gebed. Haar vriend, die was meegekomen, vond het eerst maar onzin en probeerde met kracht haar handen bij elkaar te brengen. Dat lukte niet. Het leek wel of er een soort magnetisch veld was tussen haar handen. Wat moest ze doen? Bij navraag bleek dat ze meegedaan had aan allerlei occulte dingen. In de zomervakantie had ze met andere tieners geesten opgeroepen door middel van glaasje-draaien. Na die tijd was het probleem met bidden ontstaan. Nadat ze dit als schuld voor God beleden heeft en er met haar gebeden is, is het probleem overgegaan.
Met het oog op de kinderen
Kinderen kunnen zich maar weinig voorstellen bij het begrip afgoderij. Daarom is het belangrijk het hun duidelijk te maken aan de hand van een bijbels voorbeeld of een voorbeeld uit hun eigen leefwereld. Denk aan Rachel die stiekem de godenbeeldjes van haar vader meeneemt op reis (Gen. 31). Kennelijk vertrouwt Rachel niet op God alleen.
Pastorale aanwijzingen
Afgoderij is een keihard bedrijf. Jesaja laat in hoofdstuk 46 heel duidelijk zien dat mensen hun afgoden moeten dragen. Je moet ze zelf hooghouden. Wie op zijn geld vertrouwt, moet elke dag knokken om zijn bezit op peil te houden. De vrouw die wil imponeren met haar schoonheid, zal haar uiterste best doen om haar jeugdigheid te bewaren. De afgoden Macht, Roem en Geld zijn zeer hardvochtig. Het zijn allemaal afgoden die je op je eigen nek moet meezeulen. Hoe bevrijdend is dan het woord van God boven het eerste gebod (Ex. 20:2): ‘Ik ben de heere, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.’ De Here hoeven wij niet hoog te houden, Hij draagt ons. Dit heil wordt bezongen in Psalm 68: ‘Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil’ (vs. 20).
Met het oog op de tieners
De sport neemt in het leven van veel tieners een grote plaats in. Veel moet wijken voor de sport. Zeker wanneer een jongen of meisje talent blijkt te hebben voor een bepaalde sport en in het professionele sportcircuit terechtkomt. De sportbeoefening gaat dan al heel gemakkelijk ten koste van het dienen van de Here. Daarom is het belangrijk dat de tieners zich tijdig afvragen wat ze met hun lijf en leven willen. Naast de sport kunnen allerlei andere zaken tot afgoden worden: werk, hobby’s, vakanties en het internet.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen zijn vader en/of moeder normaliter de meest belangrijke personen in hun leven. Jongetjes en meisjes zijn trots op hun vader want hij kan alles. Bij het opgroeien moeten ook de kinderen stap voor stap leren dat vader en moeder niet het laatste woord hebben in hun leven. De Here wil ook voor de kinderen de belangrijkste zijn van Wie zij alles mogen verwachten. Uiteindelijk gaat de gehoorzaamheid aan God uit boven die aan vader en moeder. Het vergt veel wijsheid en fijngevoeligheid om dit de kinderen op een goede manier duidelijk te maken.
Liturgische aanwijzingen
Het ligt voor de hand om bij een preek over het eerste gebod psalmen en liederen te kiezen die de heiligheid en het unieke van de Here bezingen. Te denken valt aan Psalm 96, 97 en 115 en zeker ook aan Gezang 457 (Liedboek voor de kerken): ‘Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig’.
Bij de doelstelling van de preek passen ook psalmen en liederen waarin God wordt bezongen als de Vader die ons draagt. Te denken valt aan Psalm 91, waarin God belooft Zijn engelen uit te zenden om Zijn kinderen te dragen en te bewaren. Ook heel toepasselijk is Gezang 397 (Liedboek voor de kerken): ‘O God, die droeg ons voorgeslacht’.
Helpende vormen
In het leven van het volk Israël speelden de Baäls en de Astartes een grote rol. Bij opgravingen zijn veel van zulke beelden teruggevonden. Bij aanwezigheid van een beamer kunnen ze worden getoond. Het verdient aanbeveling in de presentatie goed te laten uitkomen dat Israël deze afgoden meestal vereerde naast de Here. Met behulp van een euro- of dollarteken kan onze praktijk worden verbeeld. Hoe verleidelijk is het niet om naast de Here toch heel sterk te vertrouwen op geld en bezit.
Met het oog op de tieners
Neem als prediker de moeite om na te gaan wie de actuele idolen van de tieners zijn op het gebied van de sport en de muziek. Wanneer u afbeeldingen van deze idolen laat zien, merken de tieners dat u bereid bent hun wereld binnen te komen. Dan zullen de waarschuwende woorden des te beter ‘landen’.
Met het oog op de kinderen
Maak een werkblad voor de kinderen met daarop afbeeldingen van een computerspel, een stapel boeken, een popgroep, een mobieltje enzovoort. Vraag de kinderen om een kruisje te zetten onder die afbeeldingen die gemakkelijk tot een afgod kunnen worden gemaakt. In een eventuele nabespreking kunnen de kinderen uitleggen waarom ze bij bepaalde afbeeldingen een kruisje hebben geplaatst.
Literatuur
-
Johannes Calvijn, Institutie, deel I, boek 1, hoofdstukken 10, 11 en 12. Delft, 1956.
-
J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 297-307.
-
J. Douma, De Tien Geboden. Handreiking voor het christelijk leven. Kampen, 1985-1987.
-
Tim Keller, Namaakgoden. De lege beloften van geld, seks en macht, en de enige werkelijke hoop. Franeker, 2010.
-
Gert Kwakkel, ‘The Wilderness in Hosea’, in: A. Labahn (red.), Conceptual Metaphors in Poetic Texts. Proceedings of the Metaphor Research Group of the European Association of Biblical Studies in Lincoln 2009. Piscataway, 2013, p. 133-158.