Menu

Premium

4.2. Is Allah dezelfde als de God van de Bijbel?

Zie ook

Heidelbergse catechismus

Vraag 25: Wanneer er maar één enig goddelijk wezen is, waarom noemt u er dan drie, de Vader en de Zoon en de Heilige Geest?

Antwoord: Omdat God Zich in Zijn Woord zo geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheiden personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.

‘Bijbel en Koran belijden één Schepper, maar moslims verwerpen Jezus als God en verlosser en daarom is Allah niet dezelfde als de Vader van Jezus Christus (Joh. 1:18; 5:19-47; 14:6-11; Kol. 1:12-13). Communicatie is nodig om elkaar goed te leren kennen, haat en misverstanden tegen te gaan en samen getroffenen te helpen.’

(Dr. B. Wentsel, Kleine Protestantse Catechismus, p. 115, v/a 208.1)

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Het thema van deze schets heeft direct te maken met het hoofdthema ‘Hij Zelf’. Het gaat immers om de vraag wie God is. En in contact met moslims is één van de eerste vragen die opkomt: Aanbidden moslims en christenen dezelfde God? Ontmoeten we in Allah God Zelf, of is hij een andere god of zelfs een afgod?

De leefwereld van de hoorder

Eens was Nederland de staat met de meeste moslimonderdanen. Dat was in de tijd dat Nederlands-Indië deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden. In dat opzicht zijn de Nederlanders vanouds vertrouwd met de islam. Ons land heeft grote islamologen voortgebracht, onder wie een man als Christiaan Snouck Hurgronje, tijdgenoot en vriend van de dogmaticus Herman Bavinck.

De kerken spanden zich in voor de zending onder ‘de heidenen en de Mohammedanen’. In een oud gebed voor ‘allen nood der Christenheid’ staat de volgende passage: ‘Wij bidden U voor den arbeid der zending onder Joden, Mohammedanen en heidenen.’ De moslims werden nadrukkelijk onderscheiden van de heidenen.

In onze tijd liggen de verhoudingen weer heel anders. Vanwege aanslagen door moslims wereldwijd wordt de islam door velen geïdentificeerd met terrorisme. En dat angstaanjagende geweld roept de vraag op wat voor godsdienst de islam eigenlijk is.

Met het oog op de tieners

Tot zo’n vijftig jaar geleden bleef de moslim zelf meestal buiten beeld. Maar daarin is de laatste decennia grote verandering gekomen. Moslims vormen een onderdeel van de samenleving. Voor veel jonge mensen is het al heel gewoon dat ze samen met moslim-leeftijdgenoten eenzelfde opleiding volgen, of elkaar treffen in kantines en op sportclubs. Ze hebben dus een mening over moslims; wat overigens niet helemaal overeen hoeft te komen met hun visie op de islam als religie. Door het contact met moslims wordt voor velen opeens de vraag actueel of christenen en moslims dezelfde God aanbidden.

Met het oog op de kinderen

Het thema van deze schets komt niet alleen op ‘hoog niveau’ aan de orde, in bijvoorbeeld een dialoogwerkgroep christendom islam, maar ook de kinderen op de basisschool kunnen hier al mee te maken krijgen wanneer ze met een moslim-vriendje of -vriendinnetje spelen. Ze merken het verschil tussen henzelf en moslimkinderen vooral aan het vieren van religieuze feesten. Hun islamitische vriendjes en vriendinnetjes vieren het Kerstfeest niet, maar wel het Suikerfeest.

Uitleg

In Mattheüs 11:27 lezen we de volgende woorden van de Here Jezus: ‘Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren.’ Met deze woorden geeft Jezus duidelijk aan dat Hij gelijk is aan de Vader.

Toen de Here Jezus Zichzelf de goede herder noemde (Joh. 10:11), wekte dat grote verontwaardiging bij de omstanders. Ze begrepen maar al te goed dat Hij Zich gelijkstelde aan de Herder uit Psalm 23. Velen verklaarden Jezus daarom voor bezeten, voor gek (Joh. 10:20). Uiteindelijk is de Heiland van godslastering beschuldigd omdat Hij getuigde de Zoon van God te zijn. En op godslastering stond de doodstraf.

Ook moslims vinden het godslasterlijk om Jezus Gods Zoon te noemen en Hem zo gelijk te stellen aan de Vader. Zij hebben een eigen woord voor deze godslastering: sjirk. Wie andere goden of godinnen een plaats geeft naast de ene God, maakt Zich schuldig aan sjirk. Dat is een onvergeeflijke zonde. Vandaar dat moslims herhaaldelijk en nadrukkelijk belijden dat Allah één is. Hij heeft geen partners of gezellen en zeker geen zonen of dochters.

Jezus wordt in de Koran wel herhaaldelijk genoemd. Hij wordt aangeduid als Isa. Ook heeft de Koran weet van de maagdelijke geboorte, waardoor Jezus net als Adam rechtstreeks uit Gods handen is voortgekomen. De Geest heeft een aandeel in deze maagdelijke geboorte: ‘Toen zonden Wij Onze geest naar haar en hij deed zich aan haar voor als een welgevormd mens’ (soera Marjam 17:19). Op de vraag van Maria wat deze verschijning met haar wil doen, antwoordt hij: ‘Maar ik ben de gezant van jouw Heer om jou een reine jongen te schenken.’ Jezus wordt in de Koran met vele benamingen aangeduid: Messias, Dienaar, Profeet, Boodschapper, Woord en ook Geest. Al deze benamingen kunnen niet verhullen dat Jezus voor de moslims niet de Zoon van God is die Zijn leven heeft gegeven voor de zonden van de mensen.

Veel moslims leven in de overtuiging dat christenen geloven dat God bij Maria het kind Jezus heeft verwekt. Vandaar dat Maria wel wordt gezien als moedergodin. Vanuit dit perspectief is het begrijpelijk dat zij een afkeer hebben van de Drie-eenheid. Daarom is het zo belangrijk te benadrukken dat Jezus niet een lichamelijk kind (walad in het Arabisch) van God is: Jezus is Zoon (‘bn in het Arabisch ) van God. Het Arabische ‘bn staat gelijk aan het Hebreeuwse ben. Dit woord wordt ook gebruikt voor de engelen en voor het volk Israël als geheel. Dat Jezus Zoon van God is, betekent dat Hij een unieke relatie heeft met de Vader. Hij is van eeuwigheid de Eerstgeborene van de Vader en één met Hem.

Relevantie van het thema

Het woord Allah is Arabisch voor God. Vandaar dat de Indonesische christenen God ook aanspreken als Allah. Tegelijk is het in Maleisië voor christenen verboden God zo aan te spreken. Het ligt dus niet zo eenvoudig.

Is Allah gelijk aan de God die wij kennen als de Vader van Jezus Christus? Deze vraag wordt vaak gesteld wanneer christenen met elkaar spreken over de islam. Het is de vraag die christenen altijd al heeft beziggehouden, zo lang als de islam bestaat. De van origine Kroatische theoloog Miroslav Volf heeft een boeiend boek over dit vraagstuk geschreven: Allah. Het antwoord van een christen (Franeker, 2012). Hierin geeft hij een overzicht van alle argumenten pro en contra (p. 34, 40, 76-77).

De ingenomen standpunten kunnen grofweg in drie categorieën worden verdeeld:

  • Allah is gelijk aan God. Dit standpunt is ingenomen door het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-65): christenen en moslims aanbidden dezelfde God. Hetzelfde geluid is te horen in het islamitische document uit 2007 met de titel ‘A Common Word Between Us and You’. Dit als reactie op de rede die paus Benedictus XVI in 2006 in Regensburg heeft gehouden. Overigens wordt in ‘A Common Word…’ niet ontkend dat christendom en islam twee verschillende godsdiensten zijn.

  • Allah is het eigen beeld dat moslims van God hebben. In dit geval is het tweede gebod in het geding. De islam is daarom ook wel een christelijke sekte genoemd. Maarten Luther heeft in zijn preken een vergelijking gemaakt met de Samaritanen. Net als de moslims hebben zij een verwrongen beeld van God.

  • Allah is een afgod. Deze positie wordt bijvoorbeeld ingenomen door de invloedrijke Amerikaanse theoloog John Piper. Hij beroept zich onder andere op Johannes 14:6-10. Volgens Piper is Jezus Christus de lakmoesproef voor de vraag of we over dezelfde God spreken.

Met het oog op de tieners

Jongeren die een relatie aangaan met een moslim of moslima, verdedigen zich vaak door te zeggen dat moslims en christenen dezelfde God aanbidden. Ze kunnen zich beroepen op moslims die tot geloof zijn gekomen, en zeggen dat zij God voor hun bekering al wel kenden, maar nog niet als liefdevolle Vader door Jezus Christus. Dit kan evenwel geen argument zijn een relatie aan te gaan met een moslim of moslima die trouw blijft aan de islam. Een moslim erkent nu eenmaal niet dat een mens alleen kan worden gered door het geloof in Jezus Christus. Dat is en blijft de niet te overbruggen kloof tussen islam en christendom. Dit punt kan bijvoorbeeld geïllustreerd worden aan de hand van een getuigenis van een moslim die christen is geworden. Het is belangrijk dat christentieners dit in onze multireligieuze samenleving goed beseffen.

Voor moslims is het overigens geen vraag of Allah dezelfde is als de God van de Bijbel. Zij verwijzen naar de Koran (soera 29:46): ‘Wij geloven in wat naar ons is neergezonden en in wat naar jullie is neergezonden. Onze god en jullie god is één. En wij geven ons over aan Hem.’

Tegelijkertijd is het wel belangrijk te benadrukken dat er verwantschap kan zijn tussen christenen en moslimjongeren; omdat zij zich beiden laten leiden door normen en waarden die op elkaar lijken en soms dezelfde zijn. Dit kan hen met name in een seculiere omgeving dichter bij elkaar brengen. Dat kan positief zijn, maar de verwarring ook groter maken. Ze kunnen zich afvragen of de verschillen wel zo groot zijn. Des te belangrijker is het dat tieners in deze leerdienst daar helderheid over krijgen.

Met het oog op de kinderen

Omdat ook kinderen die op ‘gewone’ christelijke basisscholen zitten regelmatig moslimkinderen kunnen ontmoeten, is het van belang dat zij van jongs af aan het kernverschil tussen God en Allah kennen. Hun kan daarom uitgelegd worden dat moslims de gunst van Allah moeten verdienen door zich aan regels te houden, terwijl in het christelijk geloof de liefde van Jezus de kern is. Reden genoeg voor ouders om te leren dit in eenvoudige woorden uit te leggen.

Relevante bijbelgedeelten

Om het exclusieve karakter van het christelijke geloof aan te tonen, kan worden verwezen naar de rede van de apostel Petrus in Handelingen 4:12. Verder geeft het betoog van de apostel Paulus in Galaten 4:21-31 een goed handvat om het verschil duidelijk te maken tussen een leven dat wordt beheerst door het vervullen van religieuze verplichtingen en een leven uit onverdiende genade. Het religieuze leven van de moslims doet namelijk sterk denken aan dat van de wettisch levende joden. Daarbij kunnen ook de gedeelten uit Genesis betrokken worden waarnaar in Galaten 4 verwezen wordt.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze dienst heeft de gemeente geleerd dat Allah niet gelijk is aan de Drie-enige God die Zich in de Bijbel heeft geopenbaard.

Homiletische aanwijzingen

De prediker kan in de inleiding van de preek aandacht vragen voor de takbier. Dat is de moslimse lofprijzing: Allahu akbar’ (‘Allah is groot’). Deze lofprijzing wordt heel vaak gebruikt en is ook vaak in de media te horen. De takbier is een belangrijk onderdeel van de oproep tot gebed (adzaan), zoals die van de minaretten klinkt. Hoe verhoudt zich de takbier tot de christelijke belijdenis van de Drie-enige God? Deze vraag kan de prediker centraal stellen in zijn preek.

In het kader van deze preek is het zinvol de gemeente te vertellen dat het geloof in Allah een van de zes geloofspunten is die door de moslims worden beleden: geloof in Allah, geloof in engelen, geloof in profeten, geloof in de boeken, geloof in de Laatste Dag en geloof in de voorbeschikking. Het is goed daarbij te vermelden dat de inhoud van deze geloofspunten niet alleen terug te voeren is op de Koran, maar deels ook op de overlevering (hadieth) van de woorden van Mohammed. De Koran is dus niet de enige bron van het geloof van de moslims.

Naar aanleiding hiervan kan duidelijk gemaakt worden dat Mohammed en Jezus niet op één lijn kunnen worden geplaatst. Jezus is niet, zoals Mohammed, een profeet, maar de Zoon van God. Het geloof in de Here Jezus maakt het fundamentele verschil tussen christendom en islam. Samen met de Vader en de Geest is Hij de Drie-ene God. Laat de prediker de gemeente duidelijk maken dat de belijdenis van de Drie-eenheid het hart is van het christelijke geloof.

Dat blijkt ook uit de geloofspraktijk. Moslims wordt geleerd dat zij hun zaligheid deels zelf moeten verdienen door zich te houden aan de vijf godsdienstige verplichtingen: het uitspreken van de geloofsbelijdenis, het doen van de gebeden vijfmaal daags, het geven van aalmoezen, het onderhouden van de vasten en het maken van een bedevaart naar Mekka. Christenen geloven en belijden dat zij niets kunnen verdienen bij God. Zij leven enkel van genade dankzij de Middelaar en Hogepriester Jezus Christus. Alleen in Hem is het behoud te vinden. Alleen bij Hem is de rust te verkrijgen. Van die rust getuigen de moslims die tot geloof in Jezus Christus zijn gekomen. Goede werken zijn de vruchten van het geloof.

Laat de prediker ten slotte de gemeente ook oproepen tot een bewogen en missionaire houding tegenover de moslims met wie zij in aanraking komen. In het gesprek met de Samaritaanse vrouw (Joh. 4) laat de Here Jezus de gezindheid zien waarin wij Hem moeten navolgen. Vandaar dat ook de moslims een plaats dienen te hebben in onze voorbede.

Met het oog op de tieners

Onze tieners leven werkelijk in een multi-culti wereld. Als zij zich hiervan bewust zijn, dan kunnen zij zich er ook tegen wapenen door te groeien in hun persoonlijke getuigenis. Wees erop bedacht dat veel christelijke tieners die niet op reformatorische scholen zitten, op school vaak een (zeer) kleine minderheid vormen. Een uitspraak van zo’n tiener en volgeling van Jezus: ‘Nu heb ik eindelijk een godsdienstleraar die ook in Jezus gelooft.’ Zulke dingen benoemen in de preek kan als een steun in de rug bij hun geestelijke ‘eenzaamheid’ op school werken.

Het is van grote betekenis de tieners op tijd te leren hoe zij zich als christenen hebben te gedragen, ook tegenover moslims in hun omgeving. In de Bergrede heeft de Here Jezus geleerd dat we ons niet mogen verzetten tegen wie ons kwaad doet. Voor persoonlijke wraak is geen plaats in een christenleven. Die houding staat haaks op de islamitische cultuur, waarin de ‘eerwraak’ een grote plaats inneemt. Denk verder aan het gebod van de Heiland dat we onze vijand niet moeten haten, maar juist moeten liefhebben.

Met het oog op de kinderen

Zie het vorige gedeelte voor de kinderen. Het is belangrijk dat kinderen uitleg krijgen over het gegeven dat in het christelijk geloof de liefde centraal staat, terwijl dat bij de islam niet het geval is.

Pastorale aanwijzingen

Een preek waarin het godsbeeld van de moslims nadrukkelijk wordt afgewezen, kan olie werpen op het vuur van de anti-islam sentimenten. Daarom is het goed om in zo’n preek te benadrukken dat christenen worden uitgedaagd om ook de moslims in Nederland het Evangelie te brengen.

Met het oog op de tieners

Dat de aanwezigheid van de islam niet alleen een bedreiging is, maar vooral ook een uitdaging, is zeker van betekenis met het oog op de jongeren. De praktijk leert dat zij gemakkelijk radicale standpunten innemen. Laat hun vooral zien dat het onze roeping is om onze moslimse naasten lief te hebben, ook al wijzen wij de islam af.

Met het oog op de kinderen

Het spreken over het gevaar van de islam kan tot gevolg hebben dat kinderen bang worden voor moslims. Daarom is het belangrijk hen te bewaren voor allerlei karikaturale ideeën over moslims en hun kinderen. Tegelijk mag hun een reëel beeld van de islam niet worden onthouden. En het kan niet worden ontkend dat de islam zich in het algemeen laat kennen als een intolerante godsdienst.

Liturgische aanwijzingen

In een dienst waarin de Drie-enige God centraal staat, is het goed psalmen te zingen die Gods grootheid bezingen. Denk aan Psalm 24, 29 en 99. Verder zijn er gezangen die God bezingen als een Drie-enig God. Omdat in de preek de islam ruim aan bod komt, kan ook worden gedacht aan liederen die Gods genade bezingen, zoals bijvoorbeeld Gezang 440, 445, 449 uit het Liedboek voor de kerken, of lied 203 en 211 uit de Evangelische Liedbundel.

Helpende vormen

Wanneer gebruik kan worden gemaakt van een beamer, is er ruim voldoende materiaal om onderdelen van de preek visueel te ondersteunen. Te denken valt aan een diapresentatie of een kort filmpje. Voor dit materiaal kan men terecht bij de Stichting Evangelie & Moslims te Amersfoort.

Met het oog op de tieners

In een nabespreking kan er een filmpje worden gedraaid waarin mensen hun oordeel geven over de islam in Nederland. Dat kan vervolgens met de jongelui worden besproken.

Een andere suggestie is om dit citaat van een tiener te gebruiken: ‘Voor de foute dingen die je expres doet, word je gestraft. Dan word je ziek of zo. Of je wordt later gestraft. Als je hier op aarde wordt gestraft is minder erg dan dat je boven gestraft wordt. Als je goed geweest bent, dan ga je naar de hemel. En als je slechte dingen gedaan hebt, dan ga je naar de hel. Maar het maakt ook uit wát je gedaan hebt. Als je maar een paar kleine slechte dingetjes gedaan hebt, dan word je daar maar even voor gestraft. Je hoopt natuurlijk wel dat het je lukt om goed te doen en dat je naar de hemel mag. Want daar is alles mooi…’ (Bron: HGJB-blad Cruciaal). Stel bij dit citaat de volgende vragen: ‘Wordt dit gezegd door een moslimtiener of een christentiener? Waarom heb je deze keuze gemaakt?’

Met het oog op de kinderen

Voor de kinderen kan in de nabespreking een kleine kennisquiz worden opgesteld, om hen bekend te maken met de meest fundamentele begrippen zoals Koran, moskee en imam. Tijdens de dienst kunnen een paar gesloten vragen worden gesteld, in de zin van: ‘Wie van jullie heeft een moslimjongetje of -meisje in de klas? Wie van jullie heeft weleens met een moslim over God gepraat?’ Zulke vragen kunnen met behulp van vinger opsteken worden beantwoord.

Literatuur

  • B. Wentsel, HIJ-IS-ER-BIJ. Handboek bijbelse geloofsleer, deel 1. Kampen, 2006, p. 1-62.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 107-109.

  • Miroslav Volf, Allah. Het antwoord van een christen. Franeker, 2011.

  • Dirk van Keulen, Een blok aan het been? Gereformeerde mannenbroeders in debat over de islam. Zoetermeer, 2011.

  • Zie ook de websites van de stichting Evangelie & Moslims en Stichting Gave.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken