Aan de slag met ‘de geestelijke dimensie van gemeenteopbouw’
Zowel in juni als midden in de zomer zijn u themanummers aangereikt: de eerste over ‘de Geest’, het tweede over ‘de geestelijke dimensie van gemeenteopbouw’. In dit ‘Aan de slag’ blijken beide thema’s met elkaar te verbinden en wordt, als handreiking voor bespreking ervan, de methode CBA (van Marius Noorloos) uitgewerkt. U kunt er zó mee aan de slag…
Het zomernummer van het Ouderlingenblad is helemaal gewijd aan de geestelijke dimensie van gemeenteopbouw. Voor een gesprek in de kerkenraad of voor een gespreksgroep valt er, met enig grasduinen, veel te vinden. Dat geldt ook voor het nummer dat aan dit nummer voorafging, het nummer over de Heilige Geest. Ook de interviews en de praktijkverhalen zijn goed te gebruiken.
Het zijn twee themanummers, waarin je heel goed een samenhang kunt zien. Je kunt in deze nummers verschillende handvatten vinden, o.a. voor meerdere gesprekken over de volgende vragen. Wat zegt de Geest tot de gemeente? Hoe kan de gemeente oefenen in het onderscheiden waar het op aankomt? Wat verandert er in een gemeente wanneer zij de Geest wil verstaan én ook, wanneer zij de werking van de Geest wil ervaren? Hoe breng je de gaven van gemeenteleden in beeld? Wat betekent het door Gods Geest bezield zijn, ook voor het missionair-zijn van de gemeente? Wat betekent het voor het waarmaken van haar diaconale roeping in dorp, wijk of stad? In deze ‘Aan de slag’ reiken we vooral voor het laatste themanummer nog enkele werkvormen aan.
Gesprek over de gemeente
Vooraf wil ik opmerken, dat het mij opvalt dat het gesprek over de gemeente weinig in de gemeente wordt gevoerd. Er zijn gemeenteavonden of bezinningsbijeenkomsten, maar met name in de zondagse kerkdienst, die voor velen nog altijd het hart vormt van het leven van de gemeente, gaat het vaak niet over de gemeente zelf. Prof. Geurt-Henk van Kooten wees er een aantal jaren geleden op, dat er weinig uit de Brieven wordt gepreekt.
Dat is inmiddels wel wat veranderd. Onlangs nog stond de eerste Petrusbrief op het leesrooster. Maar toch, teksten uit de brieven die de gemeente bepalen bij haar van-God-gegeven identiteit, haar ‘zijn-in-Christus’ of haar ‘zijn-in-de-Geest’ komen niet vaak als (hoofd)lezing voor de preek aan de orde. In september 2023 wordt vanwege het jaarthema ‘Ga mee!’ voor de startzondag Efeziërs 3:18 voorgesteld, met veel goed bruikbaar materiaal op de website van de PKN, maar op het gemeenschappelijk leesrooster in de maand september staan weer doorgaande schriftlezingen uit … Matteüs.
Het themanummer over de geestelijke dimensie van gemeenteopbouw vraagt dan ook mogelijk van voorgangers en kerkenraden om vaker in preken aandacht te schenken aan de Brieven, en in elk geval iedere zondag ook uit de Brieven te lezen. Het leesrooster reikt immers ook die lezingen aan. Er is blijkens dit themanummer behoefte aan wat je gemeentepedagogiek zou kunnen noemen, met elkaar spreken en samen leren over wat de gemeente van Christus zo uniek maakt in de wereld. In deze Aan de slag geven we mogelijkheden om de ‘geestelijke dimensie van gemeenteopbouw’ met elkaar te bespreken en, vooral, ermee te oefenen.
In de zondagse kerkdienst gaat het vaak niét over de gemeente zelf…
Werkvormen: communicatie
In het interview met Marius Noorloos vertelt hij, hoe hij, in een droom over de kathedraal van Coventry, op een spandoek een omkering zag staan van de drie eerste letters van het alfabet. Hij sprak tot dan toe in zijn boeken en cursussen altijd over het ABC van gemeenteopbouw, maar hij voelde dat hem werd onthuld dat de volgorde van de letters moest worden omgedraaid: CBA. Hij acht die omkering levensnoodzakelijk voor de gemeente. C staat voor communicatie, B voor bezinning, A voor activiteiten.
Het artikel van Robert Doornenbal laat het ‘hoe’ zien van de eerste letter, de C van communicatie. Hoe luister je een ander tevoorschijn? Geef ik aan de ander voldoende ruimte en tijd? Wat leer ik van de ander? Welke gave zie ik in hem of haar? Hoe win je aan inzicht en fijngevoeligheid? Communicatie begint volgens Doornenbal met luisteren. Hij ziet het als dé voorwaarde voor wat hij een ‘heilige conversatie’ noemt.
Hoe luister je een ander tevoorschijn? Wat leer ik van hem/haar? Welke gave zie ik in hem/haar?
- Laat in een kerkenraad of gespreksgroep iedereen opschrijven, wanneer hij of zij de ervaring had dat er goed naar hem of haar werd geluisterd. Is deze ervaring kort of lang geleden? Had het te maken met iets vreugdevols of met verdriet of pijn? Wat deed het met je, dat er goed naar je werd geluisterd? Wissel ervaringen uit. Dan: wanneer je nu van een afstandje naar deze ervaring kijkt, wat was het dat zo goed was in het luisteren én vervolgens, wat leer je daarvan voor je eigen luisteren? Schrijf ook op deze laatste tweeledige vraag een antwoord op papier en vul voor jezelf de namen van enkele mensen aan, naar wie jij beter zou kunnen leren luisteren. Geef ook aan wat het voor jou betekent om naar God te luisteren en hoe je van plan bent je daar in te oefenen. Maak een rondje om hierover aan elkaar te vertellen.
- Doornenbal reikt bij de ‘heilige conversatie’ de methode van de lectio divina aan. Daarover is ook in het januarinummer van Ouderlingenblad (nummer 1123, pagina 29-31) geschreven. Deze eeuwenoude methode leert je om anders te luisteren naar een bijbelgedeelte, bijvoorbeeld een psalm. Het is bij lectio divina belangrijk om een tekst zo te ontvangen alsof deze op dat moment voor het eerst klinkt. Het begint altijd met een herhalend, de woorden herkauwend, ‘luisterend lezen’. In relatie tot de twee themanummers kun je teksten kiezen waarin de Heilige Geest centraal staat (bijv. Romeinen 8, Johannes 15, Galaten 5), maar lectio divina is ook goed mogelijk met tekstgedeelten waarin het gaat over de gemeente van Christus (bijv. Efeziërs 3 of 4). Er zijn vier ‘treden’: na de eerste fase van het langzame lezen en een daaropvolgende stilte worden deelnemers uitgenodigd om één woord of één zin te delen die hen in de tekst raakt of aanspreekt. In de tweede fase gaan de deelnemers na een stil herlezen (de meditatio) met elkaar op een luisterende manier in gesprek over wat hen aanspreekt; bij de derde trede (de oratio) worden de deelnemers uitgenodigd om in de geest van de tekst een gebed te bidden en dat gebed uit te spreken; tenslotte, in de contemplatio ervaren de deelnemers in stilte nogmaals de tekst. Na afsluiting van de lectio divina volgt een dankgebed. Je zou heel concreet kunnen danken voor de gemeente waar jij zelf deel van bent en voor de mensen, die samen deze gemeenschap met al hun verschillende gaven dienen.
Werkvormen: bezinning
Alle auteurs van het themanummer laten hun verwondering doorklinken dat er een geloofsgemeenschap is, die zich in de wereld gezonden weet. En dat de Geest ook werkzaam is in de wereld.
- Laat in een kerkenraad of gespreksgroep iedereen uit een uitgestalde hoeveelheid foto’s één foto uitkiezen, die voor hem of haar iets laat zien van de kern van de eigen gemeente. Vervolgens is de vraag aan alle deelnemers of er ook een bijbelgedeelte is, dat hierbij aansluit of dat hierop een aanvulling vormt. Hoe verbind jij deze foto met een bijbelverhaal? En wat leren we hiervan over onze gemeente? Eén voor één worden foto’s en verhalen gedeeld. Hetzelfde doet iedereen met foto’s die laten zien hoe de Geest werkzaam is in de wereld. Vervolgens is de vraag: waar is de Geest werkzaam in ons dorp of onze stad? Tenslotte, kunnen wij als gemeente contact maken met organisaties, instellingen of gemeenschappen in ons dorp of onze stad om te vragen wat we voor elkaar zouden kunnen betekenen?
- Ds. Mark de Jager wijst in zijn artikel over ‘Missie Westerveld’ op het gesprek over wat je ‘lokale roeping’ is, als individuele christen en als gemeente. Ter aanvulling hierop onderstreept hij het belang van bidden. Vernieuwing, schrijft hij, kent een ‘basis in bidden en werken’. In een kerkenraad of gespreksgroep, maar ook bij een gezamenlijke maaltijd, kun je eenvoudigweg en heel concreet bidden voor het dorp, voor je stadswijk, je buurman of buurvouw.
- Een leesgroep zou kunnen worden samengesteld om elke maand een hoofdstuk te lezen uit het inspirerende boekje van de Anglicaanse geestelijke Trish Warren, Liturgie van het alledaagse (Uitgeverij Van Wijnen). Hoe ervaren we Gods aanwezigheid in het gewone leven? Warren beschrijft een gewone dag, en kijkt naar de gewoonten van de dag (opstaan, tandenpoetsen, sleutels verliezen, in de file staan, agendabeheer) en leert ze te zien met spirituele, bezinnende ogen. De groep kan zichzelf gaan zien als kiemcel voor de gemeente, die langzaam kan aangroeien.
- Met verwondering en waardering naar een gemeente kijken gebeurt, wanneer we het ontstaan en het bestaan van de gemeente beschouwen als iets dat mensen is overkomen. Het is de heilige Geest, die in het Johannesevangelie door Jezus over de bange leerlingen wordt geblazen en die volgens Lucas in de Handelingen van de Apostelen als een hevige windvlaag het huis vervult, die mensen tot gemeente maakt. De Geest schept een gemeente, creëert een geloofsgemeenschap in de wereld. Maar dan geldt ook het omgekeerde. Waar de Geest niet langer waait, waar geen verlangen naar nieuwe inspiratie (meer) is en waar bezieling niet meer wordt verwacht (!), daar houdt het uiteindelijk op. Vraag: waar verbaas je je in positieve zin over en hoe doet je verbazing over jouw gemeente en over wat je mooi vindt aan je gemeente jou kijken met nieuwe ogen? Zou je dat in een kerkdienst met de gemeente kunnen delen?
Verwondering dat er een geloofsgemeenschap is, die zich in de wereld gezonden weet
Werkvormen: activiteiten
- In beide themanummers gaat het over de eigen gemeente. Probeer een gemeente te vinden in de (wijdere) omgeving, die ‘geheel anders’ is. Maak contact en vraag om een gesprek met de leiding van deze gemeente. Vraag in het gesprek: waar zijn jullie dankbaar voor in jullie gemeente? Wat kun je van deze gemeente leren?
- Lees nog eens de drie praktijkverhalen. Vervolgens kun je de vraag bespreken: wat kunnen wij concreet bijdragen aan de bloei van ons dorp, onze stad? Bij Stichting Present (www.stichtingpresent.nl) zijn voorbeelden te vinden om een dag of dagdeel vrijwilliger te zijn. Is het niet leuk om samen met de hele kerkenraad, diaconie of taakgroep een dagdeel samen de handen uit de mouwen te steken?
Henk de Roest is hoogleraar praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Groningen. Hij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.