Ieder mens een verhaal
![Pastoraat [2;1]](https://www.theologie.nl/app/uploads/2021/10/Pastoraat-21-1140x570.png)
In elk levensverhaal zitten lichte én donkere stukjes. Over het één praten – of vragen – we makkelijker dan over het ander. Tegelijk, wie kent mij dan echt? Helemaal, het hele verhaal? Soms is het niet meer tegen te houden en komen ook de donkere stukjes in het licht…
Je ziet ze tegenwoordig veel in boekhandels liggen, in vele variaties. De boeken met als titel: ‘Opa, vertel eens’. In plaats van Opa kan er ook Pap of Mam of Oma staan. In de boeken staan vragen met grote delen wit om zelf in te vullen. Aan de hand van perioden uit het leven, de vroege jeugd, je tienertijd, trouwen e.d. vormt zich een beeld van wie die ander was en is. Waarom zijn ze er? En waarom lijken ze zo populair om te geven? En misschien ben ik nog wel nieuwsgieriger naar de vraag: worden ze dan ook echt ingevuld?
Ken je mij?
Ieder mens heeft een levensverhaal. En in bijna ieder levensverhaal zitten episodes die we liever gemist hadden. Herinneringen die ons zeer doen. Situaties die pijnlijk zijn en zo persoonlijk dat we die moeilijk kunnen delen. En hoe vind je woorden voor wat jou is aangedaan? Wil je die opschrijven in zo’n boek, voor de komende generaties te lezen?
We leven in een cultuur van verhalen delen, meestal via plaatjes. We posten onze mooiste foto’s op Facebook of Instagram. En als we dat aan ons voorbij laten gaan, is er altijd nog de familie-app waarop de nieuwgeboren baby’s, vakanties en verjaardagen in beelden voorbijkomen.
Dat zijn de mooie dingen en die zijn makkelijk te delen. Maar is dat ons hele verhaal? En mogen diezelfde mensen ook onze donkere stukjes zien? Of moet ik nog een andere vraag stellen? Waarom zouden we dat willen delen, die moeilijke stukken? Wie heeft daar wat aan? En wie gaat dat wat aan?
Niet gekend zijn is een eenzame levensstijl die ons veel kost
Niet spreken versus wel spreken
Dat we niet met heel de wereld alles willen delen is ons goed recht. Sterker nog, niemand heeft recht op ons levensverhaal. Het is een voorrecht als iemand dat te horen krijgt. Maar stel dat we bij iedereen die we kennen de moeilijke, pijnlijke dingen eruit laten. Wie kent ons dan echt? Wie snapt ons dan echt? Wie begrijpt ons als we een zware dag hebben omdat er iets naar boven gekomen is door een lied, een geur, een opmerking? Wie geeft ons dan een kneepje in de hand als de tranen in de ogen springen om iets ogenschijnlijk kleins maar voor ons zo groot?
Niet gekend zijn, echt gekend zijn, is een eenzame levensstijl die ons veel kost. Je kunt het vergelijken met het onderduwen van een opblaasbal in het zwembad. Dat kan, als je er helemaal op gaat liggen. We kunnen veel verborgen houden, zeker als we te kampen hebben met schuldgevoelens. Misschien hebben we ooit verteld over die verkrachting, maar werd er gezegd: waarom was je daar dan ook! Misschien hebben we gedeeld over de miskraam, maar hoorden we: wees maar dankbaar voor het kind dat je al hebt. Misschien hebben we zelf om ons heen gekeken en gedacht: er zijn zoveel ergere dingen. Er zijn zoveel redenen om te zwijgen, om boven op de bal van herinneringen te gaan liggen. We beschermen onszelf tegen nog meer pijn, denken we, en duwen nog maar wat harder.
Maar het vervelende van een opgeblazen bal is dat het in zijn natuur zit omhoog te willen komen. En dus kost het onderduwen ons veel energie. Het kan zijn dat we dat niet eens doorhebben. Dat het zo’n gewoonte geworden is om delen van ons leven, onze herinneringen af te schermen, dat het een tweede natuur is. Maar dan nog, alle energie die daarin gaat zitten, kan niet aan andere dingen uitgegeven worden. En de spanning die het onderwater houden oplevert, gaat in ons lijf zitten, in onze omgang met anderen, in onze reacties. Niet spreken kost ons wat en meer dan we misschien door hebben.
Laat ik meteen maar eerlijk zijn. Wel spreken kost ook wat. Heel wat. Alleen al de woorden vinden kan een zwaar en moeilijk proces zijn. Want verhalen in boeken zijn logisch. Verhalen op televisie hebben een kop en een staart. Maar onze verhalen lijken vaak meer op een bol wol die door een kind is opgerold en waar de schaar is ingezet.
Onze verhalen lijken wel op een bol wol, door een kind opgerold, waar de schaar is ingezet
Waar is wat ons pijn gedaan heeft begonnen? Aan welk draadje moet ik dan trekken? Bij die eerste keer dat opa op onze kamer kwam? Of was het al daarvoor, toen moeder ziek werd en alles in huis stil werd? Of… En als je de woorden zou hebben dan moet je nog langs alle deuren en hekken die ons vaak opsluiten in onszelf. Deuren met daarop zinnen als ‘daar praat je niet over’. En hekken met daarop ‘zulke woorden mag je niet hardop zeggen’. Sloten waarop staat ‘je hangt de vuile was niet buiten’. En muren met in graffiti: ‘het was toch zeker je eigen schuld’.
Deze dingen houden onze verhalen onder water en lijken het soms onmogelijk te maken om er niet op te blijven liggen. En daarnaast, wie vertrouw je genoeg? Wie mag het dan horen? En als laatste, waarom zou je? Wat levert het je op?
De bal loslaten
‘Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij, Gij weet waar ik ga…wat mij ten diepste houdt bewogen, ’t ligt alles open voor Uw ogen.’ Deze berijming van psalm 139 is niet voor niets één van de meest geliefde psalmen. Wij hebben het als mens zo nodig gekend te zijn. Helemaal gekend te zijn. Het zit van nature niet in ons dingen achter te houden. Jonge kinderen vertellen je alles, wat ze denken, waar ze mee bezig zijn. Zelfs als ze iets gedaan hebben wat niet mag, zit het nog niet in hun aard dit te verbergen.
We hebben een plek nodig waar ons verhaal compleet is, zonder zwarte gaten. Waar we niet bezig hoeven te zijn met dingen onder water te houden, maar los mogen laten. Waar we niet na hoeven te denken over wat we zeggen en hoe, maar onszelf mogen zijn. Waar we oordeel-loos geliefd worden. Waar we heel zijn.
Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij
Het is heel makkelijk te zeggen: die plek is bij God. Maar zelfs daar kan aan getornd worden. Preken en bijbelteksten kunnen ons makkelijk het gevoel geven dat we ook voor God maar beter bepaalde delen van ons leven moeten verbergen. Dat ook Hij daar een oordeel over heeft en ons afkeurt. De bal loslaten bij God klinkt mooi, maar ook daar moeten we wel het vertrouwen voor hebben, dat Hij ons dan niet afwijst. Want anders blijven we ook daar zwijgen.
Een plek om te zijn
Ik heb lang gezwegen over de grote bal van pijn in mijn leven. En het onderduwen van die bal heeft me heel veel moeite en energie gekost. Het maakte dat mensen me vaak niet begrepen. Waarom ik reageerde zoals ik deed. Waarom ik zei wat ik zei. En ook bij God heb ik me lang niet veilig gevoeld.
En toch zijn het diezelfde mensen geweest, die mij langzaam de ruimte gegeven hebben om de bal los te laten. Een proces van jaren waarin ik zelf de bol wol van mijn verhaal moest ontrafelen. Woorden zoeken en geven. Plekken zoeken en het aandurven kleine draadjes te delen van dat verhaal, om te kijken hoe er op gereageerd werd. En dan de draadjes aan elkaar knopen. Langzaam tot één verhaal dat verteld kon worden.
Ik geloof dat iedere keer als een ouderling op een bank gaat zitten, een dominee aan een bed aanschuift, een bezoeker stilstaat bij een tuinpad, vrienden zwijgend bij elkaar zitten… dat dít de momenten zijn waarop mensen precies dat kunnen gaan doen. Een stukje van hun verhaal delen. En het is goed dat wij, als we aan de luisterende kant zitten, ons realiseren hoe kwetsbaar en belangrijk deze momenten zijn. Het zijn proeftuinen. We worden getest. Is het veilig hier om dit te delen? Hoe wordt er gereageerd? Hoor ik oordeel in de toon van hun stem, zit er afwijzing in de blik in hun ogen?
En hoe meer ruimte er is om er helemaal te zijn met dit kleine deel, hoe groter de kans dat het hele verhaal op een dag verteld kan worden. Aan zichzelf. Aan God. En aan de mensen aan wie je dit toevertrouwt. Om een heel mens te zijn. Om begrepen te worden. Om je energie aan mooiere dingen te kunnen geven dan het verbergen van wat donker en zwart was. Om het licht van liefde, acceptatie en begrip erover te kunnen laten schijnen. Van jezelf. Van God. En van anderen. Om met mildheid en vriendelijkheid naar jezelf te kunnen kijken in plaats van met afwijzing en afkeuring. Om de liefde toe te laten die voor ons mensen beschikbaar is.
Ken je mij, wie ken je dan?
Dit lied van Huub Oosterhuis vindt zijn basis in Psalm 139. Een geliefd lied. Want hunkeren we daar niet allemaal naar, gekend te zijn? Het is goed te bedenken dat dit gekend zijn niet vanzelf gaat. Dat het ons veel kan kosten om te gaan vertellen. Dat het een kwetsbaar proces is waar veel mensen een aandeel in hebben. Soms hebben die mensen dat door, als ze vanuit een pastorale functie komen. Soms zijn ze daar onwetend van. Maar waar veiligheid ervaren wordt, kunnen mensen schuilen en zichzelf zijn. En helen tot een compleet mens met een compleet verhaal.
Jannie van den Brink-Dekker is predikant binnen de Protestantse Kerk Nederland en auteur van het boek Het meisje, de draak en de dominee.