Actuele gevoeligheden en een oude (heilige) tekst

Hoe kun je in deze tijd de Bijbel verstaanbaar maken en tegelijk recht doen aan de teksten? Hester Smits sprak met Pieter Oussoren en Matthijs de Jong over vertalen en dan vooral over de vertaling van complexe begrippen als ‘slaaf’, de godsnaam en Israël.
Naast mij zit een fitte tachtiger, Pieter Oussoren, bekend van de Naardense Bijbel. Hij heeft zin in het Klein Bijbelfestival dat begin deze zomer gaat komen ter ere van het twintigjarig bestaan van de Naardense Bijbel en de Nederlandse Bijbelvertaling (NBV), en al weer tien jaar de Bijbel in Gewone Taal.
Oussoren richt zich tot hoogleraar aan de Vrije Universiteit en vertaler bij het Nederlands-Vlaams Bijbel Genootschap (NBG), Matthijs de Jong, die via het scherm met ons meepraat: ‘Weet je er al van want het is fijn om het samen te doen.’ De Jong weet nog nergens van maar de toon is gezet: de mannen zijn het vaker eens dan oneens.
Wat speelt er momenteel in vertalingenland?
Volgens Oussoren geen grote kwesties en volgens De Jong steeds weer het besef dat je bij vertalen met meer dan taal bezig bent: ‘Je probeert een tekst vanuit een andere cultuur te begrijpen en binnen je eigen cultuur verstaanbaar te maken.’
Zijn er gevoeligheden? Ik denk bijvoorbeeld aan de vertaling van ‘slaaf’ of ‘dienaar’.
De Jong: ‘Het is denkbaar om een vertaling te maken die haar best doet om bij de gevoeligheden van onze tijd aan te sluiten maar voor wie maak je die? Vertalingen die breed gebruikt worden, lopen niet voorop bij de laatste taalgevoeligheden.’ De Jong vindt dat je ook kritisch moet blijven. Hij vraagt zich af of het debat over de vertaling ‘dienaar’ of ‘slaaf’ hetzelfde is als het gesprek over ons koloniale verleden. Ook pleit hij voor een bepaalde afstand ten aanzien van de actualiteit: ‘Vertalingen van het NBG lopen niet voorop bij dat soort processen.’
De Jong pleit voor een bepaalde afstand tot de actualiteit
Wat vinden jullie van een vertaling als ‘tot slaaf gemaakt’?
Oussoren: ‘“Tot slaaf gemaakt” is een drol van een woord. Ik gebruik “dienaar” omdat het niet meteen te maken heeft met ons slavernijverleden. Wel heb ik “slavinnetje” gebruikt en laatst werd ik daarvoor op de vingers getikt. Nu wordt het “werkmeisje”. Nee, niet “dienares” want er wordt een ander grondwoord gebruikt. Ik wil de vertaling een langere adem geven. En de luxe van de Naardense Bijbel is dat het in een volgende druk weer anders kan; het is een bijbel voor liefhebbers.’
Ik merk zelf als gemeentepredikant dat er, zeker sinds de oorlog in Israël en Palestina, scherp wordt opgelet als Israël genoemd wordt. Heeft dat nog invloed?
Oussoren vindt dat zijn vertaling daarin zelfs richting wijst: ‘Am Yisrael heb ik vertaald als “gemeente” en goj met “volk” (goiim: volkeren). Om het onderscheid te maken. Het is een geloofsgemeenschap die zonder land door de geschiedenis trekt.’ Maar de kritiek was dat ‘gemeente’ zo kerkelijk klinkt. Oussoren zegt fel: ‘Maar het is een geroepen én verzamelde gemeenschap en dat is wat ánders dan een volk. Een gemeenschap bestaat bij gratie van een roeping en priester, koning en profeten verbinden zich daaraan. Ik heb mij er al heel lang aan geërgerd: alles wordt maar “volk” genoemd. Via “gemeente” zijn alle joden verbonden.’
Volgens De Jong raakt de oorlog in Israël niet direct aan het werk van vertalen. Bovendien gebruiken de Bijbel in Gewone Taal en NBV21 vrijelijk de term ‘volk’. De Jong: ‘Ik snap de gevoeligheid wel maar dat is voor de bijbeluitlegger. Ik vind het belangrijk om de Hebreeuwse Bijbel zijn eigen verhaal te laten vertellen en deze niet alleen maar door christelijke ogen te lezen.’
Oussoren: ‘Ik heb ervoor gekozen om de verschillende Hebreeuwse woorden ook verschillend te vertalen.’ De Jong is het daar niet mee oneens maar ziet ook een gevaar: ‘Woorden op een niet natuurlijke manier gebruiken vraagt veel uitleg.’ Oussoren droog: ‘Het woord “gemeente” is heel bruikbaar.’
De Jong blijft volhouden: ‘Je zet daar mensen wel heel erg op een bepaald spoor. Naar mijn aanvoelen gebruik je een term uit het Nieuwe Testament die je plakt op het Oude Testament.’ Oussoren geeft mee: ‘Ik zou ook “sjoel” kunnen gebruiken.’
En dan toch ook maar de vraag naar inclusiviteit in vertalingen. Wat zeggen de vertalers daarover?
De Jong: ‘De NBV was bedoeld als een breed geaccepteerde kerkbijbel in Nederlands taalgebied. Dan moet je rekening houden met gevoeligheden, dus ‘Heer’ is daar een belangrijk voorbeeld van. Het is misschien niet de meest ideale keuze maar ik vind het een beredeneerde keuze.’ Oussoren gebruikt zelf onder andere ‘Ene’ maar vindt ‘Heer’ een fatsoenlijke keuze.
Zou je niet de leeswijzer, voor in de NBV21, prominenter onder de aandacht moeten brengen? Dan weten mensen dat ze ‘Heer’ mogen vervangen door ‘Eeuwige’, ‘Ene’ of een vergelijkbaar woord.
De Jong beaamt dat de leeswijzer aangeeft dat het anders mag. Maar het is de vraag of dat in de praktijk ook vaak gebeurt. Wel constateert hij dat de aanduiding ‘Eeuwige’ in de kerkelijke praktijk toeneemt, maar dat de traditie om ‘Heer’ te gebruiken nog erg is verankerd.
De Jong: ‘De traditie kun je relativeren maar je kunt het niet terzijde leggen. Lokaal zou je heel goed kunnen bespreken wat je zou willen lezen.’
Oussoren vult aan: ‘Het Hebreeuws biedt een man aan als God, een “hij”, niet een “zij” en niet een “het”.’ Hij begint hard te lachen en zegt: ‘Ik vind dat ook niet zo’n bezwaar, ik ben van de herenliefde. Ik hoop dat God een knappe man is!’
Is er geen goed alternatief?
De Jong: ‘Ja, dat is er wel. In Duitsland heb je de Bibel in gerechter Sprache met op elke bladzijde in de koptekst steeds uiteenlopende voorstellen voor de godsnaam waardoor dus de tekst steeds weer wisselt. Inclusiviteit en rechtvaardigheidsprincipe zijn daarin leidend maar dat is dus een bijbel voor een bepaalde doelgroep.’
We praten door over hoe vertalers steeds bedacht zijn op keuzes rondom taal of theologie. Zo is het dus ook bij de vertaling van God: de Bijbel gebruikt mannelijke woordvormen en dat is taalgebruik voor die tijd. Een genderneutrale vertaling daarvan kun je niet puur taalkundig motiveren; het is een theologische stap.
Oussoren: ‘Ik wil in de kerk niet horen dat Jezus tegen de Joden is.’
De Jong: ‘Ik zou ervoor zijn om daarmee te experimenteren, zoals ook in de Bibel in gerechter Sprache gebeurt, maar ik vind niet dat de bestaande vertalingen meteen moeten worden aangepast. Daarvoor lopen de visies heel erg uiteen.’
En wat vindt Oussoren?
‘Ik vind het bijna kinderlijk om de Bijbel op maat te willen hebben bij onze theologie.’
Heeft een van jullie nog een hartenkreet?
Oussoren: ‘Ik wil in de kerk niet horen dat Jezus tegen de Joden is. En ik wil niet hoeven zeggen: “er staat eigenlijk”. Maar er is helaas een lichte verslaving aan de antisemitische vertaaltraditie van Judaioi met Joden. Het is beter om dat met Judeeërs te vertalen.’
En dan blijken hier toch de meningen van beide vertalers uit elkaar te gaan. De Jong: ‘Het speelt vooral in het Johannesevangelie. Daar ligt de pijn. En het probleem van onze taal is dat we het heel vervelend vinden dat het gebruikt wordt maar daar wel vanuit ons eigen taalgebruik aan vastzitten.
Paulus spreekt ook over Joden en Grieken. Dus het probleem herken ik maar de oplossing van Oussoren is niet sluitend. Je moet uitleg geven bij het Johannesevangelie: de Judaioi worden hier als tegenstanders van Jezus opgevoerd maar ze vallen niet samen met het Joodse volk ten tijde van Jezus. En het is zeker niet toegestaan om de lijnen door te trekken naar onze kant van de geschiedenis.’
Krijgen jullie soms ook een hekel aan dat gesteggel over woorden?
Oussoren, geruststellend: ‘Je moet niet alles van een vertaling willen krijgen en je moet niet steeds de vertaling in twijfel trekken: het wordt gedaan om het woord van God door te geven.’ De Jong beaamt dat.
Hester Smits is predikant van de Grote Kerk te Apeldoorn.