Anker
haven
Volkeren omgeven door zee, zoals de Nederlanders, hebben zich altijd laten aanspreken door de symboliek van het anker. Zij hebben zo vaak het anker zien uitgooien en ophalen. Het anker houdt het schip vast en biedt daarom veiligheid. Iemand die stabiliteit en zekerheid wil uitbeelden, vindt in het anker een sprekende metafoor. In de christelijke traditie is het altijd een geliefde metafoor geweest om de hoop en de zekerheid van het geloof te beschrijven. Een bekend voorbeeld is het ankerkruis, het kruis in de vorm van een anker. Dit symbool verbindt de hoop met de kruisdood van Jezus. Ook kennen we de afbeelding van de dolfijn verstrengeld met het anker als beeld van de kerk op weg naar eeuwige zekerheid. In de catacomben zijn ook afbeeldingen van het anker gevonden, soms samen met kruis en hart; samen beelden zij geloof, hoop en liefde uit.
Hoewel de bijbel het anker slechts viermaal noemt, besteden we er aandacht aan vanwege de belangstelling ervoor in de christelijke traditie.
Grondtekst
In het Oude Testament komt het woord anker niet voor. Slechts in een Griekse versie van de Hebreeuwse tekst verschijnt het eenmaal (Jes. 52:18). Wel treffen we choef aan. Dat duidt meestal de rand van het water, de ‘oever’ of ‘kust’ aan (Deut. 1:7; Joz. 9:1; Richt. 5:17; Jer. 47:7). Genesis 49:13 lijkt te wijzen op ‘haven. Eenmaal komt machoz, ‘stad’ in de zin van ‘haven(plaats)’, voor (Ps. 107:30). In de context van de zeevaart is er verband tussen anker en haven.
Het Nieuwe Testament spreekt er vier keer over, met het woord agkyra: Handelingen 27:29,30, 40; Hebreeën 6:19. In Handelingen lezen we ook limèn, ‘haven’ (27:12); dit woord vinden we terug in de naam kalous limenas (27:8), vertaald als ‘Goede Rede’ (NBG-1951), ‘Schoonhaven’ (Willibrord) of ‘Goede Havens’ (Groot Nieuws).
Letterlijk en concreet
a.Handelingen 27 verhaalt van de storm op zee, waarbij de apostel Paulus de hoofdfiguur is. Om het schip in bedwang te houden gooien de zeelieden de ankers uit. Zodra ze verder willen varen, halen zij de ankers weer op. Mogelijk verwijst dit verhaal impliciet naar de verhalen van de storm op zee in de evangeliën. Als dat waar is, reikt het verhaal verder dan we op het eerste gezicht vermoeden: Paulus treedt dan in de voetsporen van de Heer; beiden trotseren de storm.
b.De haven is een uiteinde van de zee. Hij geeft beschutting en biedt de mogelijkheid om te ankeren. Meerdere teksten spreken niet van de haven maar veronderstellen hem wel:1 Koningen 9:26; Jona 1:3; Handelingen 18:22. Niet elke haven(plaats) is geschikt om er de winter door te brengen (Hand. 27:12).
Beeldspraak en symboliek
a.Eenmaal gebruikt de bijbel het anker als metafoor, in Hebreeën 6:19. Deze tekst, bedoeld voor mensen wier leven door elkaar geschud wordt, probeert te bemoedigen. Hun leven wordt heen en weer geslingerd als een schip op de golven. Zij hebben enorme behoefte aan houvast. Welnu, dat houvast ligt in de hoop die in Christus tot hen is gekomen. Die hoop ‘is als een anker voor de ziel’. De ziel, het ik of de kern van het mensenleven, is verankerd in die hoop. De hoop in Christus geeft zekerheid voor nu en tot in eeuwigheid.
b.Op het eerste gezicht handelt Psalm 107:23-30 over mensen die letterlijk op de zee verblijven en geteisterd worden door storm, maar ten slotte door Gods hulp veilig aankomen in de haven (vgl. Jona 1). Er lijkt een diepere laag onder de oppervlakte van deze tekst te zitten: hoe groot de levensstormen ook zijn, aan de Heer is elke stormmacht ondergeschikt en Hij voert het leven van mensen naar veilige plaatsen. Nog sterker komt dit naar voren in de brief van Ignatius aan de lijdende Polycarpus (2e eeuw na Chr.): ‘Het ogenblik staat u te wachten dat u voor God verschijnt. Precies zoals schippers uitkijken naar de wind en zoals iemand door de storm geteisterd uitziet naar de haven’ (II,3). In zijn brief aan de Smyrnaeërs schrijft dezelfde Ignatius, dat door het gebed gelovigen ‘de haven hebben bereikt'(XI,3). De haven is hier metafoor voor veilig thuiskomen, bij God, door God.
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 32; 107; Gezang 116; 274; 325 (= Zolang: 21; Liturgie: 503); 345; 360; 440; Zingend III: 33.
b.Poëzie:
Hans Bouma, MijnGod, Kampen 1997, blz. 144: ‘Veilig’. Van der Graft,Mythologisch, Baarn 1997, blz. 638-639: ‘Het schip’. J.P. Guépin, Gedichten, Amsterdam 1984, blz. 22: ‘Boot’. Leonard Nolens, De liefdesgedichten, Amsterdam 1997, blz. 43: ‘Haven’. Jan Willem Schulte Nordholt,Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 151: ‘Schip in de kerk van Horne’. Paul Snoek, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1982,blz. 654-657: ‘De haven’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 82: ‘Moeder’.
c.Verwerking:
Het hoofdthema van de symboliek van het anker is zekerheid, stabiliteit, veiligheid. Het aspect van veiligheid vinden we in het beeld van de haven terug. En dat verbonden met de sleutelwoorden van het christelijk geloof: geloof en hoop, vleesgeworden in Christus. Aan de hand van afbeeldingen van het anker in de christelijke kunst zouden we de betekenis kunnen uitleggen.
Verwijzing
Het anker en de haven als metaforen horen thuis in de context van de metaforen ‘schip‘, ‘zee‘ en ‘wind‘ (storm). Verder is er wat het aspect van zekerheid betreft verwantschap met de begrippen ‘rots‘ en ‘fundament‘.