Menu

Premium

19. De paulijnse brieven

Paulus en zijn brieven

De canon van het Nieuwe Testament bevat dertien brieven op naam van Paulus. Deze brieven hebben in de loop van de geschiedenis van het christendom grote invloed uitgeoefend. Met name de brief aan de Romeinen is voor diverse grote gestalten van ontzagwekkend belang geweest. De kerkvader Augustinus werd zo door deze brief geraakt, dat hij zijn leven ingrijpend wijzigde. Martin Luther ontwikkelde zijn ideeën over de hervorming van de kerk in sterke mate onder invloed van deze brief van Paulus. En om met grote stappen door de geschiedenis verder te gaan: ook in de twintigste eeuw heeft de brief aan de Romeinen een grote impuls betekend voor de theologie, door het commentaar dat Karl Barth op deze brief schreef. Met name de tweede editie daarvan heeft geweldig veel impact gehad. Theologisch gezien is Paulus dus een cruciale figuur uit het Nieuwe Testament. Ook historisch is hij dat, want zijn brieven zijn de oudste christelijke geschriften die ons zijn overgeleverd. Het is zeer waarschijnlijk dat maar liefst zes van de brieven die op naam van Paulus staan, niet door hem zelf geschreven zijn, maar door zijn leerlingen (of anderen) na zijn dood zijn opgesteld. Er is geen enkele twijfel over de authenticiteit van Romeinen, i en 2 Korintiërs, Galaten, Filippenzen, I Tessalonicenzen en Filemon. Over Kolossenzen, Efeziërs, 2 Tessalonicenzen, 1 en 2 Timoteüs en Titus zijn de meningen verdeeld. Sommige exegeten houden (sommige van) deze brieven voor authentiek, maar een grote meerderheid is sceptisch. Het verschijnsel dat brieven toegeschreven werden aan een auteur die al overleden was, was in de oudheid niet ongebruikelijk. Bij met name filosofen gebeurde dit veelvuldig. Het was een manier om het gezag van de persoon in kwestie te handhaven en toe te passen in een nieuwe, vaak veranderde situatie. Deze bijdrage benadert de dertien paulijnse brieven vanuit de invalshoek dat de zes betwiste brieven inderdaad niet door Paulus zelf zijn geschreven. Zij zullen dan ook apart van de andere zeven brieven besproken worden.

Na de dood van Paulus werden zijn brieven al spoedig van de ene gemeente naar de andere gestuurd. Bisschop Clemens van Rome heeft, wanneer hij in de jaren negentig van de eerste eeuw aan de gemeente van Korinte schrijft, in ieder geval de be schikking over I Korintiërs en vermoedelijk ook over Romeinen. De auteur van 2 Petrus (vermoedelijk begin tweede eeuw geschreven op naam van Petrus) plaatst de brieven van Paulus al op hetzelfde niveau als ‘de overige geschriften’ die over God spreken, namelijk de joodse Bijbel of het Oude Testament (zie 2 Petr. 3:15-16). Paulus’ geschriften hebben steeds in de christelijke traditie gezag gehad en zijn ideeën -zijn theologie – zijn uitermate invloedrijk geweest. Met name zijn geloof in de rechtvaardiging op basis van het geloof, waarbij jood én Griek samen Israël vormen in Christus, heeft een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de christelijke godsdienst in continuïteit met het jodendom.

De brieven en de theologie van Paulus

Daar de brieven van Paulus in de loop van de kerkgeschiedenis een groot gewicht gekregen hebben, zou je bijna kunnen vergeten dat het gaat om brieven. Een brief is een gelegenheidsdocument, geschreven in een heel specifieke context, en is onderdeel van een gedachtenwisseling tussen de auteur en zijn beoogde lezer(s). Dit betekent in het geval van de brieven van Paulus, dat latere lezers zich dienen te realiseren dat zijn brieven niet voor hen geschreven zijn. Wij stappen bij het lezen van de brieven van Paulus binnen in een gesprek, dat Paulus voert met volgelingen van Jezus Christus die hem bekend zijn. Alleen Romeinen schreef Paulus aan een gemeente waar hij nog nooit geweest was, de andere brieven zijn gericht aan gemeenten die hij zelf gesticht had, of aan een privépersoon (Filemon). Het is van belang om in te zien dat alle brieven van Paulus bedoeld waren als brieven en niet als tijdloze theologische traktaten.

Bevatten de brieven dan geen theologie? In eerste instantie moet je zeggen dat zij geloof bevatten; en naarmate meer op dit geloof gereflecteerd wordt, is de verwoording ook theologischer van aard. Paulus’ brieven bevatten op drie niveaus reflectie op geloofsvoorstellingen en dus theologie, zoals door James Dunn aangegeven: i. Allereerst is er het niveau van de overtuigingen die Paulus van zijn voorouders erfde en vasthield. Zo zijn daar de joodse visie op Israël, het strikte monotheïsme, de verwachting dat Paulus leefde in de laatste tijd voor Gods definitieve ingrijpen op aarde (‘de dag van de Heer’). 2. In de tweede plaats bevatten de brieven een weerspiegeling van de impact die Paulus’ eigen biografie had op zijn gedachten. Paulus’ roeping, zijn keuze om het evangelie te verkondigen, de weerstand die hij daarbij moest overwinnen, zijn conflict over de positie van niet-joden in de beweging van Jezus Christus: het heeft alles invloed op zijn ideeën en zijn theologie. 3. De derde laag in de brieven wordt gevormd door Paulus’ reactie op een concrete situatie in de gemeente waaraan hij schrijft. Dikwijls zijn ons de details hierover onbekend, maar het grootste gedeelte van de beschrijvingen in de authentieke brieven van Paulus bevindt zich op dit derde theologische niveau.

Het is de vraag waar theologisch de kern van Paulus’ denken ligt. Allereerst moet dus onderscheid gemaakt worden tussen de brieven als gelegenheidsgeschriften en Paulus’ denkbeelden, Paulus’ ‘theologie’. Waar het het laatste betreft, is dan van belang de drie genoemde niveaus te onderscheiden. En dan is ten slotte de vraag aan de orde of ergens in de brieven een systematische kern te vinden is. In het verleden is veelvuldig de brief aan de Romeinen aangewezen als de meest systematische beschrijving van Paulus’ ideeën en daarom als kern van zijn theologie. Dit miskent evenwel het karakter van ook de brief aan de Romeinen als gelegenheidsgeschrift. Bovendien is het de vraag of Paulus’ ideeën in Romeinen geheel dezelfde zijn als elders in zijn brieven. Was er geen sprake van ontwikkeling in Paulus’ denken? Een veiliger en eerlijker benadering lijkt te zijn gegeven door Christiaan Beker. Beker stelde voor, onderscheid te maken tussen een coherente kern van Paulus’ denken en de contingente toepassing van die kern. De kern zag hij in de eschatologische overwinning van God in Jezus Christus op de macht van het kwaad. In zijn brieven verwoordt Paulus de consequenties van die overwinning, van de komst van Christus dus eigenlijk, in telkens andere contexten aan het adres van uiteenlopende groeperingen. Het is vanuit dit perspectief dat de brieven in deze bijdrage aan bod komen.

De authentieke brieven van Paulus

Vijf van de zeven authentieke brieven van Paulus (in mogelijke historische volgorde: 1 Tessalonicenzen, 1 en 2 Korintiërs, Galaten en Filippenzen) gaan telkens in op specifieke situaties, waarin Paulus advies geeft inzake het leven van de lokale Christusgemeenschap waaraan hij schrijft. De brief aan de Romeinen is een brief aan een gemeente die voor Paulus nieuw is. Het lijkt erop, gezien het grote aantal mensen dat hij in het slothoofdstuk groet, dat hij wel al veel leden van de gemeente in Rome kent. Toch heeft deze brief een wat ander karakter dan de eerder genoemde brieven: Paulus introduceert zichzelf en zijn evangelie en om deze reden is de beschrijving van zijn verkondiging in Romeinen systematischer en meer bereflecteerd dan in de andere brieven. De brief is daarmee evenwel nog geen tijdloos, systematisch-theologisch traktaat – het blijft gaan om een tekst die Paulus in een zeer specifieke situatie schreef met zeer specifieke doelen. Hetzelfde geldt voor de brief aan Filemon, die Paulus vermoedelijk ergens aan het eind van zijn leven schreef, als een soort aanbevelingsbrief ten behoeve van de weggelopen slaaf Onesimus. Paulus schrijft hier niet aan een gemeente, maar toch is deze brief evenmin een privébrief. Het is vanaf het begin duidelijk dat Paulus schrijft vanuit het door hem geclaimde apostolische

gezag.

Hoofdpunt in de brieven is de komst van Jezus Christus. Paulus gaat ervan uit dat dit een definitieve wending is in de wereldgeschiedenis, waarmee de ‘nieuwe schepping'(2 Kor. 5:17; Gal. 6:15) begonnen is aan te breken. Deze opvatting valt te verstaan tegen de achtergrond van Paulus als apocalypticus: in deze joodse stroming stond het geloof centraal dat God een einde zou maken aan de bestaande wereld, de bestaande tijd, en een nieuw begin zou maken door iets totaal nieuws te doen aanbreken. Het ‘nieuwe Jeruzalem’ uit Openbaring 21 is bij uitstek een apocalyptisch beeld, zoals het boek Openbaring bij uitstek een apocalyptisch geschrift is (het Griekse woord ‘apokalypsis’ betekent ook ‘openbaring’).

In Paulus’ opvatting heeft de komst van Christus de door hem verwachte definitieve wending in de geschiedenis gebracht. Hoewel hij dit geloof aanvankelijk bestreed, onderging hij een beslissende wending in zijn leven, die hem van vervolger verkondiger van Christus maakte (Gal. 13-24). Vanuit dit geloof meent Paulus dat hij leeft in de eindtijd, het ‘laatste der dagen’. Hij neemt de voorspellingen van de profeten van het Oude Testament op, met name die teksten waarin jhwhuitspreekt dat hij zijn ‘Geest’ zal uitstorten over de mensen in het laatste der dagen, en de passages van Jesaja waarin beschreven staat dat in deze laatste fase van de geschiedenis de ‘volkeren’ – niet-Israël – naar Jeruzalem zullen komen. Deze voorspelling vat Paulus zó op, dat hij meent dat de volkeren ook onderdeel worden van Israël. Aldus komt Paulus tot een revolutionaire visie, namelijk dat joden én niet-joden die het geloof in Christus delen, gezamenlijk een nieuwe definitie van Israël vormen. Paulus ziet de beweging van volgelingen van Jezus Christus (met inbegrip van niet-joden) dus als het getrouwe deel van Israël en alle anderen als afvalligen! Het brengt hem begrijpelijkerwijs geregeld in conflict met zijn volksgenoten, die Jezus niet zien als Gods ultieme gezant.

Er is Paulus veel aan gelegen zijn idee van Israël in Christus, de eenheid van jood en Griek, van vrije en slaaf, van man en vrouw (Gal. 3:28), vorm te geven. Door praktische aanwijzingen en toelichting op zijn evangelie maakt Paulus aan zijn volgelingen duidelijk, hoe zij zich hebben te verhouden tot elkaar, tot Christus en tot God. Laten we de brieven achtereenvolgens kort nader bezien.

1 Tessalonicenzen

Geschreven door Paulus, Silvanus en Timoteüs, vermoedelijk in Korinte (in het jaar 50 of 51). Gesteld in de eerste persoon meervoud. Na de openingsformuleen de dankzegging (1:2-10), gaat de brief in op het geloof van de gemeente in Tessalonica (2:1-16) en op de verhouding van de Tessalonicenzen tot Paulus (2:17-3:13). Na dit apologetische deel gaat de brief in op de Dag van de Heer (4:1-5:24). De brief rondt af met een groet (5:25-28).

In deze brief spreekt Paulus uitdrukkelijk uit, te verwachten dat hij zelf de Dag van de Heer, de parousie van Christus, nog levend zal meemaken (4:15). In de weergave van Paulus hebben de Tessalonicenzen zich ‘afgewend van de afgoden’ en toegewend tot God: zij dienen de levende en ware God en verwachten zijn Zoon uit de hemel (1:9-10). Paulus roept de Tessalonicenzen bij herhaling op te leven conform de instructies die hij hun gegeven heeft tijdens zijn optreden in Tessalonica.

I Korintiërs

Paulus schrijft I Korintiërs, net als Galaten, in Efeze (in 52-53). Hij reageert op berichten uit de gemeente van Korinte. Hij heeft van de ‘huisgenoten van Chloë’ mondelinge informatie ontvangen over de situatie aldaarmaar ook een brief van de Korintiërs ontvangen (7:1). In de gemeente van Korinte is verdeeldheid ontstaan: sommige leden beroepen zich in het bijzonder op Apollos, anderen op Kephas (= Petrus) en weer anderen op Paulus. Paulus stelt hier tegenover dat Jezus Christus, ‘de Gekruisigde’ (2:2), het fundament is van de gemeente.

Vanuit deze positie geeft Paulus in heel deze brief advies aan de gemeente in Korinte over hoe te leven. Met zijn pastorale adviezen probeert Paulus de leden van deze gemeenschap over te halen om ‘heilig’ te leven. Hij spreekt hen al in de opening van de brief aan als ‘geroepen heiligen’, om hun er vervolgens op te wijzen dat zij deze status ook moeten waarmaken. Zo adviseert Paulus de Korintiërs over hoe zij moeten omgaan met een geval van incest (5:5-13), over hoe zij hun conflicten moeten oplossen (6:1-11), over seksueel gedrag (6:12-20) en over het huwelijk (7:1-40). In I Korintiërs 8:1-11:1 gaat Paulus in op de verhouding tot de pagane omgeving waarin de Korintiërs leven. Richtlijn in al zijn vermaningen is dat ‘alles is toegestaan’, maar niet alles goed is en bijdraagt aan een gezond leven (zie met name 10:23). In de hoofdstukken ii tot en met 14 beschrijft Paulus het leven van de Korintiërs als Christusgemeenschap en adviseert hij hen over hoe te leven. Hierin staat de beroemde lofzang op de liefde centraal (13:1-13), in Paulus’ betoog geen vrome tekst voor huwelijksvieringen, maar een lyrische beschrijving van het uitgangspunt voor het leven in Christus. Hoofdstuk 15 bevat een uitvoerige verdediging door Paulus van het geloof in de lichamelijke, persoonlijke opstanding. In hoofdstuk 16 sluit hij zijn brief af met een groetenlijst en instructies aan de gemeente.

2 Korintiërs

Na I Korintiërs hoorde Paulus opnieuw uit Korinte. Hem werden door leden van de gemeente verwijten gemaakt over zijn opstelling. In de zomer van het jaar 54 kreeg Paulus bericht uit Korinte en reisde hij erheen, uit Efeze. Dit bezoek werd een teleurstelling en Paulus schreef daarop een brief ‘in tranen’ (zie 2 Kor. 2:1-5). Deze brief is vermoedelijk met een latere brief samengevoegd en beide documenten samen vormen nu 2 Korintiërs. Deze brief laat zich daarom minder gemakkelijk lezen dan I Ko-rintiërs, want de inhoudelijke samenhang is minder helder. Paulus is persoonlijk getroffen: iemand heeft hem beledigd (2 Kor. 2:5; 7:12) en concurrerende predikers zijn in Korinte ‘een andere Jezus’ en ‘een ander evangelie’ komen brengen (11:4). Paulus verweert zich hiertegen. Grofweg valt de brief in zijn huidige vorm uiteen in drie delen. Na de briefopening richt Paulus zich tot de Korintiërs met een oproepom zich met hem te verzoenen (1:12-7:16). Daarop volgt een aansporing aan hun adres om zich in te zetten voor de collecte die Paulus houdt voor de armen in Jeruzalem (8:1-9:15). En het slotdeel bevat een felle bestrijding door Paulus van predikers, die klaarblijkelijk Jezus verkondigen als de Messias, maar ook de noodzaak prediken voor niet-joden om de joodse Wet te houden (10:1-13:10).

Galaten

De brief aan de Galaten lijkt te zijn geschreven vanuit Efeze en moet waarschijnlijk gedateerd worden tijdens Paulus’ verblijf in die stad in 52-54. Omdat de term ‘Galatië’ in gebruik was voor een landstreek, maar ook voor een Romeinse provincie, is niet helemaal duidelijk aan wie de brief precies is geschreven. Het gaat om een aantal Christusgroepen, mogelijk in Ikonium, Lystra en Derbe. Paulus heeft daar het evangelie verkondigd en heeft vervolgens vernomen, dat de gelovigen onder invloed zijn komen te staan van concurrerende predikers. Deze concurrenten van Paulus verkondigen dat niet-joden die tot de volgelingen van Christus willen toetreden, zich moeten laten besnijden en de Thora moeten houden. Paulus neemt in een sterk retorisch betoog fel stelling tegen deze boodschap (zie met name 1:6-9; 5:7-8; 6:12-13). Na de opening van de brief (1:1-5) voegt Paulus, in plaats van de gebruikelijke dankzegging, een felle uithaal naar de Galaten in (1:6-9). In een verhalend stuk wijst Paulus op zijn eigen biografie en op het gezag dat hem door God verleend is om het evangelie te verkondigen aan niet-joden (1:10-2:21). Het volgende deel van de brief is argumentatief en wijst erop dat Paulus’ verkondiging van het evangelie in lijn is met Gods heilshistorische plan (3:1-4:11). De conclusie waar dit deel op uitloopt, is dat niet-joodse volgelingen van Jezus Christus de Thora niet hoeven te houden. Vervolgens stelt Paulus de Galaten voor de keuze (4:12-5:12): willen zij hem volgen of zijn concurrenten? Hierna instrueert Paulus de Galaten om op de juiste wijze te leven (5:13-6:10). Ten slotte sluit de brief af met een eigenhandig geschreven slot, waarin Paulus groeten uitspreekt en zijn standpunt nogmaals neerzet (6:11-18).

Romeinen

In de brief aan de Romeinen stelt Paulus zich voor aan de Christusgemeente van Rome. Hij verblijft in het huis van Gajus, in Kenchreeën, de oostelijke haven van Korinte, en schrijft daar in 55 of 56 zijn brief (16:23). Paulus wil naar Rome komen, om zich door de gemeenschap aldaar te laten ondersteunen voor zijn voorgenomen zendingswerk in Spanje (15:23-24). Omdat Paulus Rome nog nooit bezocht heeft, stelt hij zichzelf in deze brief voor. Hij presenteert zijn visie op het evangelie en besteedt daarbij ook de nodige aandacht aan de situatie in Rome. Het thema van de verhouding van joden en niet-joden speelt in deze gemeente een grote rol: op bevel van keizer Claudius hebben alle joden Rome in 49 n.C. moeten verlaten. Toen zij enige tijd later terugkeerden, waren de verhoudingen binnen de Christusgemeente veranderd. Wie heeft het primaat? En welke consequenties heeft het geloof in Jezus Christus voor de verhouding ten opzichte van de rest van Israël?

Paulus zet stevig in. Na de opening en de dankzegging (1:1-15) noemt Paulus het ‘motto’ van zijn brief: Gods evangelie redt iedereen die geloof heeft, jood én Griek (1:16-17). Hij schetst hoe joden en Grieken beide niet in staat zijn tot God te komen (18-3:20). Het goede nieuws, het ‘evangelie’, is nu, dat God in de persoon van Jezus Christus tot de mens gekomen is (3:21-4:25). In Romeinen 5:1-8:39 werkt Paulus de gevolgen hiervan uit voor het leven van de gemeente van de volgelingen van Christus en in 9:1-11:36 bespreekt hij de consequenties voor de rest van Israël. In 12:1-15:13 geeft Paulus een serie apostolische instructies aan de gemeente van Rome. Hij sluit zijn brief af met een beschrijving van zijn reisplannen en een uitgebreide groeten-lijst (15:14-16:27).

Filippenzen

Waar en wanneer Paulus de brief aan de Filippenzen schreef, is een kwestie van discussie. Ook de eenheid van de brief is in het geding. Sommige exegeten onderscheiden zelfs drie brieven in dit document. Gezien de taal, de gedachtenwereld en de context van de brief (Paulus schrijft in gevangenschap aldusis het zeer goed mogelijk dat hij deze brief met Timoteüs in Rome schreef. In dit geval zal de vroegste datering 61 n.C. zijn. Paulus dankt de Filippenzen voor de steun die hij van hen ontving.

Na de openingsgroet en de dankzegging vervolgt Paulus met een beschrijvingvan zijn eigen situatie (02-26). Hij benadrukt daarna het belang van eensgezindheid onder de volgelingen van Christus (1:27-2:18). In deze passage citeert hij een lied over Jezus Christus, de befaamde ‘Christushymne’ uit Filippenzen (2:6-11). Nadat Paulus een serie aanbevelingen heeft gegeven en een groet (2:19-3:1), lijkt hij zichzelf aan te halen en een eerdere brief te citeren (zie 3:1). In deze eerdere brief (3:2-4:1) spreekt Paulus opnieuw kritisch over predikers die Jezus Christus verkondigen, maar daarbij ook de noodzaak onderstrepen de joodse Wet te houden en de besnijdenis te handhaven voor niet-joden die willen toetreden tot de Christusbeweging. In Filippenzen 3:2 verandert Paulus plotseling van toon: hij is scherp, uit zich bijzonder kritisch over zijn concurrenten en verdedigt zijn eigen positie te vuur en te zwaard. De brief in zijn huidige vorm sluit af met een dankzegging van Paulus voor ontvangen gaven en een groet (4:10-23).

Filemon

De brief van Paulus aan Filemon heeft, net als de brief aan de Filippenzen, ook Timoteüs als mede-afzender. Ook hier zijn datering en plaats van herkomst van de brief onhelder. Dezelfde overwegingen die boven voor Filippenzen genoemd werden, lijken ook opgeld te doen voor Filemon: de brief kan goed geschreven zijn in Rome, terwijl Paulus in gevangenschap verbleef (zie Filem. 1). Dat Paulus op leeftijd was bij het schrijven van deze brief, kwam eerder al aan de orde (zie Filem. 9). Dit geschrift is aanzienlijk korter dan alle andere brieven van Paulus en telt slechts vijfentwintig verzen. Toch schrijft Paulus ook hier op basis van zijn gezag als apostel en gaat het niet om een privé-brief. De brief is gericht aan Filemon, Apfia en Archippus en aan de gemeente die in het huis van de laatstgenoemde samenkomt. Paulus vraagt File-mon zijn slaaf Onesimus terug te nemen. Deze Onesimus is bij Paulus tot geloof gekomen.

De brief is vooral van belang, omdat hier duidelijk wordt hoe Paulus omging met het verschijnsel van slavernij. Dit was in de oudheid een volkomen normaal patroon en Paulus pleit dan ook niet voor afschaffing, maar wel voor een menselijke houding van Filemon ten aanzien van Onesimus.

De deutero-paulijnse brieven

In de deutero-paulijnse brieven, geschreven na Paulus’ dood en op zijn naam gesteld, spelen vergelijkbare thema’s als in de authentieke brieven. De context lijkt evenwel steeds net veranderd ten opzichte van het leven van Paulus. De brieven aan de Kolossenzen en de Efeziërs zijn nauw verwant – de laatste lijkt opgesteld naar het voorbeeld van de eerste. In beide brieven beschrijft ‘Paulus’ de kosmische betekenis van Christus (met name Kol. 05-20) en komt vooral aan de orde dat de gemeenten waaraan deze brieven gericht zijn, dienen te leven uit het geloof in de betekenis van deze Christus. In Kolossenzen 3:5-4:6 geeft ‘Paulus’ een langdurige en uitgebreide instructie hoe de volgelingen van Christus hun leven dienen te leiden. Vermoedelijk naar het voorbeeld van Kolossenzen bevat de brief aan de Efeziërs – volgens een deel van de handschriftelijke overlevering geadresseerd aan de ‘Laodicenzers’ (vgl. Kol. 4:16) – een beschrijving van het geloof in Christus en het nieuwe leven dat hieruit voort zou dienen te vloeien.

De tweede brief aan de Tessalonicenzen lijkt erg veel op de eerste. De woordenschat komt grotendeels overeen en ook de opbouw van beide brieven is in hoge mate vergelijkbaar. Met name is opvallend dat beide brieven een dubbele ‘dankzegging’ bevatten (vgl.1 Tess. K2-3; 2:13; 2 Tess. 1:3; 2:13). Onderzoek wijst uit dat 2 Tessalonicenzen hoogstwaarschijnlijk is opgesteld naar het voorbeeld van 1 Tessalonicenzen. De reden hiervoor zal geweest zijn, dat Paulus zichzelf in i Tessalonicenzen 4:13-5:11 rekende onder de mensen die de (weder)komst van Christus nog zouden meemaken. Na zijn dood dreigde dit punt zijn geloofwaardigheid onderuit te halen. De tweede brief biedt dan ook een correctie op het geloof van de eerste en beschrijft de Dag van de Heer als een gebeurtenis die nog geruime tijd op zich kan laten wachten (vgl. 2 Tess. 2:1-12).

De Pastorale Brieven (i en 2 Timoteüs, Titus) zijn vermoedelijk aan het einde van de eerste eeuw geschreven. Zij weerspiegelen een duidelijk verder ontwikkelde opbouw van de gemeenten en een beginnende kerkelijke hiërarchie. Ook deze brieven bevatten instructies voor het leven van de christelijke gemeenten en lijken in zekere zin een correctie op Paulus zelf te bieden. Met name de positie van vrouwen wordt ten opzichte van Paulus’ eigen werk teruggedraaid. 1 Timoteüs 2:8-15 beschrijft dat vrouwen zich dienen te beperken tot hun huiselijke rol in het familieleven en geen openbare functies dienen te bekleden in de samenkomsten van de gemeenten. Wat een ander beeld van Paulus rijst hier op dan uit bijvoorbeeld Galaten 3:28, waar de echte Paulus benadrukt dat in Christus alle verschillen – ook die tussen man en vrouw -wegvallen!

Naar het zich laat aanzien werd aan het einde van de eerste eeuw een bundeling gemaakt van de brieven van Paulus. De aldus bijeengebrachte brieven werden uitgewisseld tussen verschillende gemeenten en het zal in dit proces geweest zijn dat de deutero-paulijnse brieven aan het zogenaamde ‘corpus paulinum’ zijn toegevoegd. In de vroege kerk heeft Paulus een groot gezag behouden en de ontwikkelingen in de tweede eeuw en daarna wijzen erop, dat de bundeling van Paulus’ brieven aan het begin gestaan zal hebben van de canonvorming van het Nieuwe Testament. In de receptie van Paulus en zijn brieven is zijn betekenis uitdrukkelijk opgevat als universeel: Paulus’ evangelie verkondigde Jezus Christus als degene door wie gelovigen uit joden en niet-joden één werden met elkaar en met God.

Paulus’ theologie

De theologie van Paulus bevindt zich ergens onder de oppervlakte van zijn brieven. Hij schrijft vanuit het geloof in de opstanding van Jezus, die voor hem de Gezalfde, de Messias, de Christus is. Jezus Christus is voor Paulus Gods ultieme gezant. Zijn komst heeft de geschiedenis voorgoed veranderd, heeft, in Paulus’ termen, het einde der tijden ingeluid. De ‘nieuwe schepping’ is al begonnen in Christus. Met de komst van Christus heeft God zijn Geest uitgestort op de schepping en wie ‘in Christus’ is, leeft vanuit de Geest van God. De uitdrukking ‘in Christus’ is voor Paulus van groot belang. Volgeling zijn van Jezus Christus is niet een individuele bezigheid, maar een handeling die mensen als het ware inlijft in een bijna fysieke gemeenschap met Christus. Vanuit deze ‘nieuwe schepping’ kijkt Paulus naar de wet en naar de eenheid van jood en Griek. Voor hem is evident dat in Christus de verschillen tussen mensen wegvallen (Gal. 3:28). Bij gevolg rijst de vraag hoe het dan zit met de joodse wet, de Thora. De eenheid van jood en Griek in Christus betekent voor Paulus, dat de joodse wet geen scheiding meer mag aanbrengen tussen deze groepen. Niet-joden zijn bij God welkom, in Christus, als niet-joden en hoeven daarom de wet niet te houden, aldus Paulus. In zijn brieven lijkt hij de consequenties van deze radicale gedachte nog te doordenken. Hij legt de nadruk op de geestelijke betekenis van de wet en beschouwt deze als blijvend.

Paulus’ denken is sterk gekleurd door apocalyptische en eschatologische ideeën. Hij ziet de wereld als voorbijgaand en gelooft dat de (weder)komst van Christus nabij is. In het proces van voorbijgaan van de wereld spreekt God tot de mens door middel van het evangelie. Aan Jezus dicht Paulus een goddelijke status toe. Zijn leven, zijn sterven en zijn opstanding zijn een keerpunt in de geschiedenis en Paulus kan hem dan ook bezingen in termen die in het Oude Testament zijn voorbehouden aan jhwh,aan God zelf.

In zijn brieven is Paulus niet alleen prediker, maar vooral ook pastor. Hij geeft adviezen aan de groepen die hij heeft opgezet, spoort zijn volgelingen aan om te leven vanuit het geloof in Christus en te streven naar heiliging van het leven. Geloof is voor Paulus geen zaak van louter ideeën, maar moet uiting krijgen in het leven van alledag. Ethiek hangt nauw samen met identiteit: Paulus houdt zijn lezers dikwijls voor dat zij zich ‘heilig’ moeten gedragen, omdat zij ‘heiligen’ zijn. Het geloof en de theologie van Paulus zijn praktisch gericht, maar komen voort uit de opvatting dat God door middel van zijn ultieme gezant, Jezus Christus, de mens rechtstreeks aanspreekt.

Literatuur

  • Barth,De brief aan de Romeinen, vertaald door M. Wildschut, Amsterdam 2008.

  • J.Ch. Beker, Paul the Apostle: The Triumph of God in Life and Thought, Edinburgh 1980.

  • J.D.G. Dunn, The Theology of Paul the Apostle, Edinburgh 1998.

  • B.J. Lietaert Peerbolte,Paulus en de rest: Van farizeeër tot profeet van Jezus, Zoeter-meer 2010.

  • R.I. Pervo, The Making of Paul: Constructions of the Apostle in Early Christianity, Minneapolis 2010.

  • E.P. Sanders, Paul and Palestinian Judaism: A Comparison of Patterns of Religion, London 1977.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken