Menu

Premium

Aarde, land

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

‘Aarde’ en ‘land’ zijn veelgebruikte, gewone woorden. Ze horen in onze taal niet direct tot de taal van het geloof, maar het zijn wel woorden die heel veel kunnen losmaken, omdat ze een belangrijke rol spelen in onze discussies over de plaats van de mens in de wereld. Verdraagt de aarde het verschijnsel ‘mens’ nog? Is de aarde niet te mooi en te kwetsbaar om maar steeds te moeten blijven dienen als leverancier voor grondstoffen en economische macht? Het is dan ook niet vreemd dat de moderne tijd ook een tegenbeweging kent, die de aarde ziet als basis van het leven, als moeder aarde, de bron van de cyclus van leven en dood. In deze sfeer krijgt de belangenstrijd tussen mens en aarde religieuze trekken. Het wordt een strijd tussen de autonome mens die zijn levensruimte wil beheersen en de aarde die als fundamentele orde daaraan grenzen stelt. Op dat punt is de woordkeus van de Bijbel belangrijk. Het scheppingsverhaal neemt de mens en de aarde beide hun goddelijke status af. Ze zijn beide door God gemaakt. De aarde is begrensde ruimte, de mens een creatieve bespeler van die ruimte, die steeds weer pijnlijk aanloopt tegen het gegeven dat het een ontvangen ruimte is en geen bezit.

Het woord ‘land’ roept vergelijkbare debatten op. In de mondiale sfeer van reizen en zaken bestaan ‘landen’ niet meer. De wereld is klein geworden. Maar dat duurt tot het moment dat Nederland tegen Duitsland moet voetballen, of het moment dat andere culturen te zichtbaar worden in ‘ons’ land. Heeft ‘land’ te maken met ‘ons’, met een gevoel van veiligheid? Moet je dat veroveren en bewaken of is het een geschenk? Niet zonder reden staat het woord ‘land’ in de Bijbel in verband met woorden als vreemdeling, belofte, rust en verwachting.

Woorden

Net als in het Nederlands kunnen de woorden ‘aarde’ en ‘land’ ook in de Bijbel heel verschillende betekenissen hebben. ‘Aarde’ als vertaling van het woord erets is een van de eerste woorden in de Bijbel: Genesis 1:1. God heeft de hemel en de aarde geschapen. In combinatie met ‘hemel’ geeft ‘aarde’ de hele ruimte van Gods schepping aan. In combinatie met de naam van een bepaald land staat erets ook voor het territorium van een volk: het land Egypte, het land Israël. ‘Aarde’ is vervolgens ook de vertaling van het Hebreeuwse woord adama. Aarde is het materiaal waaruit de mens (adam) is gemaakt, het is de bodem waarop mensen wonen en die ze nodig hebben voor hun vee en voor het verbouwen van hun voedsel. Andere woorden die soms ook met ‘aarde’ of ‘land’ worden vertaald, hebben een meer specifieke functie. In de poëzie wordt naast erets het woord tevel gebruikt om de hele wereld aan te duiden. Het woord sadè wordt gebruikt om een stuk land of het vrije veld aan te geven, de ruimte voor boeren en herders. Het woordgebruik in het Nieuwe Testament is even gevarieerd. Het woord is de meest algemene term. Het kan de grond aanduiden waarop men staat, of de bodem waarin men zaait (Mat. 13:5), maar ook de hele aarde (Mat. 24:30). Daarnaast is er het woord oikoumenè:‘de gehele bewoonde aarde’, een woord dat met name door Lucas wordt gebruikt en vooral een politieke lading heeft (Luc. 2:1). Heel anders klinkt het woord kosmos, dat vooral bij Johannes en Paulus de wereld als geheel aanduidt, maar dan vooral de wereld als systeem, als een manier van bestaan los van God, als uitdager of tegenstander van het evangelie(1 Joh. 2:15).

Betekenis in context

Oude Testament

Woorden voor ‘aarde’ en ‘land’ spelen in het Oude Testament een bijzondere rol in tenminste drie verschillende omgevingen.

Schepping en lofzang

De bewoning van de aarde door de mens is niet vanzelfsprekend. Het is God die als de schepper een ruimte heeft gemaakt voor levende wezens en onder hen de mens een bijzondere rol heeft gegeven. Die ontvangen ruimte is steeds weer aanleiding tot lofzang en verwondering. Tegelijkertijd moet de mens zich blijven herinneren dat het leven op aarde zoals wij dat kennen, werkelijk niet vanzelfsprekend is. Het had bijna ook alweer opgehouden te bestaan vanwege het bederf dat het menselijk gedrag op aarde aanricht. De lofzang en de verwondering zijn met name in de psalmen te vinden. Zij bezingen de grootheid van God, die koning is (Ps. 93 en 97), die ontzag oproept op heel de aarde en die tegelijkertijd vreugde en lofzang geeft aan wie zijn Naam bezingen (Ps. 8:2, 10; 93:5; 97:12). De lofzang klinkt ook uit vreugde om al het goede dat de schepper geeft in de vruchtbaarheid van de aarde (Gen. 1; Ps. 65) en in zijn aandacht voor de mensen (Ps. 33; 115:16). De noodzaak tot herinnering wordt vooral zichtbaar gemaakt in de samenhang van schepping en zondvloed in Genesis 1 tot 9: wij leven op een aan ons teruggegeven aarde. God besloot dat de menselijke boosheid er niet toe mag leiden dat de aarde te gronde gaat. Deze hoofdstukken laten zien hoe zegen en vloek op de aarde elkaar afwisselden, totdat God de zegen het laatste woord gaf (Gen. 8:21-9:7). God gaf aan mens en dier zijn zegen mee: vervul de aarde (Gen. 1:22, 28). De mens is er om de aarde (adama) te bewerken. De menselijke greep naar de macht (Gen. 3) leidde er echter toe dat de aarde vloek en bederf te dragen kreeg (Gen. 3:17; 4:10; 5:29), zodat God besloot de aarde letterlijk schoon te spoelen van deze gewelddadige bewoners (Gen. 6:7). Alleen Noach, zijn familie en exemplaren van alle dieren worden gered. Zij beginnen opnieuw, met de scheppingszegen van God (Gen. 9:1v) op een aarde die haar onschuld kwijt is, want mens en dier zullen een verhouding van schrik en vrees hebben. Maar toch, een aarde met daarop levende wezens, met wie God een verbond sluit: Ik zal jullie plek om te leven, de aarde, niet weer prijsgeven aan de vloek. Daarom is spreken over de schepping zowel lofzang als herinnering. De aarde bestaat, omdat God grenzen heeft gesteld aan de bedreiging door het oer-geweld van de zee (Jer. 5:22).

Belofte en verbond

Na het spreken over de plaats van ‘de’ mens op de aarde wordt het spreken over specifieke mensen in een specifiek land toonaangevend. Dat begint met Gods opdracht aan Abraham, in Genesis 12, om zijn land te verlaten en opnieuw te beginnen in een land dat God hem zal wijzen; daar zal God een nieuwe geschiedenis van zegen beginnen met hem en met het volk dat uit hem zal voortkomen. Bij de bijzondere lijn die God in de wereld gaat tekenen, hoort een bijzonder land: Kanaän, het land van de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob (Gen. 15:7; 26:3; 48:4). Het is het land waar het volk Israël binnentrekt na de uittocht uit de slavernij in Egypte. Het is een land waarin Israël zegen zal ervaren, maar opnieuw: niet vanzelfsprekend. Leven gaat niet zonder nadere instructie, zelfs niet in het beloofde land. Daarom horen belofte, verbond en instructie bij elkaar. Volbreng de geboden opdat je lang mag leven in het land dat Jhwh je geeft (Deut. 5:33).

Verlies en herstel

In deze context komen de lijnen bij elkaar, want het gaat om ballingschap en terugkeer naar het land en tegelijkertijd om de ervaring van vloek en het herstel van de scheppingszegen. Dat is een ervaring, zoals blijkt in de teksten over herstel na de ballingschap. Het land (of is het: de aarde?) zal opnieuw vruchtbaar zijn en opbrengst geven (Ps. 67; 85; Ez. 34:26v). Maar de belofte van zegen en herstel blijft ook een zaak van verwachting, een profetie van voltooiing en vernieuwing van de schepping. Het boek Jesaja eindigt met de belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (65:17; 66:22), de plaats waar Gods dienaren zonder dreiging zullen wonen (Ps. 37:11; vgl. Mat. 5:5).

Nieuwe Testament

Schepping en vernieuwing

Het Nieuwe Testament kent een voortzetting van het woordgebruik van aarde en land vooral in de context van schepping, heil en voltooiing. De andere context, die van de belofte van het specifieke land zoals het Oude Testament die kent, gaat over in de opdracht aan de leerlingen van Jezus om een bijzondere gemeenschap te zijn in heel de wereld. Het betekent dat de aarde in het Nieuwe Testament vooral in beeld komt als geheel, als de hele door God geschapen wereld. Zij is het toneel waarop het getuigenis van het evangelie moet klinken tot aan ‘de randen van de aarde’ (Hand. 1:8). De hele aarde is ook de inzet van de verzoeking van Jezus in de woestijn door de satan. In Matteüs 4:8 toont de satan aan Jezus alle koninkrijken van ‘de kosmos’, de aarde als imponerende schepping. In het parallelle verhaal in Lucas 4:5 toont de satan aan Jezus alle koninkrijken van de oikoumenè, de aarde als politieke en culturele eenheid. Beide termen betekenen een claim: de aarde is geschapen en behoort aan de schepper. De hele aarde zal daarom ook getuige zijn van de komst van Jezus aan het einde van de tijd (Mat. 24:30). Hij heeft van God de zeggenschap ontvangen in hemel en op aarde (Mat. 28:18). In de boeken Openbaring (21:1) en in 2 Petrus (3:13) keren de woorden uit Jesa-ja weer terug: de profetie van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Uitdaging en conflict

Het Nieuwe Testament kent ook de context van uitdaging en conflict waarin over de aarde en de wereld wordt gesproken. Als Jezus de aarde claimt als domein van schepping, verzoening en voltooiing (Kol. 1:15-20) betekent het dat zijn leerlingen als het ware tussen de partijen in leven. De aarde is het domein van Gods heil en de aarde is tegelijkertijd het domein van alles wat zich tegen God verzet. ‘Aarde’ kan daarom ook worden gebruikt om te verwijzen naar alles wat voorlopig en vergankelijk is (1 Kor. 15:47-53). Zo staat de aarde als de geschapen wereld in contrast met God die eeuwig is. Zie het citaat uit Psalm 102:26-28 in Hebreeën 1:10. In dit verband beginnen woorden als ‘aarde’ en ‘wereld’ (kosmos) min of meer samen te vallen. De wereld is het domein van zonde en kwaad en tegelijkertijd voorwerp van Gods liefde (Joh. 1:10, 29; 3:19, 31). Dat vraagt om een positiekeuze: de wereld op zichzelf is tijdelijk, God is eeuwig (1 Joh. 1:15-17). Alleen daarom is het zinvol om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te verwachten.

Kern

De bijbelwoorden die vertaald worden met woorden ‘aarde’ en ‘land’ dragen een duidelijke claim in zich. Er is geen neutrale, publieke ruimte. ‘Aarde’ is niet een verzameling grondstoffen, die men zich naar behoefte kan toe-eigenen. De aarde is schepping en na de zondvloed is het een ruimte van leven die de mensen opnieuw van God hebben ontvangen. ‘Land’ is in het Oude Testament een deel van Gods belofte aan de aartsvaders en aan Israël en na de ballingschap is ook het beloofde land een opnieuw ontvangen plaats om te wonen. Voor de nieuwtestamentische gelovigen is ‘aarde’ net als in het Oude Testament Gods schepping, maar tegelijkertijd voorlopig; nog onderworpen aan onvolkomenheid, maar in pijn en moeite onderweg naar vernieuwing en voltooiing (Rom. 8:18vv).

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: wereld, hemel, belofte, verbond, erfenis, schepping.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken