Menu

Premium

Wereld, kosmos

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Voor mensen van de eenentwintigste eeuw is de wereld groter dan ooit. Onder invloed van de moderne communicatiemiddelen hebben we internationaal leren denken, hetgeen zich weerspiegelt in tal van termen uit ons dagelijks taalgebruik met ‘wereld’ als voorvoegsel. Om enkele voorbeelden te noemen: wereldkampioenschappen, wereldpolitiek, wereldeconomie, wereldgeschiedenis, wereldreligies. Globalisering betekent leven op mondiaal niveau. Dat is een enorme schaalvergroting ten opzichte van de vroegere situatie. Wij zijn wereldburgers geworden: kosmopolieten.

Ook christenen hebben met deze ontwikkelingen te maken. De kerk van Jezus Christus is immers van wereldformaat. Niet beperkt tot ons land of tot de westerse wereld, maar met een internationaal karakter. Het evangelie richt zich tot ieder mens, waar ook ter wereld.

Toch is er altijd een zekere spanning geweest tussen kerk en wereld. Enerzijds uit vrees onder christenen om een ‘werelds’ leven te leiden; men zocht dan de bescherming van het klooster of de geborgenheid van de eigen gemeente. Anderzijds uit gedrevenheid om de wereld voor Christus te winnen, door middel van missionair werk of evangelisatie. Deze spanning wordt vaak als volgt geformuleerd: volgelingen van Jezus Christus zijn wel fn de wereld, maar niet van de wereld.

Woorden

Het Griekse werkwoord kosmein heeft als basisbetekenis: ‘rangschikken, ordenen, versieren’ en kosmos is dus allereerst een ordeningsbegrip. Ons woord cosmetica (Grieks: [hè] kosmètikè [technè], lett.: ‘de versierkunst’) is ervan afgeleid. Petrus adviseerde vrouwen met een niet-christelijke echtgenoot hun kracht niet te zoeken in zulke opsmuk(1 Petr. 3:3). En van een schoongemaakt huis kan gezegd worden dat het ‘op orde’ is (Mat. 12:44 kekosmèmenon). Maar meestal bedoelt de Bijbel met kosmos de wereldorde, vooral in positieve zin: de fraai ingerichte en doelmatig georganiseerde wereld waarin wij leven en waarvan wij deel uitmaken. Dan gaat het over heel de door God geschapen werkelijkheid, of over de aarde als woonplaats van de mensen, of speciaal over de mensenwereld als zodanig. Het Oude Testament gebruikt een meer gevarieerde terminologie, waarvan de vaste uitdrukking ‘hemel en aarde’ voor de geschapen werkelijkheid eveneens in het Nieuwe Testament te vinden is. Wat wij verstaan onder ‘bewoonde wereld’ heet in het Hebreeuws teveel (zie bijv. Ps. 24:1) en in het Grieks oikoumenè (zie bijv. Hand. 11:28).

Betekenis in context

Oude Testament

Boven- en benedenwereld

De vaste uitdrukking ‘hemel en aarde’ uit de Bijbel heeft allereerst een ruimtelijk aspect, dat uitkomt in de nauwe samenhang tussen de hemel als bovenwereld en de aarde als benedenwereld. Zo is alles begonnen: God schiep de hemel en de aarde. En hoewel het verhaal van Genesis zich grotendeels op het grondvlak van de aarde afspeelt, is het toch de geschiedenis van hemel en aarde samen die ons hier wordt verteld (Gen. 2:4). De Schepper van het heelal wordt herhaaldelijk betiteld als ‘God van hemel en aarde’. Het heelal is zijn domein. Het verkondigt Gods majesteit, een welsprekend verhaal zonder woorden. Sterker nog, de Here vult hemel en aarde met zijn goddelijke aanwezigheid. Het heelal is vol van Hem: de hemel is zijn troon, de aarde zijn voetenbank (Jer. 23:24; vgl. Jes.66:1). In tal van psalmen worden hemel en aarde dan ook opgeroepen de Here te loven. Even universeel klinken in het boek Jesaja de woorden van de profeet, die vanaf de eerste inzet wereldwijd gehoor vraagt: ‘Hoor, hemelen! Luister, aarde, want de Here neemt het woord’ (Jes. 1:2). Mozes riep hemel en aarde op als getuigen van de verbondsver-plichtingen die het volk Israël tegenover de Here op zich had genomen (Deut. 4:26; vgl. 30:19; 31:28; 32:1). En meer in het algemeen horen we de profetische waarschuwing dat hemel en aarde zullen beven in het gericht van God. Instabiliteit van de kosmos treedt op, grote opschudding, wanneer de Schepper haar ter verantwoording roept (Hag. 2:7; vgl. Hebr. 12:26).

Huidige wereld en komende wereld

Naast het ruimtelijke aspect heeft de uitdrukking ‘hemel en aarde’ in de Bijbel ook een temporeel aspect, zoals dat naar voren komt bij de tegenstelling tussen de huidige wereld en de komende wereld. Herhaaldelijk wordt de vergankelijkheid van het aardse benadrukt, die de oneindigheid van God des te beter doet uitkomen. Hemel en aarde zullen vergaan, maar de Eeuwige blijft bestaan, zijn heil houdt altijd stand (Ps. 102:26-28; Jes. 51:6). Sterk leeft in de Bijbel het besef dat deze wereld, door goddeloosheid verontreinigd, een grondige reiniging behoeft. Het moet anders, het kan anders, het wordt anders. ‘De zondaren zullen van de aarde vergaan (.) Halleluja!’ (Ps. 104:35). Onderwereldfiguren horen hier niet thuis, want de wereld behoort God toe.

Nieuwe Testament

Boven- en benedenwereld

Ook het Nieuwe Testament spreekt van Godals de Schepper van de wereld. Bepaalde dingen bestaan al vanaf de grondvesting van de wereld (apo katabolès kosmou, Mat. 25:34) of dateren zelfs van vóór het wereldbegin (pro katabolès kosmou, Ef. 1:4). Zulke uitdrukkingen wijzen op Iemand die de kosmos heeft ingericht en geordend. Autonoom is het heelal beslist niet.

Vandaar dat Paulus overal ter wereld mensen aanspreekt over God, die de Schepper is van hemel en aarde en recht heeft op universele erkenning (Hand. 14:15; 17:24). Dit is temeer het geval omdat zijn vaderschap model staat voor alle mensen- en engelenfamilies (Ef. 3:15), dat wil zeggen voor alle bewoners van de kosmos (1 Kor. 4:9).

Wanneer Gods zoon een dankgebed begint met de aanspraak: ‘Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde’, dan is dat veelzeggend (Mat. 11:25). Zijn optreden in Israël heeft niet slechts regionale betekenis. Het is een zaak van wereldbelang.

In overeenstemming met de oudtestamentische profeten sprak Jezus over het vergaan van hemel en aarde (Mat. 5:18; 24:35). Hij was gekomen om de boven- en de benedenwereld, die ver uit elkaar gegroeid waren, te verenigen en met God te verzoenen (Joh. 8:23; Kol. 1:20). Hij heeft alles onder controle. Erkenning van zijn wereldheerschappij zal desnoods worden afgedwongen; zowel gelovige als ongelovige mensen vallen voor Hem op de knieën: Jezus is Heer (Filp. 2:10). Maar ook spontane lofprijzing klinkt op vanuit heel de schepping (in de hemel, op de aarde, onder de aarde, in de zee en wat daarin is): ‘Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden’ (Op. 5:13).

Huidige wereld en komende wereld

Jezus leerde zijn volgelingen verschil zien tussen het leven in deze wereld enerzijds en het eeuwige leven anderzijds, zoals Hij dat onderscheid voor Zichzelf had gemaakt bij het naderen van zijn sterven en verheerlijking (Joh. 12:25b).

Evenals het Oude Testament getuigt ook het Nieuwe Testament van reiniging en de vernieuwing van deze wereld door God. Van Hem is de kosmos. Zoals in de tijd van Noach de toenmalige wereld is verzwolgen door het water, zo wacht de huidige wereld op het gericht met vuur. Volgens Gods belofte echter verwachten wij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (2 Petr. 3 57, 13). Met deze herinnering aan Gods belofte verwijst Petrus zijn lezers speciaal naar de profetie van Jesaja. De Schepper beloofde hoogstpersoonlijk een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te creëren; niemand zou dan meer terugverlangen naar vroeger (Jes. 65:17). Johannes kreeg alvast een vooruitblik via veelbelovende visioenen. Wanneer de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbijgegaan, is te zien hoe zonder mensenhanden metterdaad een andere wereldorde tot stand wordt gebracht (Op. 21:2). Zo zal God zijn oude belofte vervullen. Hij komt een nieuwe wereld stichten, op recht en op gerechtigheid.

In het Nieuwe Testament wordt het contrast tussen de huidige tijd en de beloofde nieuwe wereldperiode verwoord met behulp van de term aioon (vaak vertaald met: ‘deze eeuw/de komende eeuw’, o.a. Mat. 12:32; Luc. 20:34-35; Ef. 1:21 vgl. voor deze eeuw: Rom. 12:2; 1 Kor. 2:6, 8; 2 Kor. 4:4; 1 Tim. 6:7; 2 Tim. 4:10; Tit. 2:12 en voor de komende eeuw: Ef. 2:7; Hebr. 6:5). En wie is de Koning van de eeuwen? Niemand anders dan onze God: onvergankelijk, onzichtbaar en onvergelijkbaar (1 Tim. 1:17). Door dit besef staat de wereldtijd voor christenen steeds onder spanning. De tijd is kort, zegt Paulus; omdat de gestalte van deze wereld voorbijgaat, moeten wij er zo mee omgaan dat wij er niet in opgaan (1 Kor. 7:29-31; vgl. 1 Joh. 2:17). Nabij is de voltooiing van alle eeuwen (1 Kor. 10:11; Hebr. 9:26). Werkelijk, er komt een andere wereld!

Kosmos als mensenwereld

Met kosmos kan in het Nieuwe Testament ook speciaal de aarde bedoeld zijn als woonplaats van de mensen, of nog meer toegespitst de mensenwereld als zodanig. Mensen komen ter wereld en verlaten deze wereld weer (Joh. 16:21; 1 Kor. 5:10; 1 Tim. 6:7); zo ook Jezus Zelf (Joh. 16:28). Het zijn vooral de geschriften van Johannes en de brieven van Paulus, waarin de term kosmos op die manier gebruikt wordt: aarde of aardbewoners.

Let op de volgende parallel bij Johannes: ‘. het licht is naar de wereld gekomen, maar de mensen hadden de duisternis liever dan het licht’ (Joh. 3:19). Uit liefde voor de wereld gaf God zijn eniggeboren Zoon: Hij wil de mensheid niet veroordelen, maar door Jezus laten redden (Joh. 3:16-17; 12:47). Op aarde werd echter afwijzend gereageerd: men weigerde de Messias van Israël te aanvaarden (Joh. 1:911). De mensheid is in de macht van de Boze (1 Joh. 5:19). Daarom moeten Jezus’ volgelingen zich niet verbazen over de haat van de wereld (Joh. 15:18-25; 1 Joh. 3:13). Jezus noemt de satan wel ‘de heerser over deze wereld’, maar deze wereldleider is al onttroond en veroordeeld (Joh. 12:31; 14:30; 16:11). Daarom geeft Hij zijn leerlingen de volgende bemoediging mee: ‘In de wereld zullen jullie verdrukking lijden, maar houd moed: Ik heb de wereld overwonnen’ (Joh. 16:33).

Volgens het slot van het Evangelie van Johannes zou de wereld te klein zijn om alle boeken te bevatten die geschreven kunnen worden over wat Jezus nog meer gedaan heeft (Joh. 21:25). Hoewel dit vaak wordt uitgelegd als een vrome overdrijving, is het goed mogelijk dat de oude apostel Johannes hier de apostolische tijd op het oog heeft. Na alles watJezus voor de ogen van zijn leerlingen gedaan had, waarvan in het evangelie een selectie is genoteerd (Joh. 20:30-31), deed Hij vanuit de hemel nog zoveel méér op aarde. Daarmee kan een hele wereldbibliotheek gevuld worden!

Dat kosmos bij Paulus doorgaans ‘de door mensen bewoonde wereld’ of ‘de mensheid’ betekent, blijkt op tal van plaatsen. ‘In de hele wereld’ wil zeggen: onder alle mensen (Rom. 1:8; Kol. 1:6). Ieder mens, waar ook ter wereld, staat schuldig voor God (Rom. 3:19-20). ‘De wijsheid van de wereld’ is niets anders dan menselijke eigenwijsheid (1 Kor. 1:20, 26-29). Het is deze mensenwereld die als geheel onverschillig, afwijzend of zelfs vijandig staat tegenover God. Daarom heeft deze wereld verzoening nodig: in Christus verzoent God mensen met Zichzelf (2 Kor. 5:19). Juist om die reden moeten wij als christenen onszelf niet laten besmetten door mensen die vreemd of vijandig staan tegenover God (Gal. 6:14; Jak. 1:27; 4:4; 2 Petr. 2:20).

Zo laat zich verklaren waarom Abraham door Paulus de ‘erfgenaam van de wereld’ genoemd kan worden (Rom. 4:13). Nergens in de Bijbel wordt dit met zoveel woorden gezegd, hoewel de meeste uitleggers bij deze tekst verwijzen naar de oudtestamentische landbelofte. Maar het punt is hier Abrahams vaderschap, zoals duidelijk blijkt uit het citaat van Gods belofte in vers 17: ‘Ik heb u vader gemaakt van vele volken’. Zijn erfenis bestond dus uit de volken van de wereld (Gen. 18:18 en 22:18; vgl. 26:4). Dat zijn alle mensen die Abrahams nageslacht zouden vormen door het geloof in Jezus Christus, zodat ze rechtvaardig worden verklaard.

Een bijzondere uitdrukking is ta stoicheia tou kosmou, door de SV letterlijk weergegeven als ‘de eerste beginselen der wereld’ (Gal. 4:3, 9; Kol. 2:8, 20; Hebr. 5:12; vgl. de werkwoordsvorm in Hand. 21:24 en Gal. 6:16). Dit zijn- kort gezegd – de basisprincipes, zowel religieus als humanistisch, van waaruit mensen over het algemeen denken en handelen. Zulke elementaire beginselen hebben een geheimzinnige aantrekkingskracht. Door hun algemene acceptatie kunnen ze macht uitoefenen in kerk en wereld. Maar wie Christus als Heer erkent, heeft andere principes: waarden van hogere herkomst.

Kern

Kerk en wereld: het gaat inderdaad om een spanningsvolle relatie. In zijn afscheidsgebed vroeg Jezus echter niet aan zijn Vader om de leerlingen uit de wereld weg te nemen, maar om hen te bewaren voor het kwaad, dat letterlijk uit den Boze is (Joh. 17:14-19). Kerkmensen zijn tevens wereldburgers. Is het niet een geweldige uitdaging om als christenen op deze planeet te leven en als kerk in de moderne samenleving te staan? De kerk heeft een Woord voor de wereld. Wat christenen bij het overbrengen daarvan zou sieren is de bescheidenheid waarmee de apostel Paulus aan Timoteüs schrijft: ‘Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. En de eerste van hen ben ik’ (1 Tim. 1:15).

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: aarde, eeuwigheid, hemel, mens, schepping, tijd.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken