Menu

Premium

Beer

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

In onze taal wordt met ontzag gesproken over de lichaamskracht van beren: hij is zo sterk als een beer. Een bekend spreekwoord gaat ervan uit dat het veel moeite zal kosten een beer te overweldigen: men moet de huid niet verkopen, voor men de beer gevangen heeft. Sommige zegswijzen laten zien dat het uiterlijk van een beer niet positief wordt beoordeeld: een man die zich ongemanierd en lomp gedraagt, wordt een ongelikte beer genoemd. Het is zeer de vraag of met een dergelijke vergelijking het dier recht gedaan wordt. Vermoedelijk moet de oorzaak worden gezocht in het feit dat wij de dieren niet goed kennen. Sinds mensenheugenis hebben in ons land geen beren geleefd.

Grondtekst

Het woord dov (zowel ‘beer’ als ‘berin’) komt in het Oude Testament op de volgende plaatsen voor: 1 Samuël 17:34-37; 2 Samuël 17:8; 2 Koningen 2:24; Jesaja 11:7; 59:11; Klaagliederen 3:10; Hosea 13:8; Amos 5:19; Spreuken 17:12; 28:15; Sirach 25:17.

Het Griekse woord arkos is slechts eenmaal in het Nieuwe Testament te vinden: Openbaring 13:2 (in een citaat uit Dan. 7:5).

Letterlijk en concreet

a.Vanaf bijbelse tijden tot aan het einde van de 19e eeuw dienden de bewoners van het joodse land op hun hoede te zijn voor beren. Het waren sterke beesten, roodbruin gekleurd, die een lengte van twee meter konden bereiken. Zoals veel andere zoogdieren waren ze omnivoren. Wanneer beren evenwel honger leden, konden ze zelfs voor mensen een gevaar vormen (Am. 5:19). In een gruwelijk oudtestamentisch verhaalwordt verteld dat twee berinnen niet minder dan tweeënveertig jongens die de spot hadden gedreven met de profeet Elisa verslonden (2 Kon. 2:24).

b.Herders wisten dat hun kudde voortdurend bedreigd werd door roofdieren. Wie geen lichaamskracht en moed had, deed er verstandig aan een minder gevaarlijk vak te kiezen. David was niet bang. De uitdaging van de reusachtige vechtjas Goliat nam hij onvervaard aan. Ter geruststelling van de bezorgde koning Saul wees hij hem op de vele gevaren die hij als herder diende te trotseren: ‘Toen uw dienaar de schapen van zijn vader hoedde, kwam er soms een leeuw of een beer die een schaap uit de kudde roofde, dan ging ik achter dat dier aan, sloeg het neer en redde het schaap uit zijn muil. En viel het dier mij aan, dan greep ik het bij zijn baard en sloeg ik het dood. Leeuw en beren heeft uw dienaar neer geslagen. Die onbesneden Filistijn zal hetzelfde lot ondergaan omdat hij de gelederen van de levende God durft uit te dagen. De Heer, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuwen en beren, zei David, zal mij ook redden uit de handen van die Filistijn’ (1 Sam. 17:3437).

Beeldspraak en symboliek

a.Beren werden gevreesd in het oude Israël. Dat nam niet weg dat men er ook oog voor gehad heeft dat beer en (vooral) berin met zorg vervuld waren over het wel en wee van hun nageslacht: ‘verbitterd als een wilde berin die beroofd is van haar jongen’ (2 Sam. 17:8; vgl. Spr. 17:12). Zelfs Gods teleurgestelde liefde voor Israël laat zich er mee vergelijken: ‘Ik val hen aan als een berin die van jongen beroofd is… ‘ (Hos. 13:8).

b.Een beer die honger heeft, is bijzonder gevaarlijk: ‘Een brullende leeuw en een hongerige beer: dat is een zondaar die heerst over een behoeftig volk’ (Spr. 28:15). De dichter van het bijbelboek Klaagliederen noemt eveneens leeuw en beer tezamen. Hij trekt een vergelijking tussen de verschrikkingen die deze roofdieren kunnen veroorzaken en het handelen van God. Dat beeld zou als aanstootgevend ervaren kunnen worden, maar valt te begrijpen wanneer rekening wordt gehouden met de situatie waarin de dichter leefde: korte tijd na de ondergang van Jeruzalem in 587 v.Chr. – misschien werden deze klaagliederen door priesters gezongen in ruïnes van de verwoeste tempel: ‘Hij (God) loerde op mij als een beer, als een leeuw vanuit zijn schuilplaats. Al mijn wegen verwoestte Hij: één braakland, één woestenij’ (Klaagl. 3:10-11).

c.Ook in het oude Israël klonk het doorgaans niet als een compliment wanneer het uiterlijk van iemand met dat van een beer werd vergeleken: ‘De kwaadaardigheid van een vrouw verandert haar oogopslag en verduistert haar gezicht tot zij eruitziet als een berin’ (Sir. 25:17).

d.In het profetische visioen van Jesaja waarin de sjalom geschilderd wordt, is definitief een einde gekomen aan de vijandschap tussen runderen en roofdieren: ‘De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet stro, net als de os’ (Jes. 11:7). In de apocalyptische literatuur behoort de beer tot de angstaanjagende dieren die de kwade machten symboliseren: ‘Toen kwam een ander dier, het tweede, dat op een beer leek; het richtte zich aan een zijde op en hield tussen de tanden in zijn muil drie ribben’ (Dan. 7:5); ‘het beest, datik zag, leek op een luipaard, zijn poten waren als die van een beer en zijn muil was als een leeuwenmuil’ (Op. 13:2) . Het laatste citaat is de enige nieuwtestamentische tekst waarin het woord ‘beer’ voorkomt.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 56; 101; Gezang 10; Gezangen: 202; 554; Gezegend: 107; Honderd: 29; Mond: 23; Zingend III: 48; IV: 75a; 75b; VI: 69.

b.Poëzie:

Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 159: ‘Beer in bed’; 176: ‘Boomchirurg’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 36: ‘Dag van oordeel’; 100: ‘En daarna het oordeel…’

c.Verwerking:

Van verschillende zijden is het mogelijk de beer ter sprake te brengen. Denk aan de beer als attribuut van heiligen, vanwege de macht en de statigheid die het dier uitstraalt. Of de beer als personificatie van de hoofdzonden gulzigheid, toorn en wellust, waarmee het negatieve en kwade wordt geduid. In de Midrasj zien we de beer wel in een vergelijking. Zo vertelt de Midrasj over een zondige priester de volgende vergelijking: Dit (wat de priester doet) kan worden vergeleken met het geval van een behoeder van een beer die het rantsoen van de beer opat. En de koning zei: ‘Aangezien hij het rantsoen van de boer heeft opgegeten, zal de beer hem verslinden.’ Evenzo zei de Heilige, gezegend zij Hij, van een zondige priester: ‘Omdat hij zich heeft vergrepen aan de gewijde dingen (het offervuur), zal het vuur zich aan hem vergrijpen’ (Midrasj Rabbah, Lev. V,6).

We signaleren de thema’s oordeel, woede, vijandschap, kwade machten.

Verwijzing

De aspecten geweld en oordeel van het begrip beer doen ons eveneens denken aan ‘leeuw‘, ‘draak‘ en ‘zee‘ (zeemonsters).

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken