Menu

Basis

Dag Hammarskjöld: de innerlijke reis als een weg naar gemeenschap

Vrienden worden met de dood

Man alleen op de kade
‘Wij allen hebben in ons een kern van stilheid omgeven door stilte.’ (beeld Pxhere)

Hoe de mens een leven van actieve maatschappelijke dienst zou moeten leven in volledige harmonie met zichzelf als lid van de gemeenschap van de geest, las Dag Hammarskjöld in de geschriften van die grote middeleeuwse mystici. Dat zei de destijds VN-Secretaris Generaal in 1954. De angst voor de dood verhindert de mens om werkelijk tot leven te komen, stelt hij. De reis naar binnen, in stilte, de eenzaamheid, leidt tot gemeenschap.

Toen in 1961 Dag Hammarskjöld bij een vliegtuigongeluk om het leven kwam, was de wereld in rep en roer. In hem verloor zij een belangrijk voorvechter voor de vrede in een tijd dat de koude oorlog hoogtij vierde. In 1953 tot Secretaris Generaal van de Verenigde Naties gekozen, heeft Dag Hammarskjöld zijn tweede termijn niet kunnen afmaken. Door zijn diplomatieke kwaliteiten wist hij menig internationaal conflict tot een goed einde te brengen. Onder zijn bewind kreeg ook de VN-vredesmacht een steeds belangrijker rol bij het bewaken van de vrede. Tevens ging zijn speciale aandacht uit naar die landen die na een koloniaal verleden onafhankelijk werden. Hij wilde niet dat deze landen speelbal werden van de grootmachten van zijn tijd. Tijdens zijn laatste termijn hield vooral de kwestie Congo hem erg bezig. Dit in 1960 onafhankelijk geworden land stond op de rand van een burgeroorlog en dreigde ten prooi te vallen aan de machtspolitiek van zowel het Westen als het Oostblok. Toen hij echter bij een uiterste bemiddelingspoging Moïse Tshombe, de leider van de opstandige provincie Katanga, wilde spreken, werd zijn vliegtuig naar alle waarschijnlijkheid neergeschoten door subversieve krachten die geen prijs stelden op zijn bemoeienis. (1)

Dag Hammarskjöld, UN Photo/X

Wereldgemeenschap

Door zijn functie als Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties was hij zich terdege bewust van het belang van gemeenschap, zowel op het niveau van de familie en de natie als op het meer abstracte niveau van landen onderling. In de moderne samenleving staan landen niet meer op zichzelf, maar zijn ze onderling van elkaar afhankelijk. Dit geldt ook voor conflicten. Raken landen met elkaar in conflict, dan heeft dit onmiddellijk gevolgen voor de wereldgemeenschap in zijn geheel. Op dit moment ondervinden we dit aan den lijve met het conflict tussen Rusland en Oekraïne. Met de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen, wist Dag Hammarskjöld dit heel goed. In tegenstelling tot zijn vader die meer heil zag in het internationale recht, benadrukte hij vooral de onderlinge communicatie en samenwerking. Daarom zag hij de Verenigde Naties ook als de organisatie van de toekomst. Zij gaf gestalte aan het idee dat wij als mensen – hoe verschillend wij hier ook uitdrukking aan geven – één gemeenschap vormen en daarom onderling met elkaar verbonden zijn.

‘Elk ander mens is een nieuwe en unieke uitdrukking van God’

Met het besef dat wij als mensen één wereldgemeenschap vormen, komt ook haar zwakheid aan het licht. Veel van wat wij gemeenschap noemen is gebouwd op gezamenlijk eigenbelang: de ander is daarbij alleen welkom wanneer hij dit eigenbelang dient. Vreemde culturen met andere waarden en normen zijn daarbij al gauw bedreigend. We kunnen ons daartegen verdedigen door ons terug te trekken in ons eigen gelijk. Voor Dag Hammarskjöld zijn deze verschillen juist een verrijking omdat ze ons uit de verblinding van ons eigen perspectief trekken. Iedere cultuur zoekt op haar eigen wijze wat mens-zijn ten diepste betekent. Omdat we hierin in een door God gegeven geheim schouwen, kan niemand zeggen dat hij de waarheid in pacht heeft. Wij zijn als mens geen abstract idee, maar we herinneren elkaar aan de eenheid waar we allen vandaan komen. Elk ander mens is een nieuwe en unieke uitdrukking van God. Wat dat betreft is de mens een godswonder dat nu gebeurt. Omdat dit voor ons altijd een geheim blijft, kan niemand ‘de waarheid’ claimen of deze de ander opleggen. Het is enkel in deze veelzijdigheid dat de mens in zijn volheid aan het licht kan komen.

Reis naar binnen

In zijn postuum uitgegeven dagboek Merkstenen beschrijft Dag Hammarskjöld dat wat hij in een van zijn latere aantekeningen de reis naar binnen noemt. (2) Deze voor ieder uiterst persoonlijke weg maakt hem ervan bewust dat wij zelf niet het centrum van ons bestaan vormen. Wij hangen met heel ons wezen in God. Hij is de Bron van ons leven en de enige manier om deze weg naar binnen te gaan, is door ons door dit Geheim van ons bestaan uit onszelf en ons eigen perspectief te laten trekken. Niet ik maar God in mij, (3) schreef Hammarskjöld in het jaar dat hij tot Secretaris-Generaal werd gekozen. Met dit korte zinnetje geeft hij het centrale spanningsveld aan waarin hij zijn levensweg gaat. Volgt hij het spoor van het lawaai van zijn eigen manifestatiedrang dat zijn eigen koninkrijk wil vestigen, of volgt hij de roepstem van zijn diepste innerlijk dat onder dit lawaai schuilgaat? Om deze reden is stilte voor Dag Hammarskjöld ook zo belangrijk. We kunnen de goddelijke roepstem van onze ziel alleen maar in zijn volle diepte gaan horen, wanneer deze niet meer overstemd wordt door al die vreemde stemmen die ons bij deze laag aan gene zijde van ons ‘ik’ vandaan willen trekken. Wij allen hebben in ons een kern van stilheid omgeven door stilte, schrijft hij in een brochure ter gelegenheid van de opening van het stiltecentrum in het gebouw van de Verenigde Naties:

Dit huis, toegewijd aan werk en overleg ten dienste van de vrede, moet één ruimte hebben, toegewijd aan stilte in de uiterlijke zin en stilheid in de innerlijke zin. Het is de bedoeling in deze kleine ruimte een plek te creëren waar de deuren open kunnen staan naar de oneindige landen van gedachten en gebed. (4)

Voor Dag Hammarskjöld is de dood een spiegel voor onze geestelijke reis waarin sterven de poort is naar ons leven in God. Alan Levine
(beeld PxHere)

Uiteindelijke eenzaamheid van iedere mens

Hoewel stilte een aangename afwisseling kan vormen met ons drukke bestaan, zijn we er gelijktijdig ook bang voor. Het moet niet te lang duren. Dan begint het saai te worden of zelfs ongemakkelijk. We worden er onrustig van en beginnen onze sociale contacten te missen. Wanneer we onder de mensen zijn, hebben we tenminste nog het gevoel dat we leven. Daarom willen we toch weer snel terug naar die haast die ons verhindert werkelijk bij onszelf naar binnen te gaan. De stilte herinnert ons aan de uiteindelijke eenzaamheid van iedere mens. Eenzaamheid is geen dodelijke ziekte, schrijft Dag Hammarskjöld in een aantekening van 1952: ‘Nee, maar wordt zij niet door de dood pas overwonnen? En wordt zij niet moeilijker te dragen naarmate we die dichter naderen?’ (5)

‘We zitten zo opgesloten in eigen perspectief, dat we blind blijven voor de goddelijke grond van ons bestaan’

Als er iets is waaraan geen mens ontkomt, is het wel de dood. Wij allen zullen eens afscheid moeten nemen van het leven en van de mensen die ons nabij zijn. Dit is een uiterst persoonlijk proces dat wij allen alleen doorlopen. Niemand kan de dood aan een ander uitbesteden. Voor Dag Hammarskjöld is de dood echter meer dan alleen een noodlot dat wij mensen nu eenmaal moeten ondergaan. Zij is een spiegel voor onze geestelijke reis waarin sterven de poort is naar ons leven in God. Eenzaamheid is geen dodelijke ziekte, omdat zij ons in de confrontatie met haar opent voor het Geheim van het leven zelf dat aan ons gegeven wordt, voorbij aan al ons ik-zeggen. Wij leven niet uit onszelf, maar uit een kracht die ons verstand te boven gaat en de enige manier om met deze levenskracht in contact te treden is door stil te worden voor onszelf. Dag Hammarskjöld spreekt in een van zijn latere teksten zelfs van onderwerping:

Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand – of iets.

Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft. (6)

Vrienden worden met de dood

Wij leven in een cultuur waarin de maakbaarheid van het leven centraal staat. Wij willen vrij en autonoom kunnen handelen en afhankelijkheid is welhaast onze grootste nachtmerrie. Wij klampen ons aan het leven vast alsof wij er de meester van zijn. Dag Hammarskjöld beseft echter dat deze ik-cultuur haar wortels heeft in onze angst voor de dood. We laten ons leiden door de logica van onze overlevingsdrift die met al haar tentakels ons wil behoeden voor de val in het Niets van ons bestaan. Toch is het juist deze angst voor de dood die op een dieper niveau verhindert werkelijk tot leven te komen. We zitten zo opgesloten in eigen perspectief, dat we blind blijven voor de goddelijke grond van ons bestaan. ‘Het schiet door je heen: Je had even goed nooit kunnen bestaan’, schreef Dag Hammarskjöld in 1951:

Met een vast salaris, een bankrekening en een aktetas onder je arm wordt evenwel verondersteld dat je jezelf als vanzelfsprekend beschouwt. Wat je bent kan anderen interesseren, niet dat je bent. Het pensioen – niet de dood – verdient de aandacht, ‘zolang het dag is’.(7)

Werkelijk open komen voor onszelf of onze ziel kan dan ook alleen wanneer we leren zwijgen voor de stem van de logica van onze eigen overlevingsdrift. Voor Dag Hammarskjöld is dit een weg waarop hij steeds meer tot het besef komt dat hij op dit punt geen compromissen kan sluiten. Wanneer hij werkelijk de stem van zijn diepste wezen wil volgen, dan zal hij in absolute zin moeten zwijgen voor al die andere stemmen die hem ertoe willen brengen het leven in eigen hand te nemen. Het is in dit spanningsveld dat Dag Hammarskjöld over ‘de dood’ spreekt. Wij kunnen alleen in God tot leven komen door te sterven aan alles wat ons uit angst voor de dood verhindert om met deze Nietheid van ons eigen bestaan in contact te treden.

‘Liefde is een overstromen van de kracht wanneer je leeft in ware zelfvergetelheid’
De ander is de incarnatie van de heiligheid van het Leven dat ontzag inboezemt.
(beeld PxHere, Alan Levine)

Vrij komen in de liefde

Voor Dag Hammarskjöld is de reis naar binnen de weg naar de goddelijke grond van ieder mens. Wij zijn als individu geen afzonderlijke eilanden, maar schouwen allen in onszelf in hetzelfde gelaat van God. Daarom is deze weg – hoe persoonlijk die ook is – gelijktijdig ook een weg naar een nieuwe vorm van saamhorigheid. Hoe meer we ons voor deze goddelijke laag in onszelf openen, hoe meer we deze ook in de ander gaan ontdekken. Daar wordt ook het besef geboren van de absoluutheid van het gebod van de liefde. De ander is de incarnatie van de heiligheid van het Leven dat ontzag inboezemt. Deze onmiddellijke ervaring maakt ons ervan bewust dat wij geroepen zijn om de kraamkamer van de ander te zijn. Dit besef was voor Hammarskjöld de grondslag voor gemeenschapsopbouw en dienstbaarheid aan iedere mens, maar eveneens voor de noodzaak van internationale samenwerking en respect voor andere volkeren. ‘Maar de uitleg van hoe de mens een leven van actieve maatschappelijke dienst zou moeten leven in volledige harmonie met zichzelf als lid van de gemeenschap van de geest, vond ik in de geschriften van die grote middeleeuwse mystici’, zei hij in een radiotoespraak waarin hij op zeer beknopte wijze iets van zijn geloofsweg prijsgaf:

‘Liefde – dat vaak misbruikte en verkeerd geïnterpreteerde woord – betekende voor [deze mystici (JH)] eenvoudigweg een overstromen van de kracht waarmee zij zich vervuld voelden wanneer zij leefden in ware zelfvergetelheid. En deze liefde vond natuurlijke uitdrukkingsvormen in een vastberaden plichtsbetrachting en een onvoorwaardelijke aanvaarding van het leven, wat dit voor hen persoonlijk ook meebracht aan inspanning, lijden – of geluk.’ (8)

Jos Huls (1960) is karmeliet, lid van de gemeenschap en onderzoeksgroep Ad Montem op Schiermonnikoog. Hij is gespecialiseerd in mystieke literatuur en mystagogie, en actief als geestelijk begeleider. Hij is Research Fellow van de University of the Free State in Bloemfontein in Zuid-Afrika.

Noten

  1. Recent onderzoek wijst uit dat het hier waarschijnlijk om een bewuste moordaanslag gaat. Zie Lipsey, R. (2013). Hammarskjöld : A Life. Ann Arbor: The University of Michigan Press, p. 538-605.
  2. Hammarskjöld, D. (2014). Merkstenen. Utrecht: Ten Have, p. 41.
  3. Hammarskjöld, D. (2014). Merkstenen. Utrecht: Ten Have, p. 63.
  4. A Room of Quiet, The United Nations Meditation Room, in: Dag Hammarskjöld Speeches : A Selection Edited by Wilder Foote. (1962).  (W. Foote Ed.). Stockholm: P. A. Norstedt & Söners Förlag, p. 160. Vertaling: Rebecca Braun OSC.
  5. Hammarskjöld, D. (2014). Merkstenen. Utrecht: Ten Have, p. 62.
  6. Hammarskjöld, D. (2014). Merkstenen. Utrecht: Ten Have, p. 142.
  7. Hammarskjöld, D. (2014). Merkstenen. Utrecht: Ten Have, p. 51.
  8. Hammarskjöld, D. (1954). Old Creeds in a New World. In R. Swing (Ed.), This I Believe: 2 : The Personal Philosophies of One Hundred Thoughtful Men and Women in All Walks of Life—Twenty of Whom Are Immortals in the History of Ideas, Eighty of Whom Are Our Contemporaries of Today – written for, and with a foreword by Edward R. Murrow (pp. 66-67). New York: Simon and Schuster, p. 67. Vertaling: Rebecca Braun OSC. Deze toespraak is te beluisteren op: https://dl.tufts.edu/concern/audios/b8515z669.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken