Menu

None

Dienst: Als veelkleurige stenen

Intrede

Zingen: Aanvangspsalm 118:1, 7, 8 NLB

Stil gebed

Aanvangswoord

Onze hulp is in de Naam van de Heer,
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Die trouw blijft tot in eeuwigheid
en niet laat varen de werken van zijn handen.

Groet

Genade, barmhartigheid en vrede zij ons van God onze Vader
en van Jezus Christus de Heer. Amen.

Gebed om ontferming

Heer van ons hart,

Hier zijn wij voor uw Aangezicht, uw kinderen, getekend met het licht van Pasen zolang wij leven. Laat uw liefde in ons wonen, uw Geest ons verwarmen opdat wij de moed niet verliezen, maar voortgaan van kracht tot kracht.

Laat onze stem steeds weer het instrument zijn waarmee wij U loven en waarmee wij tot U roepen om ontferming. Voor onszelf en voor onze wereld waar zoveel gebeurt wat wij niet kunnen bevatten. Prachtige, maar ook verschrikkelijke dingen.

Heer, wees sterker dan alles wat ons beklemt of angstig maakt. Alles wat ons beschadigd heeft. Uw trouw zullen wij ons te binnen zingen, de lofzang om het leven, ons gegeven door Jezus Christus, onze Heer.

Amen.

Glorialied: NLB 869:1, 2, 3, 7 (= LB 431)

Dienst van het Woord

Gebed bij de opening van de Bijbel

O Heer,
leg zegenend uw handen op ons hoofd,
dat onze gedachten helder en heilig zijn.
Leg zegenend uw handen op ons hart,
dat daar de liefde voor U en mensen ontvlamt.
Leg zegenend uw handen over onze handen,

dat wij in de wereld uw werk doen, velen tot zegen. Amen.
(uit: Zeggen en zwijgen, oecumenisch gebedenboek voor alledag)

Verhaal voor de kinderen

Op een dag zei de hand tegen de voet: ‘Wij doen alles, maar we krijgen nooit iets terug. De mond en de buik, die krijgen alles. We zouden eigenlijk moeten staken…’ Het hoofd hoorde het en hij schrok. En hij riep iedereen bij elkaar.

Zo zaten ze allemaal in een grote kring: de keel, de stem, de tong, die nooit stil kon zitten, de ogen, de oren, de neus, de pink en de duim, de grote teen, de tanden. Ook heel onbekende waren erbij: de longen, de nieren, de blinde darm, de maag. En op een grote zetel zat het hart en aan het hoofd natuurlijk het hoofd.

‘Beste vrienden,’ begon het hoofd, ‘we moesten maar eens met elkaar praten, want we kennen elkaar niet eens goed. Dat heb ik gemerkt. Daarom heb ik jullie allemaal bij elkaar geroepen. Van harte welkom. Iedereen van jullie mag dadelijk zeggen hoe hij heet en wat hij doet. Luister goed naar elkaar.’

De hand stak het eerst zijn vinger op en begon: ‘De hele dag ben ik in de weer. Overal moet ik een handje helpen. Alles moet ik pakken en weer afgeven.’ En de vingers knikten allemaal van ja. ‘Precies,’ zei de voet, ‘wij lopen de hele dag, brengen jullie overal naartoe, en wat doen jullie?’ ‘Dat zal ik je vertellen,’ zei het oog, ‘ik ben de lamp, zodat jullie niet struikelen.’

En zo vertelde iedereen wie hij was. Allemaal zaten ze ademloos te luisteren. De stem deed haar verhaal, het oor, de longen… Ook het wijze hoofd vertelde wat hij allemaal deed en hoe vervelend het is als mensen iets doen waar ze hun hoofd niet bij hebben. ‘En,’ vroeg het hoofd, ‘is het niet prachtig dat we allemaal verschillend zijn? We werken allemaal samen en doen allemaal wat.’

‘Dat klopt,’ zei het hart, dat al die tijd nog niets had gezegd, ‘En ik zal ervoor zorgen dat jullie bij elkaar blijven. Ik klop in jullie allemaal. Voel maar eens. Ik ben altijd bij jullie.’

Toen zeiden ze allemaal: ‘Oké! We werken allemaal samen, want we zijn één lichaam. Elk deel heeft z’n taak en het hart houdt ons bij elkaar.’

(Naar een verhaal uit Basiscatechese, Bart Robbers)

Kinderen gaan naar de kindernevendienst

Lezingen: Exodus 20:24-25 en 1 Petrus 2:4-6

Zingen: Gezang 327 LB

Preek – naar aanleiding van 1 Petrus 4:10 (zie onder)

Zingen: Lied 154b NLB

Gebeden en gaven

Voorbeden

Trouwe God en Vader,
Nooit genoeg kunnen wij U danken omdat U er bent.
U houdt de draden van ons leven genadig in uw hand
en U weet wat we vandaag of morgen zullen doen of moeten doormaken.
U bent het hart en de waarheid van ons leven.

Maak ons weer warm voor de schat die bij U te vinden is en zet ons op nieuwe wegen.
Zo bidden wij: Heer, ontferm U!

We danken U voor het veelkleurige kleed van uw genade.
Altijd weer nieuw, altijd weer anders, maar nooit afgemeten of benauwend.
Bij U is een niet te meten ruimte; deel ons iets van die ruimte mee, zodat ook ons leven erdoor gekenmerkt wordt. Een hart zo wijd als de wereld.
Zo bidden wij: Heer, ontferm U!

Vergeef het ons als wij elkaar de maat nemen;
als onze haan koning wil kraaien;
als wij al te snel met ons oordeel klaarstaan en ongenadig zijn voor elkaar.
Geef ons de gezindheid om U en elkaar in vreugde te dienen.
Zo bidden wij: Heer, ontferm U!

Wees met allen die ontmoedigd zijn;
die met de rug tegen de muur staan,
met ieder die een moeilijke weg gaat.
Wij bidden U voor …. [hier kan de voorganger actuele gebedsonderwerpen noemen].

Hoor ons in de stilte van dit ogenblik…

Hoor ons aan, als wij samen bidden: ‘Onze Vader…’

Collecten

Wegzending en zegen

Slotlied: NLB 315 (= LB 330)

Wegzending

Ga heen in de vrede van de Heer, Gods Koninkrijk tegemoet.

Zegen

De vrede van God die alle verstand te boven gaat, zal onze harten en
gedachten behoeden in Christus Jezus, onze Heer. Amen.

Verkondiging naar aanleiding van 1 Petrus 4:10

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De mythologie van de oude Grieken vertelt het verhaal van Procrustes. Procrustes had een herberg ergens buiten Athene. ’s Avonds kwamen vermoeide en bestofte reizigers erlangs en de herbergier stond in de deur en nodigde hen allerhartelijkst binnen. De argeloze bezoeker ging blij op de uitnodiging in. Procrustes bood hem een bed als rustplaats aan en zelf ging hij de gast voor naar het slaapvertrek. Daar stonden twee bedden, een klein en een groot exemplaar. Met kennersblik mat

Procrustes de maat van zijn gast. Was deze klein van stuk, dan stopte hij hem in het grote bed en rekte hem net zolang uit totdat hij met een wrede lach constateerde dat de gast precies in het bed paste. Kwam een forse en grote man zijn herberg binnen, dan legde hij hem op het kleine bed en hakte alles wat er aan ledematen uitstak, af.

Een bizar verhaal en toch misschien niet zo bizar als op het eerste gezicht lijkt. Zulk soort verhalen willen ons iets duidelijk maken en houden ons een spiegel voor. Eigenlijk zijn het plaatjes van ons eigen leven. Ook wij nemen elkaar de maat en willen elkaar nog weleens in een keurslijf persen. Neem bijvoorbeeld de kerkdienst. Ouderen vinden soms dat jonge mensen zich maar moeten aanpassen en jongeren vinden nog weleens dat ouderen maar eens goed naar hen moeten luisteren. Wij willen de ander kneden en vormen naar onze ideeën. Eigenlijk zijn we dan op dezelfde manier bezig als Procrustes. Zo niet letterlijk dan toch figuurlijk. Wij vinden dat wij het bij het rechte eind hebben, en de ander moet zich dan maar naar ons schikken.

Exodus 20 spreekt een heel andere taal. Het gaat daar over het altaar waarop de Israëlieten de offers moeten brengen. De here God zegt tegen Mozes: Als jullie een altaar van stenen voor Mij bouwen dan mag je dat niet doen met stenen die met een beitel zijn bewerkt. Je mag mijn altaar alleen maar bouwen met stenen zoals je ze gewoon in de bergen of langs de kant van de weg vindt. Ga er niet aan hakken en beitelen. Ze zijn goed zó, zoals je ze aantreft.

Allereerst zegt dit iets wezenlijks over de here God. Wij worden door Hem niet op een Procrustesbed gelegd om uitgerekt of afgeknot te worden; wij mogen bij Hem komen en dienst doen zoals we zijn. Hij dwingt ons niet in een keurslijf.

Zacheüs de tollenaar is daar een mooi voorbeeld van. Zacheüs lag eruit. Hij kon rekenen op woede en minachting waar hij zijn gezicht liet zien. Bij Jezus niet. Die haalde nu precies hem uit de boom en wilde bij hém te gast zijn. Zonder het belerende vingertje. En dán gaat er ook van alles gebeuren. Zacheüs gaat staan, zijn hart barst bijna van geluk, en hij roept:

‘Heer, de helft van mijn bezit geef ik aan de armen en als ik iemand
iets heb afgeperst dan geef ik het hem viervoudig terug.’

Zo gaat de Heer met mensen om en je ziet wat daarvan het resultaat is… De Bijbel gebruikt daarvoor het woord ‘genade’, menigerlei genade. God vindt altijd wel een weg tot ons hart, omdat Hij van ons houdt. Oneindig vindingrijk is Hij, nooit voor één gat te vangen. Met vele pijlen op zijn boog. Een overvloedige fontein van vreugde en goedheid. Niemand valt erbuiten, niemand wordt buitengesloten. God heeft onbegrijpelijk veel geduld met ons, zodat zelfs de meest bevroren ziel wel moet ontdooien.

Als God zó met ons omgaat, ons niet de maat neemt, ons niet met de beitel bewerkt, maar ons gebruikt zoals we zijn voor zijn altaar, voor zijn dienst, dan is dat de manier om ook met elkaar om te gaan. Laten we een beetje genadig voor elkaar zijn. Al begint het maar met te luisteren, elkaar serieus te nemen en de bereidheid om onze vooroordelen thuis te laten.

In de eerste Petrusbrief gaat het ook over stenen. De apostel schrijft: ‘en laat je ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis’. Daar heb je ze weer; die levende stenen. Petrus beschrijft de gemeente als een bouwwerk. Als je kijkt naar de huizen zoals ze in onze tijd gebouwd worden, dan kun je nauwelijks spreken van levende stenen: het is allemaal fabriekswerk, prefab. De ene steen is precies gelijk aan de andere.

Petrus denkt ongetwijfeld aan andere stenen: stenen zoals je ze tegenkomt in de ongerepte natuur. Met alle mogelijke kleuren, maten en vormen. Met ronde of juist hoekige en puntige vormen, grote en kleine, mooie en lelijke.

Ze worden gebruikt en gebouwd tot een huis ter ere van God.

Het aardige is dat er geen enkele steen bij is die niet gebruikt kan worden. God heeft er altijd wel een plekje voor.

Stenen met hoekige punten: gemeenteleden die niet gemakkelijk zijn en zich moeilijk kunnen invoegen, een beetje dwars en eigenzinnig.

Kleurrijke stenen: creatievelingen die altijd flitsende ideeën hebben.

Stevige stenen waar je op kunt bouwen: de mensen die er gewoon altijd zijn en op wie je nooit tevergeefs een beroep doet.

Kleine steentjes die mooi gebruikt kunnen worden om tochtgaten op te vullen: gemeenteleden, die niet graag op de voorgrond treden maar op hun bescheiden manier belangrijke samenbindende krachten vormen.

Stenen, met de scherpe kantjes eraf gesleten: ouderen, die door het leven gekneed en gevormd zijn, mild en wijs geworden, die veel begrijpen en goed kunnen luisteren.

Elke steen weer anders; elke steen een uniek mensenkind, ontsproten aan de hand van onze creatieve Schepper. Allemaal zijn we bruikbaar en belangrijk.

We hebben er moeite mee om elkaar zo te zien en te respecteren, als waardevolle stenen van het huis van God, die elkaar opbouwen hoe verschillend ze ook zijn. Het gaat in de gemeente lang niet altijd liefdevol toe; we kunnen ons ergeren en we hebben weleens de neiging om maar

thuis te blijven. Laten we dan eens proberen te kijken naar de gemeente als een bonte verzameling stenen die door Gods veelkleurige genade zijn samengevoegd tot een huis dat Hem lief is. En hoe heerlijk het is dat wij daarbij mogen horen, want zeg nu zelf: zo perfect zijn wij ook niet!

We mogen meebouwen, ons leven heeft zin. Wij zijn al gevonden. We zijn niet alleen in een zinloos en zwijgend heelal. Wat een voorrecht!

Petrus zegt: je hoeft er niet aan te twijfelen dat God jou wil gebruiken voor de bouw van zijn huis, maar de vraag is of wij het willen.

God laat ons de keuze en dwingt ons niet. Hij stelt zich kwetsbaar op. Hij dingt naar onze hand. Hij wil dat wij uit liefde en in vreugde voor Hem kiezen, maar nooit zet Hij ons het mes op de keel. Als wij niet komen en geen levende steen willen zijn, staat God met lege handen. Maar bedenk dan wel dat een steen alleen ook maar een eenzaam ding is.

Gods Geest wil niets liever dan ons samenbinden tot een levende gemeenschap, een bonte verzameling van veelkleurige genadegaven waarmee we elkaar kunnen verrijken.

Het is niet zo’n keurig gebouw, het is ook niet af. Want levende stenen passen nooit helemaal op elkaar. Het tocht er af en toe flink, door de kieren heen, maar dat betekent ook dat de Geest van God er kan waaien, dat de vlam van het geloof en van de liefde telkens opnieuw aangewakkerd kan worden. Totdat wij eenmaal voorgoed verzameld zullen worden en thuis mogen komen bij God, van aangezicht tot aangezicht.

Want alles is uiteindelijk tot eer van Hem,
de Enige, de Allerhoogste, ons Licht en ons Leven.
Amen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken