Menu

Premium

Dochter

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

In de laatste decennia van de 20e eeuw zijn de eeuwenoude verschillen tussen zonen en dochters drastisch verkleind en in feite zelfs verdwenen. Vele ouders geven hun dochters dezelfde kansen als hun zonen om zich te ontwikkelen en zich voor te bereiden op een maatschappelijke carrière. De democratische slogan ‘gelijke kansen voor iedereen’ geldt ook voor dochters. Wie de bijbel openslaat, heeft het gevoel in een andere wereld terecht te zijn gekomen. En dat is ook zeker het geval.

Grondtekst

Getallen zeggen niet alles, maar zij vormen wel een aanwijzing. In het Oude Testament komt het woord ben (zoon) heel vaak voor: ongeveer 5000x. Het is veruit het meest gebruikte zelfstandig naamwoord. In scherp contrast daarmee blijft het woord bat (dochter) steken bij om en nabij 600x. In een bekend theologisch woordenboek van het Oude Testament wordt geen aparte rubriek gewijd aan ‘dochters’. In tegenstelling tot de ‘zonen’ zijn zij voor theologische bezinning niet of nauwelijks interessant. De schaarse gegevens die de aandacht verdienen, hebben eenplaats gekregen in de rubriek ‘zoon’.

Het Nieuwe Testament verschilt op dit punt niet wezenlijk van het Oude. Het Griekse woord voor dochter – thygatèr – komt slechts een aantal keren voor, hoofdzakelijk in een drietal verhalen: de ernstig zieke dochter van Jaïrus (Mar. 5:21-43); de door een onreine geest geplaagde dochter van een Syrofenicische/Kananese vrouw (Mar. 7:24-30; Mat. 15:21-28); de dansende dochter van Herodias die het hoofd van Johannes de Doper als beloning eist (Mar. 6:1429).

Letterlijk en concreet

a.In het oude Oosten waren de gezagsverhoudingen binnen gezin en familie duidelijk omschreven. De vader als de pater familias had de absolute zeggenschap over zijn kinderen. Hij bepaalde hun opvoeding en opleiding. Hij zocht de huwelijkspartners uit. Binnen dit strakke kader genoten zonen echter meer vrijheid dan dochters. Zonen waren vaders-in-spe. Ooit zouden zij zelf een gezin stichten en na verloop van tijd ‘pater familias’ worden. Als de economische omstandigheden het vereisten of de zucht naar avontuur onbedwingbaar bleek, trokken zonen uit het vaderhuis weg om eventueel in het buitenland een nieuw bestaan op te bouwen (vgl. Luc. 15:11-13). Het was uitgesloten dat een dochter zoveel zelfstandigheid had dat zij het besluit zou kunnen nemen in navolging van haar broer(s) de wijde wereld in te trekken. Een dochter bleef in het ‘vaderhuis’ tot haar vader een geschikte huwelijkskandidaat voor haar had gevonden en zij als gehuwde vrouw haar intrek kon nemen in het huis van haar echtgenoot (Gen. 29:21-30; Ps. 45:11-12). Op dat moment ging zij in feite over van het bezit van haar vader naar het bezit van haar man.

b.De wereld van het Nieuwe Testament verschilde niet fundamenteel van die van het Oude Testament. De ouderlijke zorg strekte zich vanzelfsprekend ook uit tot het lot van hun doch-ter(s). Jaïrus, een vooraanstaand man, roept Jezus te hulp, omdat hij zich bezorgd maakt over de gezondheidstoestand van zijn dochter (Mar. 5:21-43). Datzelfde geldt voor de vrouw die buiten de grenzen van het joodse land de aandacht van Jezus vraagt voor haar dochter en dankzij haar gevatheid nog net geen nul op het rekest krijgt (Mar. 7:24-30).

c.Binnen de oud-oosterse maatschappij lagen de gezagsverhoudingen vast. Kinderen dienden hun ouders te gehoorzamen. Dat gold voor alle rangen en standen. Zo voerde ook de dochter van Herodias zonder tegenwerpingen de wil van haar moeder uit (Mar. 6:14-29).

Beeldspraak en symboliek

a.De geringe rol die dochters in bijbelse tijden hebben gespeeld, heeft er ongetwijfeld toe geleid dat zij in theologische zin nauwelijks tot de ‘verbeelding’ spreken. In zowel het Oude als het Nieuwe Testament blijft de symbolische betekenis van het woord ‘dochter’ beperkt. Zij kan hetbeeld zijn van een land (Jer. 46:11,19,24: Egypte) of een stad (Jes. 1:8; Ps. 9:15: Sion).

b.In het evangelie van Lucas staat het verhaal over de genezing door Jezus van een vrouw die al achttien jaar kromgebogen was. Jezus genas haar op sabbat. In de discussie die als gevolg daarvan ontstond, stelde hij een retorische vraag: ‘Moest deze dochter van Abraham dan op sabbat niet losgemaakt worden van de boeien waarmee de satan haar al achttien jaar geleden heeft vastgebonden?’ (Luc. 13:16). De vrouw behoort tot het joodse volk en heeft om die reden recht op de titel ‘dochter van Abraham’, zoals in hetzelfde evangelie van Zacheüs gezegd kan worden dat hij ‘een zoon van Abraham’ was (Luc. 19:9). Het getal achttien geeft in dit verband te denken. In het Oude Testament staan enkele verhalen waarin wordt verteld dat het volk Israël gedurende achttien jaar werd onderdrukt (Richt. 3:14; 10:8). De kromgebogen vrouw zou het verdrukte volk kunnen symboliseren dat door Jezus wordt opgericht. Zoals ook door de engel aan de herders wordt kenbaar gemaakt: ‘Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk’ (Luc. 2:10).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 45; 97; 137; Gezang 42; 52; 92; 233; 315; Eva I: 6; II: 30; Zingend III: 56; 68; IV: 47; V: 25; 77.

b.Poëzie:

Geert Boogaard, Brood en wijn, Nijkerk 1975, blz. 27: ‘Vernederde vrouw. Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 230: ‘Meisje’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 11: ‘Jefta’s dochter. Dorothee Sölle, De moeder van Eva, Baarn 1985, blz. 69: ‘Richteren elf vers dertig tot veertig. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 111: ‘Scheepje varen’.

c.Verwerking:

De dochter speelt in de bijbel een ondergeschikte rol, zo zagen we, terwijl op de zoon als het ware alle camera’s zijn gericht. Niet enkel getalsmatig ondergeschikt, evenzeer wat haar positie betreft. Onze samenleving herkent zich hier niet meer in. Een mogelijkheid om de dochters goed in beeld te krijgen, is het aandachtig inzoomen op de teksten en verhalen waarin zij wèl naar voren komen. Terwijl we haar aanzien, vragen we:welke rol speelt zij? Hoe zou zij zich voelen? Wie zijn de personages om haar heen en hoe reageren die op haar? Van welke werkwoorden is de dochter in dat verhaal het subject en van welke het object? Wat roept zij bij ons op? Met wie kan zij in onze tijd geïdentificeerd worden? Zo zouden we bijvoorbeeld kunnen kijken naar en spreken over de dochter van Jefta (Richt. 11:30-40), de dochter in Hooglied (1:5; 2:2; 7;3:5-11; 5:8; 5:16; 7:2-5; 8:4) of de dochter in de synagoge (Luc. 13:10-17).

Verwijzing

Het bijbelse woord dochter heeft raakvlakken met ‘zoon‘, ‘moeder‘, ‘geslacht‘ en ‘stad‘ (dochter van Jeruzalem of Sion).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken