Menu

Premium

Gezalfde

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

zalving, zalven

Een oude Nederlandse zegswijze luidt: daar is geen zalf aan te strijken. Er is niets meer aan te doen. Er valt niets meer te verbeteren. In onze taal wordt het woord zalf gebruikt voor een vetachtig smeersel dat in een groot aantal verschillende samenstellingen dient als uitwendig geneesmiddel. Als we hopen en verwachten dat iets iemand goed zal doen kan worden gezegd: een zalfje op de wond.

Grondtekst

In de Hebreeuwse taal bestaat het werkwoord masjach dat in een profane context de betekenis heeft: een of andere vloeibare stof ergens op smeren; zo wordt brood met olie bestreken (Ex. 29:2; Lev. 2:4; 7:12; Num. 6:15); worden schilden geolied (Jes. 21:5); huizen met menie beschilderd (Jes. 22:14) en het menselijk lichaam met zalfolie ingewreven en verzorgd (Am. 6:6). Een zelfde ‘gewone’ strekking heeft het Hebreeuwse werkwoord swk – invetten, met olie inwrijven, zalven (o.a. Deut. 28:40; 2 Sam. 14:2). Veel vaker wordt het eerder genoemde werkwoord masjach gebruikt met betrekking tot handelingen die een cultisch karakter dragen. Bepaalde, als heilig beschouwde, voorwerpen werden gezalfd (Gen. 31:13; Ex. 30:26; 40:9-11; Lev. 8:10-11; Num. 7:1,10,84,88; Dan. 9:24). Door zalving werd ook een offerdier geheiligd (Ex. 29:36). Gezalfd werden bovendien bijzondere personen, mensen die een belangrijk ambt bekleedden: koningen (o.a. 1 Sam. 15:1,17; 2 Sam. 2:4,7; 5:3,17; 1 Kon. 1:34); priesters (Ex. 28:41; 29:7; 40:15; Lev. 7:36; 16:32; 1 Kron. 29:22) en een enkele keer wordt het ook van een profeet gezegd (1 Kon. 19:16; vgl. Jes. 61:1). De zalving als zodanig heet in het Hebreeuws misj-chah (Ex. 30:25,31; Lev. 10:7) of masjchah (Ex. 29:29; 40:15); terwijl de zalfolie in de meeste gevallen sjèmèn hammisjchah wordt genoemd (Ex. 25:6; 29:7,21; 31:11; 35:8,15,28; 37:29; 39:38; 40:9; Lev. 8:2,10,12,30; 21:10; Num. 4:16). Iemand die gezalfd is, kan als ‘gezalfde’ aangesproken worden: het Hebreeuwse woord masjieach (gezalfde) heeft in de loop der tijden een bijzondere betekenis gekregen: Messias (vgl. Joh. 1:41; 4:25) en Christus (de Griekse vertaling die talloze malen in de geschriften van het Nieuwe Testament voorkomt).

Het Griekse werkwoord chrioo staat op vijf plaatsen (Luc. 4:18 = Jes. 61:1; Hand. 4:27;10:38; 2 Kor. 1:21; Hebr. 1:9 = Ps. 45:7-8). Over de zalving (chrisma) van de gelovigen wordt slechts weinig gezegd (1 Joh. 2:20,27). Als volgelingen van Christus worden zij al in enkele teksten in het Nieuwe Testament christianoi genoemd (Hand. 11:26; 26:28; 1 Petr. 4:16).

Letterlijk en concreet

a.In de oud-oosterse wereld kwam zalf vooral als zalfolie voor. Aan de olijfolie die een essentieel bestanddeel daarvan vormde, werden aromatische stoffen zoals kalmoes, kaneel en mirre toegevoegd (Ex. 30:23-25). De bereiding van zalf vereist deskundigheid en mag met recht een vak apart worden genoemd.

b.Zalf werd gebruikt bij de verzorging van het lichaam in het algemeen en bij de verpleging van zieken in het bijzonder (Jes. 1:6; Mar. 6:13; Luc. 10:34; Jak. 5:14; Op. 3:18). Over de geneeskracht van de olie verschaft de bijbel weinig gegevens. Er wordt gesproken over de zalving van het hoofd (Ps. 23:5; 133:2; Mat. 6:17; Luc. 7:46), van de voeten (Luc. 7:38; Joh. 12:3) en van het gehele lichaam (Ruth 3:3; 2 Sam. 12:20; Est. 2:13; Ez. 16:9). Het is een teken van vreugde, van voorspoed en van Gods gerechtigheid dat de psalmdichter kan zingen: ‘met frisse olie word ik overgoten’ (Ps. 92:11).

c.Het gebruik van zalfolie bleef niet beperkt tot de privé-sfeer. Het speelde ook een rol in de cultus. Voorwerpen in de tempel, in het bijzonder het altaar (Num. 7:10), werden gezalfd. Op deze wijze werden ze gereinigd en geheiligd (Ex. 30:29).

d.Gezalfd werden bovendien diegenen die als vertegenwoordigers van het volk van God een speciale opdracht ontvingen: priesters (Lev. 4:3); profeten (1 Kon. 19:16; Jes. 61:1) en in het bijzonder koningen, zoals Saul (1 Sam. 10:1), David (1 Sam. 16:1-13) en Salomo (1 Kon. 1:39). Zij kregen een eretitel: de gezalfde van de Heer(1 Sam. 24:7). Saul was de eerste die deze titel mocht dragen. Wanneer hij zich openlijk verzet tegen de wil van God, valt hij in ongenade (1 Sam. 15). Na verloop van tijd volgt David hem op. Overigens blijkt uit een passage in een anoniem geschrift afkomstig uit de tijd aan het einde van de Babylonische ballingschap dat niet alleen vertegenwoordigers van de dynastie van David recht hadden op de titel ‘gezalfde van de Heer’. Cyrus (in de bijbel Kores geheten), de Perzische koning die het Babylonische rijk had overwonnen, gaf de joodse ballingen toestemming terug te keren naar het land Israël. Om die reden beschouwde God, volgens het profetisch geschrift, de heidense koning als ‘zijn gezalfde’ (Jes. 45:1).

Beeldspraak en symboliek

a.De term ‘de gezalfde van de Heer'(of zijn/mijn gezalfde) staat in het Oude Testament niet centraal: 38x komt hij voor; in de meeste gevallen heeft hij betrekking op koning Saul, de mislukte gezalfde van de Heer/Messias (o.a. 1 Sam. 12:3,5; 24:7,11; 26:9,11,16,23).

b.In weerwil van een in christelijke kring diep gewortelde overtuiging kan niet worden gezegd dat het gehele Oude Testament gericht is op de komst van de Messias. In enkele niet-canonieke, joodse geschriften, ontstaan in de periode rondom het begin van de jaartelling, is voor het eerst sprake van een duidelijke Messias-ver-wachting. Met spanning wordt uitgekeken naar de komst van een nieuwe telg uit het geslacht van David, de zoon van David bij uitstek, die orde op zaken zal stellen en het joodse land zal reinigen en bevrijden van de heidense bezetters. Daarna zal hij plaatsnemen op de troon te Jeruzalem en zullen profetische visioenen over een vrederijk (Jes. 11:1-10; Mi. 4-5) in vervulling gaan. Naast de strijd die hij zal voeren, symboliseert de Messias in die vroeg-joodse verwachting de introductie van het messiaanse rijk, een periode van de vrede en gerechtigheid, van welvaart en overvloed.

c.In het Nieuwe Testament staat daarentegen de titel Christus wel centraal – dat geldt in het bijzonder voor de brieven van Paulus. Hij kan zowel spreken over Jezus Christus als over Christus Jezus. Het mag opmerkelijk worden genoemd dat de nieuwtestamentische auteurs niet gekozen hebben voor het van het Hebreeuws/Aramees afgeleide woord Messias(wel tweemaal in het evangelie van Johannes, maar dan steeds met de toevoeging: ‘wat betekent: Christus’ (Joh. 1:42; 4:25), maar voor de Griekse term ‘Christus’. Terwijl ze, ieder op een eigen wijze, ervan overtuigd waren dat in Jezus de Schriften in vervulling gingen (Luc. 24:27,44), creëerden ze, bewust of onbewust, toch een distantie met het Oude Testament. Jezus is niet de Messias, zoals hij door de joodse traditie werd – en nog altijd wordt – verwacht. Hij strijdt niet, maar hij moet lijden. Hij introduceert niet het messiaanse rijk, maar zijn dood aan het kruis betekent voor hen die in Hem geloven, genade en bevrijding, verlossing in de geestelijke zin van het woord: verlossing van schuld en zonde.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 2; 13; 23; 28; 89; 105; Gezang 11; 13; 46; 95; 106; 178; 229; 294; Alles III: 22; Bijbel III: 70; Eerste: 16; Eva I: 8; Gezangen: 682; Gezegend: 65; 77; 141; 261; Liturgie: 452; MAW: 15; Zing: 25; 40; 47; 67; Zingend III: 43; VI: 14; 21.

b Poëzie:

Geert Boogaard, Er is haast bij het licht, Nijkerk 1979, blz. 37: ‘Alleen als God lijdt’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 356: ‘Geboorte’. Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, Baarn 1986, blz. 176-177: ‘Voor de bruiloft van de gezalfde koning’ (een lied naar Ps. 45). Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 10: ‘Aärons staf; 12: ‘Saul’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 219: ‘Water’.

c.Verwerking:

De gezalfde in de bijbel heeft altijd een bepaalde missie te volbrengen. Zijn missie is gelieerd aan de hoofdlijnen van de Tora: vanuit de goddelijke liefde vrede en gerechtigheid scheppen voor alle mensen. Wellicht is dit woord missie een goede invalshoek om het gesprek over de gezalfde (zalving, zalven) op gang te brengen. Had het woord missie ooit alleen zijn plaats in de kerk, vandaag de dag is het algemeen ingeburgerd ver daarbuiten. Bedrijven, organisaties en de politiek spreken al meer over hun missi

e.Zij zeggen daarmee dat zij een doel hebben, ergens op uit zijn, iets willen bereiken. Zoomen we vanuit dit hedendaagse gegeven in op enkele bijbelse gezalfden, dan proberen we antwoord te krijgen op de vragen: wat is hun missie, hun opdracht, hun roeping? Wat hield die missie in voor de mensen van hun tijd? Welke betekenis heeft hun missie voor ons vandaag? Tot slot kunnen we vragen: wie zouden wij vandaag als gezalfde typeren en wie uit onze tijd zouden wij willen ‘zalven’ ter wille van een in onze ogen belangrijke missie? Het begrip gezalfde met de daarbij behorende begrippen zalven en zalving brengenons tot de volgende thema’s: roeping en openbaring, opdracht en inspiratie, leiderschap en gezag, verwachting en verlossing.

Verwijzing

Gezalfde met zalving en zalven toont overeenkomst met ‘mirre‘, ‘olie‘, ‘reuk‘ en ‘arts‘ (zie het secundaire woord zalf of balsem).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken