Menu

Premium

Reuk

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

geur, parfum, balsem

Geuren spelen een niet te onderschatten rol in contacten tussen mensen. Dat is al eeuwenlang het geval geweest en het geldt voor onze tijd meer dan ooit tevoren. Een bloeiende parfumindustrie vormt daarvan het beste bewijs. Voor een parfum waarvoor wereldwijd reclame wordt gemaakt zijn vrouwen èn mannen bereid diep in de buidel te tasten. Een geur verspreidt een boodschap: tintelend fris en sportief of zwoel en verleidelijk… en een ongekend aantal andere mogelijkheden. Een neus ontvangt de boodschap, hersencellen worden in werking gezet, een stap wordt gewaagd en misschien is een nieuw contact tot stand gekomen, een nieuwe relatie gelegd.

Grondtekst

Een aantal termen verdient in dit kader de aandacht. Het Hebreeuwse woord bosèm kan zowel ‘balsemstruik’ (Hoogl. 5:1,13; 6:2,8,14) en ‘balsemolie’ (o.a. Ex. 35:28; Jes. 3:24; Ez. 27:22) betekenen, als een enkele keer in het algemeen ‘welriekende geuren’ (Ex. 30:23). In het Oude Testament treft men vaker het woord reach aan. Het betekent ‘reuk’ of ‘geur’ en kan in verschillende verbanden worden gebruikt: de geur vankleren (Gen. 27:27; Hoogl. 4:11); van water (Job 14:9); van olie (Hoogl. 1:3; 4:10); van planten (Hoogl. 4:11; Hos. 14:7); van iemands adem (Hoogl. 7:9). In het Oude Testament komt eenmaal de woordverbinding baté hannèfèsj voor dat vermoedelijk met ‘reukdoosje’ of ‘reukflesje’ vertaald moet worden (Jes. 3:20). In de tempel te Jeruzalem werd elke dag, zowel ‘s morgens als ‘s avonds, op het reukofferaltaar (Hebreeuws: miz-bach qetorèt; Grieks: thymiatèrion) een reukoffer gebracht bestaande uit een mengsel van geurige stoffen, het zogenaamde reukwerk (Hebreeuws: qetorèt; Grieks: thymiama – o.a. Lev. 10:1; 16:13; Num. 7:14-86).

In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord osmè (geur of reuk) niet meer dan vijfmaal voor (Joh. 12:3; 2 Kor. 2:14,16; Ef. 5:2; Fil. 4:18).

Letterlijk en concreet

a.Het gebruik van geuren, parfums, is eeuwenoud. In vroeger tijden toen hygiënische omstandigheden veelal te wensen overlieten, waren welriekende stoffen noodzakelijk om de minder aangename geuren die mensen verspreidden te verdrijven. Van een overdreven luxeartikel kan derhalve niet worden gesproken. Toch noemt de profeet Jesaja het reukflesje in de rij van sieraden en kledingstukken waarmee ‘de dochters van Sion’ verwaand lopen te pronken. Uit het vervolg blijkt dat het de profeet minder om de geur dan om het protserige flesje ging, want hij waarschuwt de vrouwen van Jeruzalem dat parfum spoedig plaats zal maken voor stank (Jes. 3:16-26).

b.Voor de cultus in de tempel te Jeruzalem waren geuren van essentiële betekenis. Wierook werd veelvuldig gebrand (zie bij het desbetreffende woord). Elke morgen en elke avond werd op het daarvoor bestemde altaar een reukoffer gebracht. Het bestond uit een rijke verscheidenheid van geurige stoffen, zoals mirre, balsem en wierook die tot poeder werden fijngestampt en vervolgens met zout vermengd (Ex. 30:34-37). Het is niet ondenkbaar dat de regelmatige reukoffers mede bedoeld waren om de minder aangenaam riekende geuren te verdrijven die het gevolg waren van het verbranden van dieren op het brandofferaltaar.

Beeldspraak en symboliek

a.Hoe vreemd dat voor ons gevoel ook mag klinken: in het Oude Testament wordt niet negatief gesproken over de geur van offers. De ‘liefelijke reuk’ van het offer kan God zelfs tot andere gedachten brengen (Gen. 8:21). Dit thema keert regelmatig terug (Ex. 29:18). Israël ervaart het als genade wanneer God bereid is de geur van het offer te ruiken (Lev. 1:9).

b.Wanneer God die reuk niet meer als lieflijk aanvaardt, zo waarschuwt de profeet (Am. 5:21), dan dreigt het verbond tussen God en zijn volkverbroken te worden en rest Israël niets anders dan zich te bekeren en terug te keren naar ‘de wegen van de Heer’.

c.In het Nieuwe Testament is deze voorstelling van zaken radicaal vergeestelijkt. Het offer van Jezus Christus is ‘voor God een welriekende reuk’ (Ef. 5:2). Dat zelfde kan door Paulus ook gezegd worden van de inspanningen en offerbereidheid van de gelovigen, zoals Epafroditus (Fil. 4:18) en de apostel zelf (2 Kor. 2:14-17).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 45; 66; 133; 141; gezang 49; 178; 185; 186; 239; 387; Eva I: 8; Liefde: 54; Verzamelde: 118 (lied naar Psalm 45); Zingend V: 12; Zleven: 13.

b.Poëzie:

Michel Coune, Bruidszang bij het Hooglied, Averbode/Kampen 1992, blz. 21-22: ‘Overstelp mij met de kussen van uw mond’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 93: ‘Geluk’; 133: ‘Tussenuur’; 351: ‘Wieg’. Van de Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 18: ‘Geur der woorden’. Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 114: ‘Je bent snel en statig…’; 125: ‘Terwijl je mij aanraakt…’; 210: ‘Zoals’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 42: ‘April’; 66: ‘Afscheid’.

c.Verwerking:

In de introductie van ons woord schreven we dat geur een boodschap verspreidt. Als inleiding op de bijbelse betekenis van geur en reuk kunnen we een inventarisatie maken van bestaande en herkenbare geuren met daaraan gekoppeld de vraag welke signalen van deze geuren uitgaan. Ook is denkbaar de plaats en de metaforiek van geur en reuk te benoemen in de drie genoemde gedichten van Ida Gerhardt. Nog een andere mogelijkheid is om het bekende boek Het parfum – de geschiedenis van een moordenaar van Patrick Süskind, waarin de hoofdpersoon beheerst wordt door geur, erbij te betrekken. Thema’s rondom geur en reuk zijn: schoonheid, relatie, liefde, seksualiteit en offer.

Verwijzing

Het zojuist besproken woord is verwant met ‘mirre‘, ‘arts‘ (zalf of balsem), ‘gezalfde‘ en ‘wierook‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken