Menu

Premium

Wierook

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

reukwerk, rook

Het branden van wierook gebeurt nog altijd. In vele rooms-katholieke kerken hangt de onmiskenbare wierookgeur. Om uiteenlopende redenen kopen ook in deze tijd mensen wierook en steken het aan bij bijzondere gelegenheden, in huiselijke kring of te midden van vrienden en vriendinnen. De geur zou een kalmerende invloed hebben. In combinatie met muziek – welke muziek is vanzelfsprekend een kwestie van smaak – kan een sfeer ontstaan die als mystiek omschreven zou kunnen worden.

Grondtekst

Er bestaat een opmerkelijke overeenkomst tussen het Hebreeuwse en het Griekse woord voor ‘wierook’: levonah (Hebreeuws; de Hebreeuwse b spreek je in het midden van een woord als v uit) en libanos (Grieks). De Hebreeuwse term komt ongeveer 20x in het Oude Testament voor -behoudens enkele uitzonderingen (zie verder) voornamelijk in het kader van beschrijvingen van de offercultus in de tempel te Jeruzalem (Ex. 30:34; Lev. 2:1-2,15-16; 5:11; 24:7; Num. 5:15; 1 Kron. 9:29; Neh. 13:5,9; Jes. 43:23; 66:3; Jer. 17:26; 41:5); in een tweetal teksten wordt vermeld dat levonah uit Seba afkomstig is (Jes. 60:6; Jer. 6:20); in het liefdeslied van de bijbel staat levonah in opsommingen van geurige kruiden, zoals mirre, nardus, kalmoes,

kaneel en saffraan, die de aantrekkelijkheid van de geliefde beschrijven (Hoogl. 3:6; 4:6,14). Het Griekse woord libanos staat slechts op een tweetal plaatsen in het Nieuwe Testament (Mat. 2:11; Op. 18:13). Eveneens tweemaal komt in het Nieuwe Testament de term libanotos voor die met ‘wierookvat’ vertaald wordt (Op. 8:3,5). De overwegend cultische betekenis van het Hebreeuwse levonah maakt het de moeite waard de aandacht te vestigen op termen die betrekking hebben op reukoffers en het ‘reukwerk’ in de tempel te Jeruzalem. Het werkwoord qtr heeft zowel in de pi’el- als in de hifil-vorm op tal van plaatsen in het Oude Testament de betekenis: een offer in rook laten opstijgen. Het zelfstandig naamwoord qetorèt betekent naast ‘rook van het offer’ (1 Sam. 8:28; Ps. 66:15; Jes. 1:13) in de meeste gevallen ‘reukwerk’ (o.a. Ex. 30:7; 40:27; Lev. 10:1; 16:12-13; Num. 7:14-86).

Letterlijk en concreet

a.Wierook is een hars van een boom. Het is wit van kleur. In Israël zelf kwam het niet voor. Het werd geïmporteerd uit Somaliland (Seba, Jes. 60:6; Jer. 6:20) en vooral uit het zuidelijk deel van Arabië.

b.Wierook gold als een kostbaar geschenk dat alleen bij bijzondere gelegenheden door de gasten werd meegebracht. Koning Salomo ontving het uit de handen van de koningin van Seba (1 Kon. 10:1-10). Bij hun bezoek aan Betlehem bewezen de wijzen uit het Oosten Jezus de eer die een pasgeboren koningszoon toekwam en schonken hem naast goud en mirre ook wierook (Mat. 2:11).

c.In de tempelcultus te Jeruzalem speelde wierook bij tal van offerhandelingen een belangrijke rol, zoals bij het spijsoffer (Lev. 2:1), het eerstelingenoffer (Lev. 2:15) en bij de toonbroden (Lev. 24:7). De Israëlitische godsdienst was op dit punt niet uniek. Ook in andere tempels in het oude Oosten werd wierook gebrand. Het vermoeden bestaat dat het volk Israël dit gebruik uit Egypte heeft meegebracht.

Beeldspraak en symboliek

a.Rook stijgt naar boven. Dat gebeurt ook bij het branden van wierook. De langzaam naar de hemel stijgende rook werd al snel een veelzeggend symbool voor de gebeden die door de mens naar God werd opgezonden. Zij waren als reukwerk voor Gods aangezicht (Ps. 141:2; Op. 5:8; 8:3-4).

b.Illustratief voor de grote waarde die aan wierook werd gehecht, is de volgende passage uit een van de wijsheidsgeschriften: ‘De gedachtenis van Josia is als geurig wierook, door een reukwerker bereid’ (Sir. 49:1). Koning Josia betoonde zich een ware zoon van David. Hij ging in de voetsporen van zijn roemruchte voorvader. Zijn gedachtenis is een zegen voor het nageslacht.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 31; 66; 115; 141; Gezang 111; 137; 145 (= Gezangen: 590; Liturgie: 508); 153; 166 (= Gezangen 604; Liturgie: 479); Bijbel I: 48; Evangelie: 10; Liturgie: 597.

b.Poëzie:

Michel Coune, Bruidszang bij het Hooglied, Averbode/Kampen 1992, blz. 75-76: ‘Je beide borsten, twee welpen’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 129: De zegen’. Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 126: ‘Een tuin met een hek er om…’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 21: ‘De schriftgeleerden en de wijzen’. c.Verwerking:

De functie en symboliek van wierook zijn verbonden met opstijgen. De geur en rook van brandende wierook stijgen op. Degene die het aansteekt richt zich omhoog, richt zich tot een adres boven. Wierook is een van de weinige middelen die zo indringend de verlangde of de veronderstelde relatie tussen hemel en aarde zichtbaar maakt. Daarom is wierook in de meeste religies gewild, vroeger en nu. In sommige christelijke kerken ontsteekt men wierook tijdens een gebed en verbeeldt aldus de indringendheid van de bede. Ook op bijzondere momenten, ter verhoging van de intensiviteit, kan wierook zinvol zijn. In Zonder beelden sprak hij niet tot hen, een boek van Hein Vrijdag (Hilversum 1988, blz. 158), zegt een priester: ‘Op Pinksteren zijn we de viering begonnen met het branden van wierook in een grote brede schaal. We zijn de dienst biddend begonnen, op onze knieën, samen smekend om de goede Geest. Daarbij zeiden we iets in deze geest (Geest): “Mogen onze woorden tot God doordringen; moge ons gebed welriekend zijn, moge zijn geest ons vervullen als de geur van deze wierook”.’ Zo kan wierook in de christelijke traditie fungeren. Thema’s rondom wierook zijn bijvoorbeeld: bidden, dankbaarheid, verlangen, herinnering.

Verwijzing

Het woord wierook heeft duidelijke raakvlakken met ‘mirre‘ en ‘reuk‘ (beide woorden vanwege de reuk). Daarnaast toont het verwantschap met ‘offer‘ (denk aan het reukoffer) en ‘vuur‘ (vaak gepaard met rook).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken