Menu

Basis

Handreiking (2): wie was voor jou inspirerend?

Redactieleden over ‘gewone’ inspirerende mensen

Redactiemedewerkers van Herademing beschreven ‘gewone mensen’ die zij als inspirerend hebben ervaren. Wellicht inspireren de verhalen u en jou bij de vraag: wie was voor jou inspirerend?

(beeld: Rob Visser)

Kleine zusters

Toen ik vijf jaar geleden op Amsterdam IJburg kwam wonen ging ik een keer met de tram naar de Nicolaaskerk tegenover het Centraal station. In de tram ontmoette ik drie kleine zusters van Jezus. Zij hadden hetzelfde einddoel en woonden ook op IJburg. Daar waren zij aangeland na jaren in het centrum van Amsterdam gewoond te hebben.

Zo bescheiden als hun naam waren ook de woningen waar zij al die jaren in samenwoonden. In het centrum woonden zij een tijdlang op een woonboot, die een oase werd in die drukke stad. Toen iemand ooit de vraag stelde: ‘Wat dóen kleine zusters dan zoal?’ – doelend op grootse daden – had de vurigste van de drie ad rem geantwoord: ‘Wij doen niets, wij sluiten vriendschappen…!’

Zo heb ik dat ook ervaren. Drie vrouwen die aanwezig waren op IJburg en vriendschappen sloten. Hoe ze dat deden? Door naast de drugsgebruiker te gaan zitten op een bankje en eens te luisteren naar zijn of haar verhaal. Door contacten te leggen over de grenzen van geloof heen met de protestantse kerk op IJburg en met de moskee. Door in kleine kring thuis te bidden en eucharistie te vieren, waarbij lief en leed werd gedeeld.

Op IJburg woonden zij in een flat boven de HEMA. Als ik met de lift naar boven ging en daar als altijd gastvrij werd ontvangen, was de hemel voor mijn gevoel precies daar aanwezig. Deze kleine zusters van Jezus zijn in alle bescheidenheid een groot geschenk voor de wereld.

Neely Kok is emeritus predikant, contextueel pastor, begeleider van meditatiegroepen en kloosterweekenden en redacteur van Herademing.

Moeder

Mijn moeder, Nel van Kleef (1927-2017), was een blijmoedige en vriendelijke vrouw met belangstelling voor andere mensen, met wie ze gemakkelijk in gesprek raakte. Haar vader was tuinder en verbouwde aardappelen en kool in de Langedijk. Na de lagere school mocht ze naar de naaischool en dat kon ze heel goed. Na de oorlog ging ze eens per week naar Bloemendaal om daar voor een sjieke familie naaiwerk te verrichten. Ze was ook akela bij de pas opgerichte rooms-katholieke jeugdbeweging, de welpen, waartoe ze ook ons inspireerde.

Ik was de oudste van zeven kinderen en hield van mijn moeder. Al vroeg deden we mee in het huishouden. Aardappelen schillen, afdrogen, boodschappen doen. In de zomervakantie helpen op het land om zo te sparen voor een nieuwe fiets. Toen ik tien jaar was, ging mijn moeder op een bloemschikcursus en dat vond ik fantastisch. Hoe je bloemen zo kon schikken, dat ze hun schoonheid volop konden uitstralen. Ik heb veel geleerd van haar werkstukken en later op het kleinseminarie mocht ik de bloemen in de kapel verzorgen.

Mijn moeder stimuleerde ons om mee te doen met andere kinderen aan sport en spel. Vriendjes en vriendinnetjes waren thuis altijd welkom. Ze gaf ons de ruimte en het vertrouwen om de wereld van het dorp te verkennen. Dat kon toen nog met weinig auto’s op de weg en mensen die met elkaar bekend waren.

Mijn moeder was ook lid van het vrouwengilde. Dat was in de jaren zestig en zeventig een soort emancipatiebeweging voor en van rooms-katholieke vrouwen. Eens per maand was er een thema-avond met een spreek(st)er rond actuele en nieuwe kwesties. Daarover werd ook bij ons thuis onder de warme maaltijd gesproken. Spannende onderwerpen als samenwonen, de politiek en de vredesbeweging kwamen op tafel en mijn moeder en vader deden van harte mee.

Ze was gevoelig voor hoe het hoorde en wat de buren ervan vonden. Maar aan de andere kant was ze ook nuchter westfries, kwam ze op voor rechtvaardigheid en was ze voor uitpraten, liever dan toedekken of onder de tafel stoppen. Ze was spontaan en zei wat ze dacht.

Mijn moeder en vader zijn hun hele leven gelovig en kerkgang(st)er gebleven. Eens per jaar gingen ze samen op bedevaart naar het Maria-heiligdom in Heiloo om God te danken voor alles wat hen dat jaar was gegeven en om zegen te vragen voor de toekomst. Ik weet nog goed dat wij als pubers niet meer naar de kerk wilden en vroegen waarom we elke zondag moesten. Mijn moeder zei: ‘In de kerk kun je stilstaan bij je zelf, bij wie je bent, en dat is goed.’ En dan bedoelde ze: daar kun je in contact komen met je ware zelf, je verlangen, je eigen waarheid. Even weg uit de drukte, de afleidingen, het vele, de wereld van je ego zouden wij nu zeggen. Daar in de kerk kun je de schat van je ziel opgraven. ‘En je hoort er iets, waar je wat aan kunt hebben in je leven.’ Zo zei ze dat en ik zal het nooit vergeten.

Ze inspireert me tot een blijmoedige en vriendelijke manier van leven, tot oog hebben voor mensen die het moeilijk hebben, tot schoonheid nastreven, contact durven maken met andere mensen, geloofsvertrouwen vinden, spontaan en jezelf blijven en genieten van alles wat groeit en bloeit in de prachtige natuur waarin we leven en wonen.

André Wesche (1952) is/was theoloog, rooms-katholiek pastoraal werker, ‘gastarbeider’, in Hoorn en de binnenstad van Amsterdam, daarna geestelijk verzorger in de GGZ in Castricum en Hoorn. Reeds lang betrokken bij de oecumenische Dominicuskerk in Amsterdam.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken