Menu

Premium

Hoer en hoererij

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De bekende typering van prostitutie als ‘het oudste beroep ter wereld’ wordt door oud-oosterse teksten niet weersproken. In geschriften uit alle oude culturen wordt gewag gemaakt van vrouwen die zich voor hun seksuele diensten laten betalen: van Babylonië tot Griekenland, van Egypte tot Perzië. Op die regel maakt Israël geen uitzondering. Ook in de bijbel komen hoeren voor. Hun bestaan wordt niet ontkend en hun praktijken niet doodgezwegen. Het realisme van de bijbel verbiedt een idylle op te roepen die met de werkelijkheid in strijd is. Hoeren zijn er en ze zullen ook niet uit de wereld verdwijnen. Tegelijkertijd legt de bijbel zich niet bij de realiteit neer en laat zich in zeer kritische zin uit over hoererij en ontucht.

Grondtekst

In het Oude Testament betekent het werkwoord zanah ‘zich met iemand anders inlaten’, ‘ontrouw zijn’, ‘ontucht plegen’, ‘zich als hoer gedragen’ (Ps. 106:39; Jer. 3:6.8; Ez. 23:19; Hos. 3:3). In de patriarchale samenleving van het oude Oosten wordt dat (met uitzondering van Num. 25:1) met name van vrouwen gezegd: ‘isjsjah zonah is een ontuchtige, een vrouw die zich soms prostitueert of van hoererij haar beroep heeft gemaakt (Lev. 21:7; Joz. 2:1; Richt. 11:1; 16:1; 1 Kon. 3:16), een deerne of hoer –zonah (Gen. 34:31; 38:15; Joz. 6:17). Het Oude Testament kent ook het woord qedesjah – een aan God gewijde vrouw, een (tempel)deerne (Gen. 38:20-23).

Het Nieuwe Testament sluit zich bij het spraakgebruik van de Griekse omgangstaal aan: pornè, ‘hoer’, komt 12x voor, waarvan tweemaal metverwijzing naar Rachab (Hebr. 11:31; Jak. 2:25); in Openbaring is vijfmaal sprake van de grote hoer ter karakterisering van de wereldstad ‘Babylon’ (Op. 17-19). Het woord porneia, ‘hoererij, ontucht’, komt 26x voor. Paulus gebruikt het vijfmaal in 1 Kor. 5-7, terwijl het zevenmaal in Openbaring te vinden is (2:21; 9:21; 14:8; 17:2,4; 18:3; 19:2). Het werkwoord porneuoo staat eenmaal in de evangeliën (Mar. 10:19), tweemaal in de brieven van Paulus (1 Kor. 6:18; 10:8) en vijfmaal in Openbaring (2:14,20; 17:2; 18:3,9). Dat genoemde termen vooral in het laatste bijbelboek voorkomen zegt al iets over hun symbolische betekenis.

Letterlijk en concreet

a.De oud-oosterse wereld kende verschillende vormen van prostitutie: profaan, maar ook cultisch. In Perzië bestond het algemeen geaccepteerde gebruik dat meisjes zich eenmaal in hun leven in de tempel prostitueerden. In vrijwel geheel voor-Azië waren aan tempels grote aantallen (in sommige gevallen is sprake van zesduizend) prostituees verbonden. Dat gold met name in die gebieden waar moedergodinnen werden vereerd. De verdiensten van deze tempelprostituees vloeiden in de kas van het heiligdom. Zij hadden hun leven en hun lichaam aan de godheid gewijd. Deze vorm van prostitutie kwam ook in de Kanaanitische cultus van Baäl en Astarte veelvuldig voor en was dientengevolge aan het volk Israël bekend.

b.In Griekenland was tempelprostitutie minder geaccepteerd. Het werd waarschijnlijk alleen gepraktiseerd in Athene en Korinte. In de laatstgenoemde stad stond de beroemde tempel van Afrodite, bevolkt met omstreeks duizend aan de godin gewijde deernen. Het is aannemelijk dat in die steden deze cultus werd toegelaten en kon bloeien, omdat zij belangrijke verkeersknooppunten waren en uitgebreide handelsbetrekkingen hadden met de oosterse wereld. Daarentegen was profane prostitutie in de Griekse wereld een algemeen voorkomend verschijnsel. Seksualiteit werd als net zo belangrijk, noodzakelijk en normaal gezien als eten en drinken. Van hoog tot laag onderhielden gehuwde mannen hun ‘vriendin’ (hetaira – een eufemistische uitdrukking voor een vrouw die in ruil voor geld en goederen seksuele diensten verrichtte). Ook in die wereld was de dubbele moraal zeer evident aanwezig: gehuwde vrouwen was iedere vorm van buitenechtelijk geslachtsverkeer ten strengste verboden.

c.In het Oude Testament is de hoer een bekende verschijning. Om haar rechten te verdedigen speelt Tamar de rol van hoer en haar schoonvader Juda maakt zonder ethische bezwaren gebruik van haar diensten (Gen. 38:15-19). Voorafgaande aan de intocht in het beloofde land krijgen twee verspieders van Jozua de opdracht het land te verkennen. In Jericho brengen zij de nacht door in het huis van een hoer, Rachab, die uiteindelijk hun leven redt (Joz. 2:124). Simson bezoekt in Gaza een vrouw die van de liefde leeft (Richt. 16:1-3). Salomo heeft zijn spreekwoordelijke wijsheid nodig om een ernstig conflict tussen twee hoeren tot een bevredigende oplossing te brengen (1 Kon. 3:16-28). Uit deze opsomming valt op te maken dat ook in de wereld van de bijbel sprake is van een dubbelemoraal: mannen, ook gehuwde mannen, bezoeken prostituees.

d.De tempelprostitutie in de Kanaanitische wereld vormde voor het volk Israël zowel een bedreiging als een voortdurende verleiding. In het verhaal over Tamar wordt het vermoeden uitgesproken dat de onbekende hoer een (tem-pel)deerne is geweest (Gen. 38:20-23). Zelfs in de tijd van de koningen werden hoogten gebouwd waarop afgoderij bedreven werd en waar ‘aan ontucht gewijden’ werkzaam waren (1 Kon. 14:24; 22:47). In de profetische literatuur wordt elke verbinding tussen cultus en prostitutie ten strengste verboden (Jer. 3:2; 5:7-9; Am. 2:7). Het gevolg is dat ook de profane prostitutie steeds meer veroordeeld wordt. Geboden die zich in eerste instantie richtten tegen de tempelpros-titutie worden vervolgens betrokken op elke vorm van ontucht (Lev. 19:29; 21:9; Deut. 23:2). In de wijsheidsliteratuur klinken dientengevolge herhaaldelijk de waarschuwingen tegen ‘de vreemde vrouw’ (Spr. 5:1-23 en 6:24-35).

e.In het Nieuwe Testament verrast de openheid en vergevingsgezindheid waarmee Jezus zich tegenover hoeren en overspeligen opstelt (Mat. 21:31; Joh. 8:1-11). Zij behoren kennelijk tot de verloren schapen voor wie hij zich verantwoordelijk weet (Mat. 15:24; Luc. 15:1-32). Het is geen toeval dat Paulus in zijn brief aan de gemeente te Korinte het thema hoererij aan de orde moet stellen. In die stad was immers een grote en alom bekende tempel gewijd aan Afrodite waaraan ongeveer duizend prostituees verbonden waren. De apostel verwijt de gemeente dat er grove zonden voorkomen (1 Kor. 5:1-13) en roept haar op ‘wie niet deugt uit haar midden weg te doen’ (vs. 13).

Beeldspraak en symboliek

a.Wie ontucht pleegt, berokkent zijn/haar huwelijk schade. Wie zich met hoererij inlaat, is ontrouw aan zijn/haar partner. De negatieve waardering van ontucht/hoererij in de profetische literatuur maakt een symbolisch gebruik mogelijk. De profeet Hosea krijgt de opdracht ‘een hoerige vrouw’ te huwen en ‘hoerenkinderen bij haar te verwekken, want werkelijk, het land loopt door zijn overspel van de Heer weg’ (Hos. 1:2). Bij dit bevel blijft het niet: ‘De Heer sprak opnieuw tot mij: Nu moet u een vrouw liefhebben die zich door een ander laat liefhebben en overspel pleegt. U moet hetzelfde doen als de Heer, die de zonen van Israël liefheeft, hoewel die zich tot andere goden keren’ (Hos. 3:1). Het volk Israël wordt voorgesteld als de echtgenote van God (vgl. Hos. 4:18; 5:3). Zij is ontuchtig geworden, zij gedraagt zich als een hoer, omdat zij andere goden vereert.

b.Dit aanstootgevende beeld heeft de profetische literatuur diepgaand beïnvloed. Over de stad Jeruzalem vertelt de profeet Jesaja dat ‘de getrouwe veste tot een hoer is geworden’ (Jes. 1:21; vgl. Jes. 57:7-13). In het boek van de profeet Jeremia klaagt God het volk Israël aan: ‘In de tijd van koning Josia zei de Heer tegen mij (Jeremia): Hebt u gezien wat Israël, de afvallige, gedaan heeft? Hoe ze op de bergen bij elke groene boom ontucht heeft bedreven?’ (Jer. 3:6). De inwoners van Juda blijken overigens geen haar beter te zijn. Zij worden door de profeet als ‘trouweloos’ gekenschetst (Jer. 3:7-13). Dit beeld van ontucht wordt in het boek van Ezechiël zelfs uitgewerkt tot uitvoerige allegorieën (Ez. 16 en 33).

c.In het Nieuwe Testament worden lijnen uit het Oude doorgetrokken en geactualiseerd. Dat blijkt het duidelijkst in het boek Openbaring. In dit apocalyptische geschrift wordt de profetische prediking geradicaliseerd. Hoererij en ontucht worden nu zinnebeeldig gezien als het principiële verzet tegen de God van Israël, de antigoddelijkheid bij uitstek en in ultieme vorm. Dat weerspiegelt zich in de eerste plaats in de naam ‘Babylon’: de grote vijand uit het Oosten die zich nu weer in het Westen, in Rome, manifesteert, terwijl die stad beheerst wordt door ‘de grote hoer’. Zij is de samenvatting en culminatie van alles wat zondig, slecht, onmenselijk en anti-goddelijk is. Ongetwijfeld staat dit Babylon tegenover het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel op de nieuwe aarde zal komen (Op. 2122), en contrasteert ‘de grote hoer’ met de vrouw uit Openbaring 12 waarvan verteld wordt dat zij met de zon is bekleed.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 1; 37; 50; Gezang 9; 59; Eva I: 5; 8; II: 10; 16; Gezegend: 101; Mond: 18; Zingend VI: 49.

b.Poëzie:

Bertus Aafjes, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1990, blz. 295: ‘Hoer’. Hans Bouma, Mijn God, Kampen 1997, blz. 201: ‘Liefde is het meeste’.

Judith Herzberg, Doen en laten, Amsterdam 19977, blz. 197: ‘Minnaars minnaars’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 15: ‘Izebel’. Anton Korteweg, Geen beter leven, Amsterdam 1985, blz. 52: ‘Binnen’. J. Slauerhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1998, blz. 150: ‘Aan den Verleider’. Karel van de Woestijne, Verzamelde gedichten, Brussel/Den Haag 19673, blz. 164: ‘De meiskes uit de taveernen’.

c.Verwerking:

Het begrip hoer is niet gemakkelijk om uit te leggen. Het roept bij hoorders voornamelijk negatieve associaties op. De moeilijkheid is nog groter als we ons realiseren dat de hoer een vrouw is en dat de negatieve beeldspraak in de bijbel – zie de vergelijking tussen het ontrouwe Jeruzalem of Israël met een vrouwelijke hoer -aan de latere beeldvorming van de vrouw geen goed heeft gedaan. De feministische lezing van de bijbel toont scherp de invloed van bepaalde teksten op het beeld van de vrouw in het algemeen. Bij de verwerking van het begrip hoer zullen we daarmee rekening dienen te houden. Thema’s die vanuit het begrip naar voren komen, zijn onder andere: ontrouw, vijandschap, goddeloosheid, ongehoorzaamheid. Maar in de betreffende bijbelverhalen komt veelal ook de tegenzijde van deze thema’s naar voren: trouw, nabijheid, gehoorzaamheid, vroomheid.

Verwijzing

Het besproken woord verwijst allereerst naar ‘vrouw‘. Voorts heeft het raakvlakken met ‘lichaam‘, ‘naaktheid‘, ‘sluier‘ en ‘venster‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken