Menu

Basis

Is woede in staat tot vrede?

Woede kan heilig zijn

vijgenboom
Luister naar de vergelijking met een verdorde vijgenboom. (beeld: Drago Gazdik, Pixabay)

Jezus kon woedend worden, zijn leerlingen naderhand ook. Jakobus waarschuwt voor de gevaren van een scherp gebruik van de tong. Woede voor de heilige zaak is soms onontbeerlijk, zoals de woede over de wapenwedloop of de woedende Greta Thunberg laten zien. Maar woede moet geen deuren dichtgooien. Beheerste woede kan leiden tot vrede. Paus Franciscus deed in zijn encyclieken een poging.

‘Persoonlijk geloof ik dat we tot vrede in staat zijn’, zegt Johannes XXIII aan het einde van zijn beroemde encycliek Pacem in Terris. Maar is onze woede dan niet vaak spelbreker? Woede kan grote, negatieve gevolgen hebben. Verschillende uitdrukkingen waarschuwen om iemand ‘tegen je in het harnas te jagen’. ‘Kwaad worden is menselijk, kwaad blijven is duivels’, aldus een gezegde. Door onze woede kunnen we ons achteraf opgelaten en zelfs schuldig voelen, schaamte volgt niet zelden op woede. En toch, woede kan ook de lucht klaren en voorafgaan aan een nieuwe ontmoeting en dialoog, nieuwe ‘vrede’ zelfs: met jezelf en anderen.

Ook Jezus moet regelmatig erg woedend zijn geweest

Woede kan dus begrepen worden als een negatief én als een positief begrip. Met vrede is dat net zo. ‘Negatieve vrede’, zo heet de afwezigheid van oorlog. Het actief bevorderen van rechtvaardige verhoudingen binnen en tussen volkeren staat pas voor ‘positieve’ vrede. Sommige spirituele scholen zien ‘vrede in jezelf’ als ultiem vredesdoel, maar zo blijft er wel veel buiten haakjes. Bij het schrijven over woede en vrede spelen naast theoretische onderscheidingen ook theologische begrippen mee, bijvoorbeeld wat ‘Liefde’ hierin betekent. Ze zijn op de achtergrond vanzelfsprekend aanwezig.

De heilige woede van Jezus

De menselijke en duivelse kant van woede komen we in de Bijbel op meerdere plaatsen tegen. Niet alleen de oudtestamentische profeten, ook Jezus moet, gezien zijn vele confrontaties met kwaadwillende uitdagers, regelmatig erg woedend zijn geweest. Hij hield die vraagstellers enerzijds voor: ‘Oordeelt niet, dan zal God niet oordelen over u.’ (Matteüs 7:1) Maar je merkt dat in zijn reacties op de vele strikvragen van schriftgeleerden en farizeeërs niet malse oordelen over hen doorklinken.

Ze blijken uit zijn scherpe tegenvragen, uit het feit dat hij juist niet op ze ingaat of uit zijn storytelling, waarmee hij zijn boodschap overbrengt. ‘Wie oren heeft, die hore!’ klinkt het daarna regelmatig. Communicatieve vaardigheden waarmee Jezus, lijkt het wel, zijn verontwaardiging over hypocrieten en een steriel geworden geloofssysteem in toom houdt.

Luister zo eens naar de vergelijking met een verdorde vijgenboom, die zijn ‘bladeren’ verliest. Of naar het verhaal over de twee zonen, waarvan de één ja zegt en nee doet en de ander nee zegt, maar toch in vaders wijngaard gaat werken. Wie weet zich verantwoordelijk? Onmiddellijk erna stopt Jezus toch weer zijn indirecte benaderingen, en richt zich tot zijn uitdagers zonder nog een blad voor de mond te nemen: ‘Tollenaars en hoeren zullen eerder het Hemelrijk binnen gaan dan jullie!’ (Matteüs 24:18-32)

Zijn woedende ‘nee’ heeft hem ten slotte aan het kruis gebracht

Ga mee met Jezus op zijn eerste Aliyah, de opgang naar de Tempel in Jeruzalem tijdens een van de pelgrimsfeesten. Op het Tempelplein ontsteekt hij in woede bij het zien van de handel in offerdieren, indertijd een belangrijke inkomstenbron voor de priesters. Hij jaagt de handelaren weg, gooit tafels van de geldwisselaars omver en ook de stoelen van mannen die duiven verkopen. Jezus was even behoorlijk driftig: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis zal een huis van gebed zijn.” Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’

Al zijn Aliya’s naar Jeruzalem eindigen in conflicten en woordenwisselingen. Bij de vierde en laatste opgang naar de Tempel verzeilt Jezus in een wel heel heftig twistgesprek. Weer lezen we over strikvragen, Jezus’ tegenvragen en gelijkenissen. Hij houdt het bij woorden, maar zijn toon is uitgesproken woedend. De farizeeërs en schriftgeleerden krijgen te horen dat zij zichzelf verheffen en verrijken. Zeven keer maar liefst noemt hij ze ‘Huichelaars!’ (Matteüs 23:13-29) Het tekende zijn felheid over de voortdurende misstanden bij de tempelelite en aan het Herodiaanse hof. We weten dat hij daarvoor de hoogste prijs moest betalen. Zijn woedende ‘nee’ heeft hem ten slotte aan het kruis gebracht. Hij heeft die marteldood als een offerdier aanvaard: verlaten, geweldloos, maar in overgave aan de Vader tot het eind.

Met je tong kun je veel kwaad doen.
(beeld: Foto-RaBe, Pixabay)

Woede en schaamte in de Jakobusbrief

Veel van Jezus’ leerlingen zijn hem tot in hun eigen marteldood gevolgd: Stefanus, Petrus, Paulus, zijn broer Jakobus de Meerdere, enzovoorts. Ook in het vrijmoedig getuigen van de waarheid. Van zijn andere broer, Jakobus de Mindere, weten we niet hoe die gestorven is. Wel dat hij in de brief die op zijn naam staat, opmerkelijke adviezen geeft over hoe om te gaan met eigen woede en agressie. Was dat zomaar verstandige coaching? Of vroeg de executie van de Meester ook om een moment van bezinning?

Deze brief is een van de oudste van het Nieuwe Testament, met een tamelijk precieze datering: het jaar 62. Uitbarstingen van woede houden deze broer van Jezus hevig bezig. Hij lijkt zijn eigen vooral joodse volgelingen te willen behoeden voor de gevolgen van ongeremde woede, ook die van tegenstanders. De metaforen van Jakobus zijn heel beeldend. Hij begint positief: ‘Als we een paard teugels omdoen, gehoorzaamt het dier ons. We kunnen zijn hele lichaam besturen. En kijk eens naar de schepen. Ook al zijn ze nóg zo groot en is de wind nóg zo sterk, ze worden bestuurd door een heel klein roer. Ze varen daarheen waar de stuurman ze wil hebben. Zo is ook de tong maar een heel klein lichaamsdeel, maar met een grote invloed.’ (Jakobus 3:3-5) Daarna wordt de toon waarschuwend: ‘Bedenk eens hoe klein het vlammetje is dat een heel bos in brand kan zetten! Je tong is net als dat vlammetje. Want met je tong kun je veel kwaad doen. Je tong kan je hele lichaam vergiftigen met het vergif dat ze spreekt. Ze heeft er veel invloed op hoe je leven er zal uitzien. Als je tong in brand gezet is door de hel, zet ze je hele leven in brand!’ (Jakobus 3:6-7)

Jezus werd na een misdadig complot vermoord, zijn tong ‘sprak geen gif’, integendeel, maar ze was wel ‘in brand’ gezet, door de Hemel zelf. Welke lessen trekken wij uit dat verschil?

‘Heilige’ woede komt voort uit diepe onvrede over onrecht plus machteloosheid. Woede is ‘liefde in het nauw’ zei de Duits-Amerikaanse theoloog en filosoof Paul Tillich (1886-1965). Heilige woede ‘bevrijdt’, maar kan je ook achterlaten met schaamte over onbezonnenheid en eigen schuld. Maar woede hoeft niet per se negatief te zijn. Ze is niet altijd een woord voor negatieve krachten die mensen meeslepen en waardoor ze zichzelf later tussen de brokstukken terugvinden. Bij Jezus baande woede zich een weg. Hij beet er zijn tong niet steeds bij af, zijn soevereine slachtofferschap hielp de leerlingen, drie dagen na zijn dood al, te beseffen dat zijn dood niet zinloos was geweest en dat hij méér leefde dan ooit. Weken later realiseerden ze zich, dat ze zelf met eigen vurige tongen op weg moesten gaan.

De leerlingen moesten met eigen vurige tongen op weg gaan

Toch blijft de vraag of ‘het navolgen’ van Jezus hetzelfde is dan hem zomaar ‘nadoen’. Jakobus schrijft iets verderop: ‘We prijzen en vervloeken met dezelfde mond! Dat is niet goed, broeders en zusters! Uit een bron komt toch ook niet de ene keer zoet water en de andere keer bitter water? Aan een vijgenboom groeien toch geen olijven, en aan een wijnstruik groeien toch geen vijgen? Net zó kan uit een bron niet zout én zoet water stromen.’ (Jakobus 10:12) Ik lees het zo: beoefen in de navolging ‘de onderscheiding der geesten’ zoals Ignatius van Loyola (1491-1556), oprichter van de jezuïetenorde, dat in zijn geestelijke oefeningen noemt. Onderscheid steeds je gevoelens, herken de verschillende tongen waarmee je zou kunnen spreken, kies de meest heilzame en effectieve manier.

Een demonstratie voor vrede.
(beeld: wal_172619, Pixabay)

Woede en schaamte in de vredesbeweging

De vredescampagne van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) tegen de kernbewapening begon in 1977 als een initiatief vanuit de Nederlandse kerken. De campagne betekende toen voor veel mensen een morele én politieke oefening. Om ‘de geesten’ bij zichzelf en anderen te onderscheiden. Maar ook om als volgelingen van Jezus goed om te kunnen gaan met woede en schaamte over eigen machteloosheid. En om een weg te helpen vinden uit een voortdurend, uitzichtloos conflict.

IKV en de katholieke vredesorganisatie Pax Christi werden wezenlijk gevoed door woede en frustratie over een zelfgenoegzaam ‘veiligheidssysteem’ dat vrede in de wereld durfde te funderen op een wederzijds vermogen hele werelddelen weg te vagen. Er was bij Ben ter Veer, de strateeg van de beweging, onverholen woede over de massale gijzeling van hele bevolkingen binnen dat afschrikkingssysteem, omwille van de vrede, maar zonder uitzicht op een democratisch en ethisch aanvaardbaar veiligheidssysteem. Ter Veer zei vaak: ‘De Oost-Europeanen betalen de prijs voor onze vrijheid.’ Die uitspraak provoceerde, zette twee polen tegelijkertijd onder spanning, die van ‘vrede in vrijheid’ en die van ‘mensenrechten’. In deze kortsluiting knetterden ‘woede’ en ‘schaamte’ mee. Er waren politici en analisten die dit afschrikkingssysteem helemaal zo gek nog niet vonden, de vredesbeweging op arrogante toon terechtwezen en maar bleven herhalen dat deze geen gevaarlijke ‘illusies’ moest najagen.

‘De Oost-Europeanen betalen de prijs voor onze vrijheid.’

Daartegenover bleven Ter Veer en het IKV hun inclusieve boodschap uitdragen. Je vindt die al terug in het Manifest tegen de kernwapens uit 1977 waarin de ‘wederzijds verzekerende massavernietiging’ categorisch werd afgewezen. Om meerdere politieke en morele redenen. Maar opmerkelijk ‘het meest omdat in het afschrikkingssysteem de omgang van mensen zo volstrekt ontaard is, dat we ons er diep voor schamen’. Intussen werd de eigen achterban toegerust met een goede toon en in een geest van geweldloosheid.

Greta Thunbergs woede: ‘How dare you?’
(beeld: Sonia Mertens, Pixabay)

Woede en schaamte in de klimaatbeweging

Woede en schaamte blijven een belangrijke combinatie voor de vredesbeweging en andere sociale bewegingen, tot op vandaag. Ik zag ze samen terug in september 2019 toen de jonge klimaatactiviste Greta Thunberg met tranen in de ogen de wereldleiders, bijeen in het gebouw van de Verenigde Naties, toebeet: ‘How dare you?’ Ofwel: hoe kunnen jullie zo schaamteloos zijn? Ze liet zich niet paaien door hun complimentjes en beschuldigende hen ervan, dat ze de catastrofe van de klimaatverandering aan het afwentelen waren op de volgende, háár generatie. Ze keek hen recht in de ogen en oordeelde: ‘This is all wrong!

Trump keurde haar geen blik waardig en twitterde dat Greta zich belachelijk had gemaakt, zich voor haar woede-uitbarstingen moest laten behandelen en eens met een vriendje naar de film moest gaan. Paus Franciscus daarentegen had haar, eerder dat jaar, wél ontmoet en een hart onder de riem gestoken. Hij bevestigde haar juist in haar woede. Niet zo verwonderlijk, want zijn eerste encycliek Laudate si! (2015) ging over de bedreiging door mensen en machten van de Schepping. Zijn tweede brief Fratelli tutti (2020) over broederschap en sociale vriendschap onderstreepte de betekenis van warme sociale bewegingen, die onmisbaar zijn om onze wereld te helpen redden en haar toekomst te geven.

Na onheilige woede hangt de deur uit zijn hengsels

Beide teksten kenmerken zich door hun uitgesproken positieve toon, maar je proeft in Laudate si! ook de onderliggende woede en schaamte over hoe christenen zelf met de wereld zijn omgegaan. Franciscus distantieerde zich van de antropocentrische buitensporigheid van de moderne tijd die ‘iedere verwijzing naar iets gemeenschappelijks en iedere poging de maatschappelijke banden te versterken, blijft ondermijnen’. Hij stak daarbij de hand in eigen boezem: ‘Een niet adequate presentatie van de christelijke antropologie heeft uiteindelijk een verkeerde opvatting bevorderd van de relatie van de mens met de wereld.’ Hij sprak niet meer over de mens als ‘kroon der Schepping’. Hij noemde dat ‘een Prometheïsche droom van heerschappij over de wereld […] die de indruk heeft gewekt dat zorg voor de natuur iets voor zwakke figuren is’. Voor hem is de mens niets meer of minder dan een ‘verantwoordelijke beheerder’. (Laudate si! 116)

Woede schept in één keer grote afstand, terwijl er de drang achter kan zitten de communicatie juist open te breken. Het is daarom zinvol eigen woede en de motieven erachter met het ‘onderscheiden van de geesten’ te blijven onderzoeken. Wellicht moet er toch weer een keer samen een weg vooruit gelopen worden. Woede hoeft niet altijd negatief te zijn, zagen we, ze kan zelfs heilig zijn. Maar ze kan zeker óók onheilig worden, zodat alleen een spoor van rancune en vernieling zichtbaar blijft. Er wordt dan geen deur opengerukt, zelfs niet dichtgeklapt, maar de deur hangt daarna uit zijn hengsels. Niemand kan er nog doorheen. Daarom blijft waakzaamheid geboden en daarom, zagen we, is het goed dat schaamte in de buurt blijft. Om het eigen geweten te kunnen onderzoeken en om ook het geweten bij de ander aan te kunnen spreken. Alleen zo blijft woede, naar we mogen hopen, tot vrede in staat.

Gied ten Berge (74) is socioloog en theoloog. Hij werkte 35 jaar voor IKV en Pax Christi. Hij is mede-oprichter van Kairos Palestina Nederland en was voorzitter van het Steuncomité Israëlische Vredes- en Mensenrechtenorganisties (SIVMO). Hij promoveerde in 2020 op het onderwerp ‘Pelgrimeren met een missie’.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken