Menu

Premium

Kameel

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De kameel is voor ons westerlingen een bezienswaardigheid. Menigeen heeft tijdens zijn of haar bezoek aan het Midden-Oosten even rondgereden op de rug van een kameel. Maar welk belang dit dier voor de oosterse mens in de Oudheid heeft gehad, en nog wel heeft, valt niet direct af te lezen van onze toeristische rondrit.

De bijbel vermeldt het dier herhaaldelijk. Toentertijd was het een dier van onschatbare waarde voor mensen, in het bijzonder voor nomaden.

Grondtekst

De gamal is in het Oude Testament de eenbultige kameel. Het dier wordt 54x genoemd, waarvan 24x in de aartsvaderverhalen en daarvan weer 18x in Genesis 24. Onder bikrah kunnen we de jonge vrouwelijke kameel verstaan (Jer. 2:23) en onder beker de jonge kameelhengst (Jes. 60:6). Er lijkt etymologisch een verband te zijn met ons woord kameel (gml-kml).

In het Nieuwe Testament verschijnt de kameel, kamèlos, driemaal in verbinding met het bekende ‘oog van de naald’ (Mat. 19:24; Mar. 10:25; Luc. 18:25), en eenmaal in de verwante beeldspraak mug-kameel in Matteüs 23:24. Het apo trichoon kamèloe duidt de stof van Johannes’ kleed, namelijk ‘kameelhaar’ (Mat. 3:4; vlg. Mar. 1:6).

Letterlijk en concreet

a.Het beeld is al oud, maar blijft de moeite waard: de kameel als het schip van de woestijn. Ze verplaatsen zich met een eigenaardige slingerende gang die enigszins doet denken aan een schip in de deining van de zee. Het typische voortbewegen van kamelen wordt verklaard door het gegeven dat ze telgangers zijn: ze verplaatsen de poten aan één zijde tegelijkertijd naar voren. Kamelen zijn uitgesproken woestijn-dieren. Ze zijn volledig aangepast aan de moeilijke omstandigheden in zeer droge gebieden. Ze beschikken over een fabelachtig uithoudingsvermogen. Per dag kan een kameel die in een goede conditie verkeert, afstanden afleggen van ongeveer 175 km, terwijl hij een last torst van maximaal 200 kilo. Er zijn twee soorten kamelen:met één bult en met twee bulten. In het MiddenOosten komen hoofdzakelijk één-bultige kamelen voor, die dromedarissen worden genoemd.

b.Het land Israël vormt van oudsher een onmisbare schakel tussen enkele grote en invloedrijke cultuurgebieden: Egypte in het zuiden, Syrië en Klein-Azië in het noorden, het Tweestromenland (met de achtereenvolgende wereldmachten: Assyrië, Babylonië en Perzië) in het noord-oosten. Door het land liepen van noord naar zuid enkele druk bereden karavaanroutes. Met het oog op de lange afstanden die afgelegd dienden te worden en de grote hitte en droogte die getrotseerd moesten worden, waren onder die omstandigheden kamelen de meest in aanmerking komende rij- en lastdieren. Jozef wordt door zijn broers aan kooplieden verkocht die op weg zijn naar Egypte: ‘Terwijl zij (de broers van Jozef) zaten te eten, zagen zij ineens een karavaan van Ismaëlieten, die van Gilead kwam. De kamelen waren beladen met gom, balsem en hars; zij waren op weg naar Egypte om de koopwaar daar af te leveren’ (Gen. 37:25).

Als last- en rijdier is de kameel voor de Israëlieten dus van grote waarde. Hij wordt niet alleen gebruikt voor langere reizen (Gen. 24:10), maar ook als oorlogsdier zet men hem in (1 Sam. 30:17). De kameel is in staat om ongeveer tweehonderd kilo bagage op de rug te dragen en tussen de tien en vijftien km per uur af te leggen. Het dier is daarom uitermate geschikt voor woestijntochten, omdat het in de maagwanden een grote hoeveelheid water kan opslaan. In de bijbel is hij een geliefd dier, met name onder de aartsvaders (Gen. 12:16; 24; 30:43; 31:17, 34); 32:7-15[8-16]). Aan de hoeveelheid kamelen die iemand bezit, lezen we zijn rijkdom af.

c.Niet alleen als rij- en lastdier maakt de kameel zich verdienstelijk, hij levert ook melk en haar voor kleding (Mat. 19:24). Het vlees van de kameel mag niet gegeten worden, omdat dit dier als onrein wordt beschouwd (Lev. 11:4; Deut. 14:7). Waarom niet? Omdat Israël een heilig volk is. Het heeft er veel van weg dat deze verboden Israël helpen om uiting te geven aan zijn bijzondere levenshouding, waardoor het zich onderscheidt en zijn identiteit behoudt.

Beeldspraak en symboliek

a.Jeremia schetst aan het begin van zijn boek in zeven beelden de aanklacht tegen Israëls ontrouw. Het vijfde beeld schildert het volk vanGod als een jonge kameelmerrie (2:23). Kenmerk van jonge kamelen is dat zij schots en scheef rondlopen. Er zit geen lijn in. Welnu, zo’n jonge kameel is Israël. Vrouwe Israël heeft geen richting; zij zwalkt van links naar rechts. Wie dient zij eigenlijk, Baäl of de Heer?

b.Tot de beproefde gelovigen verkondigt de profeet dat de tijd zal komen dat de volken kamelen bepakt met goud en wierook zullen zenden naar Israël en dat zij de daden van de Heer zullen roemen (Jes. 60:6). De met geschenken beladen kamelen fungeren hier als de brengers van rijkdom en aankondigers van de heilstijd.

c.Om iemands rijkdom uit te drukken zegt men in de bijbelse tijd: ‘Hij heeft zoveel kamelen’. Dit moeten we niet altijd letterlijk nemen. Een prachtig voorbeeld vinden we in de novelle Job. Aan het begin lezen we dat Job drieduizend kamelen bezit (1:3), die hij op zekere dag allemaal verliest (1:17). Later, na de ramp en na zijn levensstrijd zegent God hem met zesduizend kamelen (42:12). De getallen drieduizend en zesduizend worden vaak voor een eenheid mensen, vooral in het leger gebruikt. Soms ook voor dingen, zoals wagens, spreuken en talenten goud. Steeds gaat het om een grote hoeveelheid. Drieduizend is zeer veel, zesduizend is buitengewoon veel. Met het laatste zegent God Job. Jobs levensverhaal zit als het ware ingeklemd tussen de zegen aan het begin en de zegen aan het slot. De zegen aan het slot is voor de rechtvaardige verdubbeld, ondanks of misschien wel dankzij alle tegenslag. Het leven van de rechtvaardige wordt kennelijk gedragen door Gods zegen, ondanks alle vragen rond het lijden.

d.In de verhalen van de aartsvaders komen we regelmatig de kameel tegen. Het lijkt erop dat de verteller dit dier bewust naar voren schuift. Maar waarom? Wat beoogt hij daarmee? Mogelijk geeft hij impliciet aan dat de aartsvaders gezegende mensen waren, want het bezit van kamelen verwijst naar rijkdom, zo zagen we. Opvallend is de plaats van de kameel in Genesis 24, waar Abrahams knecht op zoek gaat naar de vrouw voor Isaak. Hij begint zijn tocht met tien kamelen (vs. 10) en als hij aan het slot terugkeert laat Isaaks vrouw zich van de kameel glijden (vs. 64). Daar tussenin zijn de kamelen medium tussen Abrahams knecht en Rebekka, als teken en als object en subject van gastvrijheid. Kortom, zij hebben een verwijzend karakter.

e.Op een dag liet Jezus zijn blik rondgaan en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het toch moeilijk voor mensen met geld om het Koninkrijk Gods binnen te gaan’. De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus ging door en zei opnieuw tegen hen: ‘Vrienden, wat is het toch moeilijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het Koninkrijk van God’ (Mar. 10:23-25; vgl. Mat. 19:24 en Luc. 18:25). Een dwaze uitspraak. Een kameel is een tamelijk groot dier, uiteraard te groot om door een naald te gaan. De rabbijnse literatuur kent het even dwaze beeld van de olifant die door het oog van de naald gaat. Met deze hyperbolische beeldspraak wil Jezus een schokeffect teweegbrengen. Hij wil allen die vastzitten aan hun bezit wakker schudden. Niet om hen te kwetsen, maar om hen te bevrijden. In een felle uithaal naar de godsdienstige leiders van zijn dagen gebruikt Jezus een soortgelijke beeldspraak: ‘Gij blinde wegwijzers die de mug uitzift en de kameel doorzwelgt’ (Mat. 23:24). Met andere woorden: de mug zeven zij nauwgezet uit hun drinken, maar de kameel slikken zij door. De mug staat voor het onbelangrijke, de kameel voor het belangrijke in het leven. De leiders van Israël zijn dag en nacht met details bezig. Maar waar het echt om gaat, ontgaat hen. Het kan ook voorkomen dat het kleine en grote even gewichtig zijn, omdat beide verwijzen naar hetzelfde, zoals we lezen in de Talmoed, waar rabbi Eliëzer zegt: ‘Wie een luis op sabbat doodt, is als iemand die een kameel doodt, want doden is doden’ (Sjabbat 12a).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 105; Gezang 3; 47 (= Liturgie: 478); 59; 126; 350; Alles IV: 21; Eerste: 19; Evangelie II: 2; 46; Liederen: 42; Liturgie: 404 (= Gezangen: 818).

b.Poëzie:

Bertus Aafjes, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1990, blz. 298: ‘Kamelen’. Hans Bouma, Mens in weer en wind, Kampen 1998, blz. 45: ‘Overgave’. Maurits Kol, ‘Levenden’, in: Het dierbaarst (red. Henk van Zuiden), Utrecht 1990, blz. 72. Bert Schierbeek,Vlucht van de vogel, Nijkerk 19982, blz. 64: ‘zeven kamelen’

c.Verwerking:

Als thema’s komen naar voren: het gevaar van rijkdom en bezit, het opblazen van kleine dingen en het verwaarlozen van het belangrijkste, profetische eenvoud. Het is wellicht aardig om te vertellen dat in de Middeleeuwen de kameel als beeld wordt gebruikt voor matigheid (hij houdt water lang vast) en nederigheid (hij knielt bij het bepakken).

Verwijzing

Ten aanzien van harige mantel van Johannes verwijzen we naar de bespreking van ‘kleding‘. Zie voorts ‘paard‘ en ‘dier‘.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken